Geschiedenis

De Osdorperpolders

De Osdorperpolders zijn de aan weerszijden van de Osdorperweg in Amsterdam Nieuw-West gelegen polders.

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

Het gebied tussen Amsterdam en Haarlem werd in de 10e tot 13e eeuw in cultuur gebracht. De Osdorperpolders waren van de 14e tot de 20e eeuw veenweidegebied. Het gebied ten zuidwesten van de Spaarndammerdijk tot aan de Osdorperweg werd op 16e-eeuwse kaarten aangeduid als Spierinxhoorn. Dit was sinds 1567 ingericht als polder. Na aanleg van de Haarlemmervaart in 1632 werd het gebied opgedeeld in de Spieringhorner Binnenpolder en Osdorper Binnenpolder.

De ban van Oostdorp (Osdorp) in het groen aangegeven met daarin de Spieringhorner Binnenpolder, de Osdorper Binnenpolder en Bovenpolder; 1746.

Kaart van het poldergebied Spierinx Hoorn met de pas aangelegde trekvaart naar Haarlem, die het gebied in tweeën deelt. De noordelijke helft werd de Spieringhorner Binnenpolder, de zuidelijke helft de Osdorper Binnenpolder, met daarin het Ookmeertje; circa 1650.

Osdorper Binnenpolder
Het land ten zuiden van de Haarlemmervaart werd de Binnenweghpolder (18e eeuw), later werd dit de Osdorper Binnenpolder. Ten noorden van de Haarlemmervaart was de Spieringhorner Binnenpolder. Na aanleg van de vaart werd de Osdorper Binnenpolder vanaf 1632 door een poldermolen bemalen, de thans nog bestaande molen De 1200 Roe. Deze naam houdt verband met de afstand tot de Haarlemmerpoort: 1200 Rijnlandse roeden was gelijk aan circa 4.500 meter.

De polder werd begrensd door de Haarlemmervaart, Osdorperweg, Slimmeweg en Groeneweg. De Groeneweg liep van noord naar zuid langs de polder van de Haarlemmerweg langs het Ookmeertje richting de Osdorperweg. Deze weg lag globaal ten westen waar nu de Abraham Kuyperlaan en Troelstralaan zijn en ten noorden van waar nu de Ookmeerweg ligt. Het oostelijke deel van de polder, inclusief de Groeneweg, is in de jaren vijftig onder het zand verdwenen voor de bouw van de tuinstad Geuzenveld.

Spieringhorner en Osdorper Polders in 1900. In het midden deelt de Haarlemmervaart het gebied in tweeën. Van linksboven naar middenkader loopt de Osdorperweg, met het dorp Osdorp. Rechts loopt de Uitweg.

De Osdorper Binnenpolder behoort tot het boezemgebied van Rijnland. De polder ligt nagenoeg geheel in de gemeente Amsterdam, uitgezonderd enkele ha in de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude (sinds 2019 Haarlemmermeer). Met ingang van 1982 behoort deze polder tot de Amsterdamse Polders.

Ookmeerpolder
De in 1874 drooggemaakte Ookmeerpolder werd geheel omsloten door de Osdorper Binnenpolder. Het meertje lag iets ten westen van de Groeneweg. Het vroegere Ookmeertje had oorspronkelijk een eigen afwatering naar het noorden die uitkwam in het veenriviertje de Drecht, dat door Spierinxhoorn heen afwaterde op het IJ, waar een spuisluisje lag. Na de aanleg van de Haarlemmervaart werd daarop afgewaterd.

Na de droogmaking van de Haarlemmermeerpolder in 1852 bleef het Ookmeertje nog enige tijd bestaan, maar het werd als laatst overgebleven meertje in deze omgeving in 1874 ook drooggemaakt. De Ookmeerpolder werd bemalen met een kleine poldermolen. Er was één boerderij, met dezelfde naam.

De Oostdorpermolen / ‘De 1200 Roe’ van de Osdorper Binnenpolder aan de Haarlemmerweg, bouwjaar 1632, 1951 buiten bedrijf, in 1977-’79 gerestaureerd. Foto circa 1900.

In de jaren vijftig verdween de Ookmeerpolder onder het zand voor de nieuwe Tuinstad Geuzenveld. Iets ten zuiden daarvan werd vanaf 1956 het Sportpark Ookmeer aangelegd. Het werd geopend in 1961. Hier kreeg in 1965 ook de Molen De 1100 Roe, afkomstig van de Haarlemmerweg, een nieuwe plek. Hij dient nu als hulpbemaling voor het sportpark.

Kaart van de Osdorperpolders uit 1941. De Osdorper Binnenpolder-Noord is deels in vervening (links), deels al drooggemaakt (rechts) als Polder De Eendracht. Onder het niet uitgeveende deel van de Osdorper Binnenpolder. Van linksboven naar middenonder de Osdorperweg. Links daarvan de Osdorper Bovenpolder.

Ten zuidwesten van Geuzenveld is, ten westen van het Ma Braunpad, nog een klein gedeelte van het veenweidegebied bewaard gebleven, dit is nu bekend als Osdorper Binnenpolder-Zuid. Samen met het Natuurpark Vrije Geer nabij het dorp Sloten vormt dit een van de laatste restanten veenweidegebied aan de randen van de Westelijke Tuinsteden.

Polder De Eendracht
Na verlening van concessies in 1918 en 1921 werd in de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw het noordelijkste deel van de Osdorper Binnenpolder uitgeveend. Tussen 1937 en 1941 werd het gebied weer drooggemaakt en heet sindsdien Polder De Eendracht. Deze droogmakerij ligt ongeveer twee meter lager als de rest van de Osdorper Binnenpolder en heeft een eigen gemaal.

Het nieuwe gemaal uit 1920 van de uit te venen Osdorper Binnenpolder-Noord (Polder De Eendracht) bij de Mientekade ten zuiden van Halfweg. Gezien in westelijke richting met op de voorgrond de schutsluis en op de achtergrond de Ringvaart van de Haarlemmermeer.

Het eerste gemaal was aan de zuidwestrand, bij de Osdorpervaart, sinds 2003 is er een nieuw gemaal aan de oostkant, dat uitmaalt op het hoger gelegen niet-uitgeveende deel van de Osdorper Binnenpolder. Deze heeft een gemaal aan de Ringvaart van de Haarlemmermeer bij de grens met Halfweg. Dit gemaal is gebouwd in 1920 bij de start van de vervening van De Eendracht. De verkaveling in blokken was een proef voor de inrichting van de Noordoostpolder, die in 1942 drooggelegd werd. Het was een van de laatste akkers in Amsterdam. Dit deel is sinds 2009 ingericht tot een deel van de Tuinen van West. Voorts zijn er het Nieuwe Bijenpark en drie volkstuinparken (De Eendracht, Osdorp en Tigeno) in de polder.

Kaart van de Osdorperpolders 1957. De Osdorper Binnenpolder-Noord na vervening drooggemaakt als Polder De Eendracht. De heeft een goortschalige blokverkaveling gekregen. Onder het niet uitgeveende deel van de Osdorper Binnenpolder. Van linksboven naar middenonder de Osdorperweg.

Tuinstad Geuzenveld
Het oostelijke deel van de polder verdween, ruim tien jaar na de droogmaking, in de jaren vijftig onder het zand voor de tuinstad Geuzenveld. In het overblijvende deel van de polder kwam aangrenzend het Sportpark de Eendracht te liggen met daarin onder andere voetbal- en korfbalvelden. Sportpark De Eendracht herbergt sinds 1997 het Nationaal Rugby Centrum Amsterdam, waar onder meer het bondsbureau van de Nederlandse Rugby Bond gevestigd is.

Nieuwbouwwijk ‘De Eendracht’
Het noordoostelijke deel van het sportpark werd eind jaren tachtig opgeofferd voor woningbouw ten behoeve van een kleine nieuwbouwwijk ‘De Eendracht’ ten westen van Geuzenveld. De eerste woningen werden begin jaren negentig opgeleverd op de plaats van een deel van de voormalige sportvelden. De wijk werd ontsloten vanuit de Aalbersestraat door de in het verlengde van de Cornelis Outshoornstraat gelegen J.M. den Uylstraat, die ligt op de plek van het oostelijk deel van de Tom Schreursweg en door de in het verlengde van de Sam van Houtenstraat liggende Gerda Brautigamstraat. De straten zijn hier vernoemd naar Nederlandse politici uit de 20e eeuw.

Aan de zuidkant ligt het park de Kuil, dit is het laagst gelegen deel van de polder, met een ecologisch park dat doorkruist wordt door wandel- en fietspaden.

Eendrachtspark
Het Eendrachtspark werd aangelegd in de jaren zestig tussen de tuinsteden Geuzenveld en Slotermeer en ligt niet bij de woonwijk en het sportpark. In 1990 werd het park ingedeeld bij stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer, sinds 2010 Amsterdam Nieuw-West.

Entree van het dorp Osdorp aan de zuidkant met de Osdorperweg, gezien in noordwestelijke richting; juni 1953.

Osdorper Bovenpolder
Ten westen van de Osdorperweg liggen drie droogmakerijen, waarvan twee ontstaan na uitvening van het veenweidegebied en inpoldering van een vroeger meertje. Dit zijn de Osdorper Bovenpolder, Lutkemeerpolder en Middelveldsche Akerpolder.

De Osdorper Bovenpolder werd in 1570 als polder ingericht. De polder had drie eeuwen geen eigen bemaling. Via een duiker in de Osdorperweg werd het overtollige water geloosd op de Osdorper Binnenpolder. Deze situatie bleef zo bestaan tot de aanleg van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder vanaf 1840. De ringvaart werd dwars door de landtong Raesdorp gegraven, de noordoostelijke helft hiervan werd toen gevoegd bij de Osdorper Bovenpolder. Dit werd gewijzigd in 1872 toen na de droogmaking van de Lutkemeer het restant van Raesdorp na vervening bij de Lutkemeerpolder werd gevoegd.

De Raasdorperweg met aan het einde de dijk langs de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Links van de weg het gemaal van de Osdorper Bovenpolder; 1 augustus 1967.

Om de afwatering van de Osdorper Binnenpolder te verbeteren kreeg deze polder in 1868 een eigen poldermolen langs de in 1848 voltooide ringvaart. De molen had een vijzel met een doorsnede van 0,72 m en een vlucht van 17,3 m. De polder waterde nu rechtstreeks af op de Ringvaart, in plaats van via de Osdorper Binnenpolder op de Haarlemmervaart.

De Osdorper Binnenpolder gezien vanaf kruising met de Ookmeerweg. In de verte links de Ookmeermolen, dit is de Molen de 1100 Roe op zijn nieuwe locatie sinds 1965; 2 juli 1967.

De polder werd tussen 1900 en 1920 uitgeveend en weer drooggemaakt. Omdat het polderpeil nu zo’n twee meter lager kwam te liggen voldeed de molen niet meer. Deze werd in 1920 vervangen door een nieuw elektrisch poldergemaal, aan het einde van de nieuw aangelegde Raasdorperweg. Het nieuwe gemaal is gebouwd vlak naast de vroegere molen en doet nog steeds dienst.

Wijsentkade
De zuidelijke begrenzing van de polder wordt gevormd door de Wijsentkade. Deze is een oude landscheiding tussen het bangebied van Oostdorp (Osdorp) en het bangebied van Nieuwerkerk. Dit was een dorpsgebied ten zuidwesten van Osdorp. Nieuwerkerk is echter in de loop der eeuwen verzwolgen door het water van de Haarlemmermeer. Bij de droogmaking daarvan was er in 1852 nog één huis over van Nieuwerkerk.

De Osdorper Bovenpolder was en is in gebruik als weidegrond. Sinds het uitvenen is er gras op klei. Ook kwamen er enkele tuinbouwbedrijven, deze bleven als laatste in Amsterdam over nadat de tuinbouw in de polders elders in Amsterdam-West is verdreven door de voortgaande verstedelijking.

Luchtfoto van de Osdorperweg, gezien naar het zuidoosten. Op de voorgrond naar rechts de Lutkemeerweg. Bovenin dwarsover de Ookmeerweg, met schuin naar rechts de Baden Powellweg met hoogbouw aan het Langswater. Linksboven de tuinstad Osdorp met de omgeving van Tussenmeer. Rechts de Osdorper Binnenpolder met de dijk genaamd Wijsentkade (deels); november 1972.

Luchtfoto van de Osdorper Binnenpolder. Rechts de Osdorperweg. Op de achtergrond de Sloterbinnen- en Middelveldsche Gecombineerde Polders. Gezien in zuidoostelijke richting naar de in aanleg zijnde Sloterplas (links boven); 16 september 1952.

In de tweede helft van de 20e eeuw werden steeds meer taken van het polderbestuur overgedragen aan de gemeente Amsterdam. De polder als organisatie werd in 1982 opgeheven.

Luchtfoto van de Osdorper Bovenpolder en Lutkemeerpolder, gezien naar het zuiden. Dwarsover de Lutkemeerweg, linksboven de Ookmeerweg ter hoogte van de Jan Rebelstraat. Rechtsboven de Wijsentkade en de begraafplaats Westgaarde (deels); 25 april 1973.

Luchtfoto van de Polder De Eendracht met Sportpark De Eendracht, gezien in noordwestelijke richting. Linksonder de Osdorper Binnenpolder-Zuid; 6 juni 1975.

De polder kent twee polderwegen, haaks op de Osdorperweg: de Raasdorperweg en de Lutkemeerweg. Sinds 2013 doorkruist de hooggelegen Westrandweg het noordelijke deel van de polder.

Het land ten westen van de Kostverlorenvaart behoorde sinds de 16e eeuw tot het boezemgebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. Sinds 2003 staat het onder bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), maar het watert nog steeds uit op de Ringvaart van de Haarlemmermeer, boezem van Rijnland.

Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

De Lutkemeerpolder

De Lutkemeer was een klein natuurlijk meertje ten zuidwesten van de Osdorperweg en de Osdorper Bovenpolder, nabij de Haarlemmermeer. Het meertje had een natuurlijke verbinding met de Spieringmeer, vanaf 1509 onderdeel van de Grote Haarlemmermeer.

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

De naam Lutkemeer komt van ‘lutke’ of ‘lutje’, het West-Friese woord voor ‘klein’, dit komt bijvoorbeeld ook voor bij het dorp Lutjebroek. Het woord is ook verwant aan het engelse woord ‘little’, ook dit betekent ‘klein’.

Kaart van de Lutkemeer e.o. vervaardigd door Floris Floris Balthasars en zijn zoon Balthasar Florisz van Berckenrode; circa 1615.

De noordelijke, oostelijke en zuidelijke begrenzing van de polder wordt gevormd door de Wijsentkade. Deze is een oude landscheiding uit de ontginningsperiode voor de 13e eeuw tussen het bangebied van Oostdorp (Osdorp) en het bangebied van Nieuwerkerck, een voormalig, verder naar het zuidwesten gelegen dorp. Na droogmaking van de Lutkemeer werd deze kade de ringdijk van de polder.

De Lutkemeer en omgeving omstreeks 1746. Het gele gebied is Raesdorp, het roze gebied is het restant van Nieuwerkerk, het groene gebied is Oostdorp (Osdorp), met onderaan ‘De Naecker Molen’. De grijze strook onderaan is door de Haarlemmermeer weggespoeld land.

Het meertje werd ten noorden en oosten begrensd door de Osdorper Bovenpolder, ten westen door Raesdorp en ten zuiden door Nieuwerkerk en de Middelveldsche Akerpolder. Na de droogmaking van de Haarlemmermeer in 1852 bleef de Lutkemeer nog enige tijd bestaan, maar werd in de jaren 1864-1865 ook drooggemaakt. Dit was een initiatief van de familie Rutgers van Rozenburg, die het meertje in 1863 van de Rijksoverheid had gekocht.

De Lutkemeer en Raasdorp met de pas gegraven Ringvaart van de Haarlemmermeer, die zelf nog niet is drooggemaakt. Links nog het laatste restant van Nieuwerkerk aan den Drecht. Onderaan de Akerpolder, met de (oude) Akermolen. Rond de Lutkemeer loopt de Wijsentkade; circa 1848.

Gemaal
De Lutkemeerpolder werd, net als de nabijgelegen Haarlemmermeer, bemalen met een stoomgemaal langs de Ringvaart, dat in 1925 elektrische aandrijving kreeg. Dit gemaal stond aan de noordwestrand van de polder. In 1975 werd het door een nieuw klein gemaal vervangen aan de zuidwestrand, tegenover gemaal ‘De Lijnden’. Het oude gemaal moest verdwijnen omdat de dijk langs de ringvaart daar verplaatst en verbreed moest worden t.b.v. het nooit-aangelegde ‘Kanaal om de West’.

De landelijke Lutkemeerweg met hooischelven op het land; juli 1935.

De ten noorden van de vroegere Lutkemeer liggende landtong Raesdorp werd in 1840 doorsneden door de Ringvaart van de Haarlemmermeer. Het direct aan de Lutkemeer grenzende gedeelte werd in 1872 uitgeveend en vervolgens onderdeel van de enkele jaren tevoren drooggemaakte Lutkemeerpolder. Inmiddels ligt hier de ‘Raesberg’.

Huis aan de Raasdorperweg 85, op de westelijke dijk van de Lutkemeerpolder. Op de voorgrond de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Deze bebouwing verdween voor de verzwaring van de dijk langs de ringvaart; 1 augustus 1967.

De Lutkemeerpolder is een van de laagstgelegen delen van Amsterdam, met een polderpeil van 5,70 meter onder NAP. Alleen de aan de zuidoostkant van Amsterdam gelegen Watergraafsmeerpolder ligt nog iets lager. De oppervlakte van de Lutkemeerpolder bedraagt ruim 200 hectare.

De Lutkemeerweg bij de dijkcoupure van de Wijsentkade, met daarop de woning op nr. 92; 12 juli 1967.

Lutkemeerweg
De polder kende vanaf het begin één polderweg, een ‘middenweg’ haaks op de Osdorperweg: de Lutkemeerweg. Langs deze weg werden na de droogmaking zes boerderijen gebouwd: ‘Tijd is Geld’, ‘Maria’s Hoeve’, ‘De Boterbloem’ en een naamloze boerderij aan de noordzijde en ‘Melkweg’ en ‘Nooit Gedacht’ aan de zuidzijde. Hiervan bestaan er nog drie, waarvan ‘Tijd is Geld’  en ‘Melkweg’ op de lijst van gemeentelijke monumenten staan.

Boerderij ‘De Melkweg’ aan de Lutkemeerweg is nog in gebruik als akkerbouwbedrijf; april 1985.

De polder was vanwege de vruchtbare kleigrond geheel in gebruik als akkerland. Dit bleef zo tot begin 21e eeuw. In de jaren zestig werd aan de zuidkant van de polder een deel opgehoogd voor de aanleg van de begraafplaats Westgaarde. De ingang daarvan ligt echter aan de kant van de Wijsentkade.

Vanaf het jaar 2000 werd steeds meer grond bestemd als bedrijventerrein, eerst het zuidelijke deel tussen Westgaarde en de Ringvaart. Hier kwamen de Etnastraat, Moroastraat en Fogostraat te liggen. Vanaf 2020 werden de plannen concreter om ook ten noordwesten van de Lutkemeerweg bedrijven te vestigen. Dit leidde tot veel protest van omwonenden en natuurliefhebbers die strijden voor behoud van het groene karakter van deze polder. Ten behoeve van de bedrijven werden inmiddels ook de Colimastraat en de Bromoweg aangelegd.

Helemaal in het westen van de polder is in 2006 een natuurgebiedje aangelegd, onderdeel van de natuurverbindingszone de ‘Groene AS’. Dit is het Lutkemeerpark. Aansluitend ligt sinds 2017 een nieuw natuurgebied, de ‘Raesberg’. De Westrandweg (A5) doorsnijdt sinds 2012 de meest noordelijke punt van de polder bij de Wijsentkade.

Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

Kaart van de Lutkemeerpolder (boven), met de Begraafplaats Westgaarde, en de Middelveldsche Akerpolder, reeds gedeeltelijk bebouwd met de westpunt van de Tuinstad Osdorp; 1983.

De Lutkemeerpolder in 1903 met langs de Lutkemeerweg vijf boerderijen: Tijd is geld, De Melkweg, de Boterbloem, Nooit Gedacht en ’t Oog in ’t Zeil. Aan de linkerkant het stoomgemaal langs de ringvaart, aan de onderkant het nog bestaande Stoomgemaal De Lijnden. Links van de Ringvaart een een gedeelte van Raesdorp en Nieuwerkerk.

 

De Middelveldsche Akerpolder

Sinds de ontginning in de 10e-13e eeuw was dit veenweidegebied. Gezien de huidige naam en naamsverwantschap was dit gebied mogelijk verbonden met de Middelveldsche Polder, die zich uitstrekte tussen de Spieringshoornpolder, de latere Osdorper Binnenpolder, en de toenmalige Sloter Binnenpolder.

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

Kaart van de Lutkemeer e.o. vervaardigd door Floris Floris Balthasars en zijn zoon Balthasar Florisz van Berckenrode; circa 1615.

Kaart van ‘Den Aecker’ met de Middelvelts Aecker Polder uit 1746. Links onder ‘De Nacker Molen’. Het groen aangegeven gebied behoort tot de ban van Oostdorp (Osdorp), het geel aangegeven gebied behoort tot de ban van Sloten en het roze aangegeven gebied ronde Slooten (rechts) behoort tot de Geer Ban.

Van oudsher lag de Middelveldsche Akerpolder deels in de Osdorperban, deels in de Sloterban en een heel klein deel in de Geerban, in 1816 verenigd in de voormalige gemeente Sloten (geannexeerd door Amsterdam in 1921). Het doorlopen van de vroegere scheidsloot van de eerste twee bannen voorbij de Osdorperweg door de Middelveldspolder tot nabij Sloterdijk, alsmede de formele naam van de polder, doen vermoeden dat oorspronkelijk vrije afwatering plaatsvond op het IJ, door de voormalige Middelveldssluis in de Spaarndammerdijk ten westen van Sloterdijk.

Na het graven van de trekvaart naar Haarlem in 1632 was het noodzakelijk om de door deze vaart doorgraven polders van molens langs de Haarlemmerweg te voorzien daar de rechtstreeks lozing op het IJ via duikers in de Spaarndammerdijk niet meer mogelijk was. Zo ontstonden de molens die later bekend zijn geworden als de 1100 Roe en 1200 Roe, naar de afstand tot de Haarlemmerpoort en ook nog enkele inmiddels verdwenen molens ten noorden van de Haarlemmervaart.

Kaart van de Middelveldsche Aker Polder na de droogmaking na het uitvenen, met de Noorder (Aker)weg en Zuider (Aker)weg. Middenonder de (nieuwe) Akermolen; 1903.

De Middelveldsche Akerpolder werd al sinds 1598 bemalen door de (oude) Aecker Molen, een wipmolen met scheprad met een vlucht van 17 m, die uitwaterde op de Haarlemmermeer. Deze molen stond nabij de plek waar de Wijsentkade uitkwam op de Haarlemmermeer. Tegenwoordig bevindt zich hier de Lijnderbrug tussen de Ookmeerweg en de Amsterdamse Baan in de Haarlemmermeer.

Den Aecker
Op oude kaarten werd de Middelveldsche Akerpolder ook aangeduid als ‘Den Aecker’. Dit was een driehoekig gebied tussen de Osdorperweg, de Wijsentkade / Lutkemeer en de oever van de Haarlemmermeer. Op een oude kaart van het Hoogheemraadschap Rijnland uit 1746 staan vermeldingen van de ‘Middel velts Aecker polder’ en ‘De Nacker Molen’ tussen Sloten en de Lutkemeer. De kade langs de Haarlemmermeer had veel te lijden onder oeverafslag. Dit bleef een groot probleem tot de droogmaking van de Haarlemmermeer in 1852.

‘De Oude Molen’ (Akermolen) als dienstwoning. Links het elektrische gemaal, rechts het Zwartepad langs de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder; 2 juli 1967.

In december 1875 werd concessie verleend voor het vervenen van de Middelveldsche Akerpolder. Vanaf 1876 werd het gebied uitgeveend en vervolgens in 1896 weer ingepolderd als droogmakerij. Het polderpeil kwam hiermee circa twee meter lager te liggen. Ter vervanging van de oude molen werd in 1874 een nieuwe Akermolen gebouwd, met gebruikmaking van onderdelen van de oude molen. De molen was een van de grootste van Holland, met een vlucht van 28 meter. Er was aanvankelijk een scheprad van 5,25 m, dit werd in 1896 vervangen door een vijzel. Overigens kon de molen ook omgekeerd werken; ze kon in tijden van nood de polder onder water zetten; ze maakte deel uit van de Stelling van Amsterdam.

De Zuiderakerweg met boerderijen, gezien in zuidwestelijke richting vanaf de Osdorperweg; februari 1934.

In 1921 kwam er een nieuw elektrisch gemaal naast de molen. De molenromp werd verwijderd en de stenen onderbouw bleef als molenstomp bestaan en werd voorzien van een nieuw dak met dakpannen. Dit diende nu als dienstwoning voor het gemaal. Nadat er in de jaren negentig een nieuw klein gemaal ernaast was gebouwd vertrokken in 1999 de laatste bewoners. De oude woning raakte in verval en het stadsdeel Osdorp wilde deze slopen. Na langdurig actievoeren door bewoners uit de omgeving bleef deze uiteindelijk toch behouden en is vanaf 2008 door Stadsherstel Amsterdam gerestaureerd (herbouwd). Sinds 2010 is de Akermolen in gebruik als theehuis.

Luchtfoto van de Middelveldsche Akerpolder met tuinbouwgebied langs de Zuiderakerweg. Op de voorgrond de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder; april 1973.

Deze polder werd aanvankelijk gebruikt voor veeteelt. Langzamerhand kwamen er meer tuinderijen. Tot eind 20e eeuw was er voornamelijk tuinbouw, totdat in de jaren zestig een deel van tuinstad Osdorp (de wijk De Punt, rond het Dijkgraafplein) en vanaf de jaren negentig de woonwijk De Aker werden gebouwd. In 2004 was de woningbouw voltooid en daarmee de polder vrijwel geheel bebouwd.

Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

Kaart van de Lutkemeerpolder (boven), met de Begraafplaats Westgaarde, en de Middelveldsche Akerpolder (onder), reeds gedeeltelijk bebouwd met de westpunt van de Tuinstad Osdorp. Aan de westkant van de polder waren sportvelden, oostelijk daarvan was tuinbouw; 1983.

De Groote IJpolder

De voormalige gemeente Sloten kreeg in 1877 nog een aanzienlijke gebiedsuitbreiding. De pas drooggemaakte Groote IJpolder werd toen ingedeeld bij de ten zuiden daarvan liggende gemeente Sloten.

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

De noordgrens van Sloten was voordien de Spaarndammerdijk, tussen de huidige Spaarndammerbuurt, het dorp Sloterdijk en Halfweg. Na 1877 vormde het Noordzeekanaal de noordgrens. Ten noorden daarvan lagen de gemeenten Westzaan en Zaandam. Dit bleef zo tot de annexatie van Sloten door Amsterdam in 1921. Sinds 1974 grenst Amsterdam bij het Noordzeekanaal aan de gemeente Zaanstad.

Kaart van de Groote IJpolder van de Amsterdamse Kanalmaaschappij met de geplande verkaveling; circa 1875.

Een klein gedeelte van de Groote IJpolder, ten zuidwesten van de vroegere landtong De Heining, begrensd door de Zuiderweg, werd ingedeeld bij de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Hiertoe behoorde ook de westelijk gelegen Houtrakpolder. Het deel van die gemeente ten oosten van Zijkanaal F werd in 1963 overgedragen aan de gemeente Amsterdam.

Tien nieuwe polders in het IJ
De droogmaking van de Groote IJpolder was een onderdeel van een groter project, de aanleg van het Noordzeekanaal tussen Amsterdam en IJmuiden en de droogmaking van de vroegere zeearm het IJ, tussen Amsterdam en Beverwijk. Dit werd uitgevoerd door de Amsterdamse Kanaal Maatschappij (AKM). De start van het project was in 1865, het kanaal werd op 1 november 1876 in gebruik genomen. De kosten van de aanleg van het kanaal werden gedekt door de verkoop van drooggemaakte gronden in de nieuwe polders. Aan weerszijden van het kanaal werden tien droogmakerijen aangelegd die gereed kwamen tussen 1873 en 1877: aan de noordzijde vijf polders: Wijkermeerpolder, Nauernaschepolder, Westzanerpolder, Zaandammerpolder en Noorder IJpolder. En aan de zuidzijde ook vijf polders: Noord Spaarndammerpolder, Zuid Spaarndammerpolder, Houtrakpolder, Groote IJpolder en Amsterdammerpolder.

De tien IJpolders op een kaart van W.H. Hoekwater uit 1901. Zichtbaar zijn van links naar rechts: de Zuid Wijkermeerpolder, Noord Spaarndammerpolder, Zuid Spaarndammerpolder, Nauernaschepolder, Westzanerpolder, Zaandammerpolder, Houtrakpolder, Groote IJpolder, Amsterdammerpolder en Noordpolder (Noorder IJpolder).

De grond werd vanaf 1875 in fases geveld en door particulieren gekocht die hier boerderijen oprichtten. Het land werd overwegend in gebruik genomen voor de verbouwing van koolzaad. De landarbeiders bouwden er hun onderkomens en schuren. Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw werden delen van deze polders ingericht voor recreatiegebieden en bedrijventerreinen.

De tweede Hembrug (uit 1907), gezien in noordelijke richting, met links daarvan het stoomgemaal van de Groote IJpolder. Rechts op de achtergrond de artillerie inrichtingen; circa 1930.

De Groote IJpolder was van deze polders de grootste, de ten westen daarvan gelegen Houtrakpolder was iets kleiner. Het Zijkanaal F vormde de scheiding. Dit was een van de tien zijkanalen van het Noordzeekanaal (A t/m K). Zijkanaal F was veruit het langste zijkanaal, maar is ook het enige kanaal dat (bijna) helemaal is gedempt. Alleen vlak ten noorden van Halfweg is er nog een stukje overgebleven.

De Groote IJpolder kwam gereed in 1875. Het zomerpeil van deze polder was 3,45 m onder NAP. De polder werd bemalen met een stoomgemaal dat iets ten westen lag van de in 1878 gebouwde (eerste) Hembrug in de spoorlijn Amsterdam – Zaandam.

Het voormalige eiland De Hoorn en Hembrug in 1908. Links van de Hembrug ligt het stoomgemaal uit 1875 van de Groote IJpolder.

In 1876 werden verspreid over het jaar drie veilingen gehouden waarbij de grond in de polder door de AKM werd verkocht aan particulieren. Het meest oostelijke deel van de polder was het eerste aan de beurt, dat bedroeg 487 hectare, de gronden ten oosten van Zijkanaal F, met een oppervlakte van 642 hectare werden vervolgens verkocht. Ten slotte werd het resterende deel van 530 hectare nabij dit kanaal aan het einde van het jaar verkocht. De ingebruikname van het Noordzeekanaal was op 1 november 1876.

Het onderhoud van de dijken langs het Noordzeekanaal bleef onder beheer van de AKM, later werd dit het Rijk, terwijl de dijken langs het Zijkanaal F in onderhoud kwamen bij het nieuwgevormde polderbestuur van de IJpolder.

Het Noordzeekanaal gezien vanaf de Hembrug in westelijke richting. Links is het stoomgemaal van de Groote IJpolder; circa 1920.

De scheiding tussen de Groote IJpolder en de oostelijk daarvan gelegen Amsterdammer Polder werd gevormd door een waterkering die evenwijdig lag aan de spoordijk van de spoorlijn Amsterdam – Hembrug (- Zaandam). De in 1907 gebouwde nieuwe en grotere Hembrug lag iets westelijker en daardoor vlak naast het stoomgemaal. Ten oosten van het oorspronkelijke tracé van de spoorlijn (1878-1907) lag de gemeentegrens tussen Sloten en Zaandam, respectievelijk Amsterdam. De oostelijker gelegen Amsterdammerpolder lag tot 1921 deels in Zaandam en deels in Amsterdam, daarna geheel in Amsterdam.

Eiland Den Hoorn
Het voormalige eiland Den Hoorn of De Horn werd geheel omsloten door de Groote IJpolder, het meer westelijk gelegen voormalige eiland Ruigoord werd geheel omsloten door de Houtrakpolder. Het eiland Den Hoorn, met iets ten noordoosten daarvan nog een klein eilandje, de ‘Jan Rebellenwaard’, lag ten noorden van Spierinx Hoorn in het IJ. Dit laatste is bij de inpoldering verdwenen in het omgevende land.

Detail uit de Topografisch Militaire Atlas uit circa 1850 met de Spieringhorner Polder en de Eilanden Ruigoord (links) en De Horn met de Jan Rebellenwaard (rechts).

Kaart van het eiland Den Hoorn uit circa 1630 van Balthasar Florisz. van Berckenroode. Er zijn vijf boerderijen zichtbaar. Het noorden is rechts.

Den Hoorn, vroeger de Zaenderhorn, hoorde van oudsher bij de Zaanstreek, later Zaandam. Het eiland werd in 1399 door graaf Albrecht van Beieren verkocht aan het Karthuizerklooster te Amsterdam. Na de alteratie in 1578 werd het klooster opgeheven en het eiland overgedragen aan het Burgerweeshuis. Er waren enkele huizen en boerderijen en een kapelletje. Bij stormen werden er steeds stukken land weggeslagen waardoor het eiland telkens kleiner werd. In 1591 was de oppervlakte nog circa 100 hectare, een eeuw later nog maar 70 hectare. In 1786 werd het inmiddels onbewoonde eiland overgedragen aan de domeinen van Holland en West-Friesland. Halverwege de 19e eeuw stonden er twee boerderijen op het eiland. Door de aanleg van de Groote IJpolder werd het eiland eigendom van de Amsterdamse Kanaal Maatschappij (AKM) en vervolgens in 1874 weer verkocht. Het voormalige eiland lag iets hoger dan de omringende polder, De ‘Weg om Den Horn’ markeerde de contouren van het eiland. Later heette dit het ‘Velserpad’. Er was één naar het vroegere eiland vernoemde boerderij: aan de zuidpunt lag de Horn Hoeve (F342).

De “Horn Hoeve” ten zuiden van de Hoorn bij Molenweg; 1932.

In 1912 waren er al de eerste plannen om ten westen van de Hembrug een toekomstige havenuitbreiding te realiseren, deels in het vroegere eiland Den Hoorn. In 1913 nam de gemeenteraad van Amsterdam het plan aan en in 1918 werden al de eerste landbouwgronden aangekocht voor de toekomstige havenbekkens, die vanaf de jaren veertig werden gerealiseerd, toen het eerste deel van de Westhaven werd gegraven.

In de jaren zestig is Den Hoorn en omgeving volledig verdwenen voor de aanleg van het Westelijk Havengebied. De Nieuwe Hemweg, de Westhaven en de Hornhaven liggen deels op de plek van Den Hoorn en de Hornhaven is hiernaar vernoemd. Het restant van de nabijgelegen ‘Waard’ of ‘Jan Rebellenwaard’ verdween al gelijk bij de aanleg van de Amsterdammerpolder in 1874.

Kaart van de Groote IJpolder met de nieuwe gemeentegrenzen van 1921.

Polderwegen en poldertochten
De Groote IJpolder werd net als veel Hollandse droogmakerijen doorsneden door een grid van haakse polderwegen en -tochten, waartussen de polderkavels lagen.

Werk op het land in de Groote IJpolder. Het oogsten van vlas; juli 1941.

Van noord naar zuid waren er de volgende oost-westwegen en -poldertochten: Ringweg (langs het Noordzeekanaal; later: Velserweg), Noordertocht, Noorderweg (later: Frogerweg), Middentocht, Middenweg (later deels Velserweg), Zuidertocht en Zuiderweg. Langs de Spaarndammerdijk, en om de Spieringhorner Buitenpolder en De Heining, lag de Ringweg. Het gedeelte ten oosten van De Heining heette later Overbrakerweg en het gedeelte ten westen van De Heining werd IJpolderweg. Langs het Zijkanaal F kwam de Weg langs Zijkanaal F, later: Frogerweg (ten noorden van de Zuiderweg) en de Kanaalweg (ten zuiden van de Zuiderweg). De Frogerweg was vernoemd naar Willem Anthonie Froger, eerste ontwerper van het Noordzeekanaal.

Van west naar oost waren er de noord-zuid wegen Spieringweg en Nieuweweg. Rond het vroegere eiland De Horn lag een ringweg, de Weg om Den Horn. Vanaf dit eiland naar het zuiden liep de Molenweg. Ten oosten van het vroegere eiland De Horn lagen nog de Ringweg (langs de spoorlijn), de Molentocht en de Hoornweg, de Sloterdijkschetocht en de Ringweg (langs de Spaarndammerdijk). De diverse tochten waterden af op een ringsloot om De Horn, die naar het noorden afwaterde naar het stoomgemaal aan het Noordzeekanaal. Op oude kaarten van kort na de droogmaking werd dit nog aangeduid als ‘stoomwatermolen’. De watergang die daar naar toe leidde heette dan ook Molentocht, ook de Molenweg was hiernaar vernoemd.

De haakse bocht in de Velserweg bij de Middenweg, met de panden Velserweg 301-305; 2 augustus 1960.

In 1934 werd er een doorgaande autoweg aangelegd vanaf het dorp Sloterdijk naar Velsen (Rijksweg 6). Dit werd de Velserweg, deze liep grotendeels langs bestaande wegen: vanaf Sloterdijk eerst nieuw een stukje door de Batenpolder, daarna verder via de vroegere Hoornweg, dan een nieuwe doorsteek dwars door het vroegere eiland De Horn. Ten westen daarvan liep deze weg verder langs de vroegere Middenweg, tot een nieuwe dwarsverbinding, evenwijdig aan een nieuwe hoofdtochtsloot ten oosten van de Spieringweg, naar het nieuwe dieselgemaal uit 1935. Ten westen van deze tochtsloot kwam de nieuwe Machineweg.

De Velserweg boog ten oosten (en later ten westen) van dit gemaal af naar het westen en volgde verder de vroegere Ringweg, evenwijdig aan het Noordzeekanaal. Over Zijkanaal F werd in 1934 een nieuwe ophaalbrug gebouwd, die verbinding gaf met het verdere vervolg van de weg door de Houtrakpolder, evenwijdig aan het Noordzeekanaal tot aan Velsen. Deze brug is afgebroken in 1973 bij de aanleg van de Amerikahaven. De Velserweg is in 1972 verlegd naar een westelijker tracé door de Houtrakpolder, richting het gemaal van die polder. Sinds 1993 is het nog bestaande gedeelte buiten Amsterdam bekend als Provincialeweg 202 (N202).

Nieuwe Poldergemaal van de Groote IJpolder gezien vanaf de Velserweg in noordelijke richting; 12 december 1935.

Als gevolg van de verbreding van het Noordzeekanaal en de aanleg van de Westhaven vanaf 1935 moest het oude stoomgemaal verdwijnen en werd dit in 1935 vervangen door een nieuw dieselgemaal meer naar het westen. Ter vervanging van de tochtsloot tussen het deels vergraven voormalige eiland De Horn en dit gemaal werd ten westen van de nieuwe haven en ten oosten van de Spieringweg een nieuwe noord-zuid gelegen hoofdtocht gegraven, met daarlangs ook een nieuwe noord-zuidweg. Deze werd in 1934 onderdeel van de Velserweg.

Hoeve “Wijlen ’t IJ”, tussen Frogerweg en Spieringweg, aan de Noorderweg F 199 in de Groote IJpolder. maart 1932.

Boerderijen en andere bebouwing
In de Groote IJpolder werden in het laatste kwart van de 19e eeuw een hele reeks nieuwe boerderijen gebouwd. Enkele daarvan werden apart vermeld op de topografische kaarten, zoals: De Verwachting (Ringweg / Frogerweg), Wijlen ’t IJ, Terra Nova / F 291, Henricus Hoeve, De Viersprong / F 186, Welgelegen / F 185, De Toekomst / F 179 (Noorderweg), Arbeid Adelt / F 131-132, Jacobs Hoeve / F 135-136, De Phoenix / F 147, Elisabeth Hoeve / F 148, Anna’s Hoeve / F 149 (Middenweg), Margaretha Hoeve (Zuiderweg), Banka Hoeve / F 121 (Weg langs Zijkanaal F, later: Frogerweg), Helena’s Hoeve (Weg langs Zijkanaal F, later: Kanaalweg), Alida Hoeve / F 52, Aurora, Hillegonda Hoeve / F 89 (Ringweg), Maria’s Hoeve (Molenweg), De Horn, Horn Hoeve (Weg om de Horn), De Goede Verwachting / F 177 (Nieuweweg, later Velserweg), Catharina’s Hoeve, Hoeve Suriname / F 347, Catharina Hoeve / F 350, Cornelia Hoeve / F 324, Suzanna Hoeve (Hornweg, later Velserweg). Ook waren er nog enkele boerderijen zonder naam.

Hoeve aan de Middenweg F 137 (Groote IJpolder),op de hoek van de Spieringweg, gezien in noordwestelijke richting; april 1932.

Enkele hoeven verdwenen al vanaf 1935 bij de aanleg van het eerste deel van de Westhaven en de ophoging van terreinen langs de Nieuwe Hemweg.

Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan een kaart van de Dienst der Publieke Werken uit 1936. Totaal staan er circa dertig boerderijen op aangeduid.

Scholen en huizen
Ook waren er nog twee scholen: De IJpolderschool op de hoek van de Middenweg en de Spieringweg en een naamloze school langs de Nieuweweg (later Velserweg) bij de Middentocht. Voorts waren er verspreid over de polder nog diverse losse huizen en zeker vier complexen van Rijksmagazijnen. Op de hoek van de Nieuweweg / Middenweg, waar de Velserweg een hoek van 90 graden maakte, was nabij enkele huizen een benzinepomp gevestigd. Met name langs de Ringweg (later Overbrakerweg), net ten noordwesten van Sloterdijk, was een grotere concentratie huizen in een lintbebouwing

Luchtfoto van de Westhaven en omgeving gezien in noordoostelijke richting. Links onder Groote IJpolder en de Velserweg. Links boven de Westzaner- en de Zaandammerpolders. Midden het Noordzeekanaal. Midden rechts de Hembrug, Hemkade en Hemdijk; 19 mei 1936.

Vanaf de jaren twintig werden op verschillende locaties ten noordwesten van Sloterdijk sportvelden aangelegd. Nabij de Hornweg (later Velserweg), hoek Ringweg, achter de Cornelia Hoeve en Suzanna Hoeve, kwam een uitgebreid sportterrein, met 38 sportvelden, later nog uitgebreid met 6 velden. Ook tussen de Sloterdijksche Tocht en de Ringweg kwamen nabij Hoeve Aurora 16 sportvelden. Nabij de Hillegonda Hoeve aan de Ringweg lagen nog 7 sportvelden. Toen het gebied in de jaren zestig onder het ophogingszand verdween werden er in de Westelijke Tuinsteden ter vervanging nieuwe grote sportcomplexen aangelegd.

Westelijk Havengebied
In de jaren zestig kwam er een einde aan het hele poldergebied tussen de Haarlemmervaart en het Noordzeekanaal, toen het geheel werd opgespoten met een dikke laag zand ten behoeve van de aanleg van het Westelijk Havengebied. Ook de Groote IJpolder verdween geheel onder het zand, nadat alle boerderijen waren afgebroken. Ook het poldergemaal verdween en de polder werd officieel in 1970 opgeheven.

Kaart van de Groote IJpolder in 1957. Een deel van de polder is al opgeofferd voor de nieuw aangelegde Westhaven. Rechtsonder in het geel de sportvelden nabij het dorp Sloterdijk. Linksonder de Spieringhorner Binnenpolder; 1957.

Er is in deze omgeving (bijna) niets wat nog herinnert aan vroeger. Een klein stukje van de Groote IJpolder is nog herkenbaar tussen het natuurgebied Geuzenbos en het restant van de Spaarndammerdijk ten zuidwesten van het Boezemgemaal Halfweg. Hier zijn nu rietvelden en bosschages. Het oude slotenpatroon is er nog te herkennen. Een deel ten noordwesten daarvan is begroeid met het Geuzenbos.

Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

Literatuur
* Ons Amsterdam, maart 1962, pagina 89-91.

Kleuterjuf zuster Theresio Jacobs (103) overleden

De zuster heeft de kleuterschool van de katholieke Sint-Jozefschool vanaf 1946 mede helpen opbouwen.

Daarna werkte zij een periode elders in het land, maar zij keerde in 1962 tot aan haar pensioen in 1981 terug naar Sloten. Heel veel Slotense gezinnen zullen zich zuster Theresio dan ook kunnen herinneren. Zij was maar liefst 42 jaar werkzaam in het kleuteronderwijs waarvan 26 jaar als hoofdleidster van de Sint-Jozefkleuterschool op Sloten.

Sinds 1939 in het onderwijs
Op 16 augustus 1919 werd Zuster Theresio in Harderwijk geboren als Willy Jacobs. Op 18-jarige leeftijd deed zij haar intrede bij de Congregatie van de Zusters Franciscanessen van Dongen. Als jonge kloosterlinge volgde zij de opleiding tot kleuterleidster. In 1939 startte zij haar onderwijsloopbaan op de Sint-Theresiakleuterschool aan de Da Costakade in Amsterdam-West waar ook het klooster was gehuisvest.

Op het podium van het Parochiehuis
In oktober 1946 kwam Zuster Theresio naar Sloten waar zij hoofdleidster werd van de Sint-Jozefkleuterschool die in 1945 was opgericht. Een eigen gebouw had de school nog niet. De beide kleuterklassen kregen onderdak in het parochiehuis: één groep op de begane grond en de andere op het podium! Deze primitieve huisvesting werd later ingeruild voor een tijdelijk houten gebouwtje langs de steeg naar het tuincomplex van de V.A.T.

Sloten lonkte
In 1947 vertrok Zuster Theresio naar Badhoevedorp om hoofdleidster te worden van de daar nieuw geopende Sint-Jozefkleuterschool. Vervolgens was zij van 1953 tot 1962 hoofdleidster van diverse kleuterscholen in Zeeland en Noord-Brabant. Toen Zuster Theresio in 1962 in Sloten terugkeerde, beschikte de school sinds 1951 over een riant gebouw met drie lokalen achter de Sint-Jozefschool. Samen met Fiet Kunst-Schuss, die nog altijd op Sloten woont, heeft zij zich tot aan haar pensioen in 1981 ingezet voor de ontwikkeling van de kleuters uit Sloten en directe omgeving.

In het kloosterhuis Sloterweg 1190
Als lid van de congregatie woonde Zuster Theresio van 1946 tot 1953 in het klooster dat sinds 1945 gevestigd was op het adres Sloterweg 1190. De Mariagevelsteen naast de voordeur is hiervan een blijvende herinnering. Eerder was dat de dienstwoning van het schoolhoofd H.J. Schuss van de Sint-Jozefschool. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de woning gevorderd door de Duitse bezetter en woonden hier officieren. Vanaf 1962 werd het klooster ondergebracht in De Meerwende in Badhoevedorp. De zuster reisde voortaan daarvandaan dagelijks naar haar werk op Sloten.

Overleden op Sint-Jozefs dag
In 1981 ging Zuster Theresio met pensioen en nam zij – na 42 werkzame jaren in het onderwijs – afscheid van de Sint-Jozefschool. Opmerkelijk is dat zij vervolgens nóg eenzelfde periode van 42 jaar van haar pensioen heeft mogen genieten. Die jaren bracht zij door in de hoofdvestiging van het klooster in Dongen. Daar was het de burgemeester die haar in 2019 op haar 100e verjaardag in het zonnetje zette. Lichamelijk en geestelijk bleef zij sterk tot zij op 19 maart 2023 op de leeftijd van 103 jaar overleed. En – toevallig of niet – dat is precíes de kerkelijke gedenkdag van Sint-Jozef.

Terugblik in documentaire
De rouwkaart vanuit de Congregatie vermeldt dat zij overleed in het 86e jaar van haar professie. Wat bezielde Willy als meisje in de tienerleeftijd om destijds het klooster in te gaan? Als 100-jarige werkte Zuster Theresio mee aan een documentaire waarin zij daarop terugblikt, evenals op het begin van haar onderwijsloopbaan en het kloosterleven. Bekijk deze documentaire via deze link.

Theo Durenkamp; 22 maart 2023.

Op de schoolfoto uit 1949 ontbreken nog twaalf namen

Inmiddels is bekend welke leerkrachten staan afgebeeld op de schoolfoto die Theo Durenkamp, voormalig hoofd van de Sint-Jozefschool op Sloten, een maand geleden deelde.

Van de 25 leerlingen zijn tot nu toe 13 namen achterhaald. Kunt u een of meer van de ontbrekende 12 namen nog aanleveren? Stuur dan een mail naar Theo Durenkamp.

De schoolfoto uit 1949 met de nu bekende namen: v.l.n.r. Sjaan Vork, A. Warmerdam, Tootje de Jong, Rina Kuykhoven, ?, ?, Rietje Biemans, Corrie Breure, ?, Bep Vork, Truus Miltenburg, Ben Sol (hoofd VGLO-school), Alie Wiebes, Annie van Weerdenburg, ?, Bep van Weerdenburg, van Lammeren, Mientje Castelijn, Bets Kramer (leerkracht). Van de rij van zeven jongens kon alleen de middelste, Joop van Veen, worden achterhaald. Op de achtergrond is het open boerenland te zien zonder de nieuwbouw van de tuinstad Osdorp.

Foto is gemaakt in 1949
Theo: “De meeste lezers van de Nieuwsbrief Sloten-Oud Osdorp wisten te vertellen dat zij schoolhoofd Ben Sol en de leerkracht Bets Kramer op de groepsfoto herkenden. Zij draaiden vanaf 1944 de beide klassen van de toen opgerichte Sint-Willibrordusschool voor Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs (VGLO). De foto dateert inderdaad van eind jaren ’40 en is vermoedelijk in 1949 gemaakt.” Pas eind 1956 kon het nieuwe schoolgebouw worden betrokken. Ook de namen van twee andere leerkrachten die toen nog niet aan de school verbonden waren werden meermalen genoemd: juffrouw Trudy Tulver als leerkracht en juffrouw Jo Smit als handwerkonderwijzeres.

Negen leerjaren op Sloten
“Het was de Duitse bezetter die in 1943 met het voorschrift kwam om de leerplicht met een 8e leerjaar uit te breiden. Samen met het 7e leerjaar dat al sinds 1928 bestond, werd dit nu een aparte school voor VGLO. Op de school op Sloten is zelfs nog een 9e leerjaar gevormd, al was dat wél in combinatie met klas 8”, zo vertelt voormalig schoolhoofd Durenkamp, die de historie van het Slotense katholieke onderwijs vastlegt. Hij vervolgt: “Tot de opheffing van de VGLO-school in 1968 wegens invoering van de zogenoemde Mammoetwet werd de school overwegend door meisjes bezocht. In de laatste jaren kwamen zij steeds vaker vanuit Amsterdam met de fiets of met bus G naar Sloten. Na de sluiting van de school bleef de heer Sol nog tot 1974 werkzaam als gymleerkracht op de Sint-Jozefschool.”

Wie weet meer over de foto van deze klas van de Sint-Jozefschool?

Oud-schooldirecteur Theo Durenkamp van de in 1988 opgeheven Sint-Jozefschool te Sloten is bezig het schoolarchief te ordenen voor overdracht aan het Stadsarchief Amsterdam.

Onderdeel hiervan is dat hij zo veel mogelijk informatie koppelt aan de grote fotocollectie uit de periode 1914 – 1988.

Foto van een schoolklas gemaakt in de periode 1945-1949 uit het archief van de Sint-Jozefschool te Sloten. Op de achtergrond de leilinden op de begraafplaats achter de Sint-Pancratiuskerk. Theo Durenkamp: “Surveillerend op het schoolplein achter de school vertelden diverse oud-leerkrachten mij meermaals dat je vanaf daar eindeloos ver kon kijken. Op een heldere dag kon je vanaf de speelplaats zelfs zien wanneer de Hembrug over het Noordzeekanaal geopend was voor een passerend zeeschip!”

Leerlingen op foto nu tussen 85 en 90 jaar
Van bijgaande foto ontbreekt echter de nodige informatie. Wie herkent iemand en weet één of meer namen van deze leerlingen? En wie is de leerkracht? De nog levende leerlingen zijn nu in ieder geval tussen de 85 en de 90 jaar.

Het sterke vermoeden bestaat dat het gaat om leerlingen van het 7e en 8e leerjaar van de VGLO-school Sint-Willibrordus, die op 1 april 1944 als zelfstandige school is gestart in hetzelfde gebouw. Voor deze school werd in 1956 het nieuwe gebouw in gebruik genomen dat haaks op de oude school stond.

VGLO staat voor Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs, dit is sinds de Mammoetwet in 1968 overgegaan in het LAVO (Lager Algemeen Voortgezet Onderwijs), dat in het tweede jaar al of niet samenvalt met het lager beroepsonderwijs.

Nog geen Ditlaar, nog geen Osdorp…
Deze foto is genomen links van het leilindenlaantje naar het kerkhof van de Sint-Pancratiuskerk, dus pal achter het oorspronkelijke schoolgebouw. Vlak achter deze groep leerlingen zou in 1950 de kleuterschool worden gebouwd waarvoor de sloot, links op de foto, werd gedempt.

Weet u meer over deze foto? Stuur dan een mail naar Theo Durenkamp.

Theo Durenkamp; 6 februari 2023.

De Slotense tol in het Parool

Op 6 december 2022 stond de Slotense Tol in het Parool in de rubriek ‘Déjà Vu’, waarbij de situatie van vroeger en nu wordt vergeleken.

“Sinds 1816 moest op de Sloterweg tussen Amsterdam en Sloten tol worden betaald. Het geld was bestemd voor onderhoud. Een voetganger boven de zes jaar betaalde twee duiten. In 1921 werd de gemeente Sloten geannexeerd door Amsterdam en werd de tol opgeheven.”

Voor het bericht zie ook: www.parool.nl/ps/zoek-de-verschillen-sloterweg-in-1910-en-2022~bde58660/

Zie ook:

 

De bankjes in de Riekerpolder van ‘De Oeverlanden Blijven’

In de Riekerpolder, of wat daar nog van over is, staan op diverse plaatsen bankjes, geplaatst door de Vereniging ‘De Oeverlanden Blijven’. Deze bankjes zijn zowel een plek om even uit te rusten als een eerbetoon aan diverse mensen die in het verre en nabije verleden van betekenis zijn geweest in de Riekerpolder.

De eerste bankjes zijn in 2020 door Nico Jansen geplaatst langs het Jaagpad, de zuidelijke begrenzing van de Riekerpolder, die zich oorspronkelijk uitstrekte van de Sloterweg tot aan de Nieuwe Meer. Onder andere is er het ‘bankje van Jacq. P’, dat herinnert aan Jacq. P Thijsse, de bekende natuurbeschermer uit de eerste helft van de 20e eeuw.

Door op onderstaande afbeelding te klikken is een grotere weergave mogelijk.

Kaart van het zuidelijke deel van de Riekerpolder met daarop aangegeven de zestien bankjes. Stand oktober 2022. Bron: www.oeverlanden.nl/bankjes/

Inmiddels zijn er enkele oude bankjes door nieuwe exemplaren vervangen en vooral in 2021 en 2022 zijn er een reeks nieuwe bankjes bij geplaatst, niet alleen langs het Jaagpad (totaal nu negen stuks), maar ook in het natuurgebied De Oeverlanden en op enkele andere locaties elders in de Riekerpolder. Hieronder een alfabetisch overzicht van de nu aanwezige achttien bankjes (stand oktober 2022).

De informatie over de diverse bankjes en de plattegrond zijn afkomstig van initiatiefnemer Nico Jansen (‘Hoofd buitenmeubilair van de Oeverlanden’). Zie ook: het artikel ‘Banken met uitzicht’ in ‘Oever 84‘, najaar 2022, en: www.oeverlanden.nl/bankjes/. Hier is ook een interactieve kaart te bekijken waarop kan worden doorgeklikt naar de diverse bankjes en hun locaties.

De bankjes
Overal in De Oeverlanden zijn bankjes geplaatst van robuust eikenhout. Elk bankje is gewijd aan iemand die van betekenis is geweest voor de geschiedenis van het gebied. In het overzichtskaartje is de plaats van de bankjes aangeduid. Hieronder een korte beschrijving van de persoon aan wie het bankje is gewijd.

Bas van Wijk (1996-2020)
Op de pier in het Nieuwe Meer is in augustus 2021 een bank geplaatst als eerbetoon aan de vorig jaar daar vermoordde Bas van Wijk. Deze bank is er gekomen op initiatief van de heer Banshi van restaurant Aquarius. Hiermee krijgt de herinnering aan deze tragedie een blijvende plek in de Oeverlanden. Een plek van herinnering met een mooi uitzicht op het water. Zie ook: Bas van Wijk.

Betje Polak (1901-1980)
Onderzoekster in de Riekerpolder. Haar proefschrift in 1929 behandelde de samenstelling van het Hollandse veen. Pionier van het veenonderzoek in Nederland en in de Tropen. Volgens haar onderzoek is het Nederlandse laagveen in feite verdronken hoogveen. Zie ook: Betje Polak.

Chris Arntzen (1920-2012)
Schoolmeester handenarbeid en decennialang secretaris van de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven’. Drager van de gouden speld van de Gemeente Amsterdam en erelid van de vereniging. Zijn creatieve denken vond voor elk probleem wel een oplossing. Schilder en tekenaar van de Nieuwe Meer en omgeving. Zie ook: Chris Arntzen.

Clovis Cnoop Koopmans (1925-2008)
Rechter en raadslid voor de Partij van de Arbeid van 1982 tot 1990. Hij heeft er mede voor gezorgd dat de Oeverlanden onbebouwd zijn gebleven door in 1985 dit gebied van de lijst van bouwlocaties af te laten voeren. Ook heeft hij gezorgd voor behoud van de Kleine Komedie. Zie ook: Clovis Cnoop Koopmans.

Ger van Zanen (1929-2015)
Amsterdammer van geboorte, opgeleid tot veldbioloog / florist door Jacob Heimans, werd hij biologieleraar in Bussum. Voor de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven’ verzorgde hij tal van excursies over planten, grassen en paddenstoelen. Hij heeft in 1998 een uitgebreide inventarisatie gemaakt van de planten in de Oeverlanden. Zie ook: Ger van Zanen.

Henk Gerritsen (1948-2008)
Kunstenaar en botanicus. Hij was op 12 januari 1984 één van de oprichters van de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven’. Zie ook: Henk Gerritsen.

Henk Smit (1938-2016)
Henk kwam uit de Schinkelbuurt, zijn hart lag in de Zuidwesthoek van Amsterdam; Sloten, het Jaagpad en de Oeverlanden. Als bioloog was hij nog opgeleid door botanicus Jacob Heimans, de zoon van Eli Heimans. Sinds de oprichting in 1984 steunde hij de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’ met raad en daad om dit gebied zo mooi mogelijk te houden. Vrij van woningbouw. Henk Smit heeft veel invloed gehad op ‘het groen’ in en rond Sloten. Dat deed hij als tuinder van volkstuinpark Eigen Hof, waar hij al heel vroeg aandacht vroeg voor ecologie en duurzaam tuinieren. Dankzij Henk is het Siegerpark bij de Sloterweg behouden en nog steeds een oase van rust. En het was ook zijn idee om achter de ‘afgehakte’ percelen aan de Sloterweg een ecologische zone in Nieuw Sloten aan te leggen. Nu genieten velen hier dagelijks van de Peilscheidingskade van het aangename wandelpad. Zie ook: .

Jac. P. Thijsse (1864-1945)
Geestelijk vader van het Amsterdamse Bos en de Oeverlanden. In 1908 schreef hij al over de ‘Parkenquaestie’: “Op deze manier krijgen we zonder groote onkosten niet een park maar een parklandschap met het Nieuwe Meer als centrale waterpartij.” Algemeen Dagblad; 11 januari 1908. Zie ook: Jac. P. Thijsse.

Jan P. Strijbos (1891-1983)
Natuuronderzoeker, fotograaf en publicist. Hij deed onderzoek naar de blauwe reiger in de kolonie aan de Sloterweg in de Riekerpolder. Zie ook: Jan P. Strijbos.

Jan Swammerdam (1637-1680)
Medicus en natuuronderzoeker, met name de ‘bloedloze dierkens’. Goed observeren is de basis van alle kennis. De bijenkoning bleek een koningin. Zie ook: Jan Swammerdam.

Josephine (Fien) Hoogmoed-v. Lienen (1920-2012)
Met haar dalmatiërs wandelde ze tientallen jaren door de Oeverlanden en de Riekerpolder. Onderwijl ruimde ze het zwerfvuil op. Een markante dame met een lang leven rond de Nieuwe Meer. Zie ook: Josephine Hoogmoed.

Lodewijk Napoleon (1778-1846)
De jongere broer van Napoleon Bonaparte was koning van Holland van 1806 tot 1810. Hij wilde de scheepvaart bevorderen en daarmee de economie van Holland verbeteren. De overtoom tussen de Kostverlorenvaart en de Schinkel werd in 1809 vervangen door een sluis (Overtoomse Sluis) om de vaarweg geschikt te maken voor grotere schepen. Tevens werd het Jaagpad aangelegd om de schepen te kunnen helpen bij ongunstige wind naar de Haarlemmermeer te varen. Zie ook: Lodewijk Napoleon.

Milo van der Veen (2006-2021)
Geboren en getogen in de Riekerpolder en de Oeverlanden van de Nieuwe Meer. Door een noodlottig ongeval gestorven. Zie ook: Milo van der Veen.

Nel Ypenburg (1923-2016)
Arts en plantkundige. Liefhebber van het Nieuwe Meergebied, de Oeverlanden en de Riekerpolder. Zij inventariseerde het rijke plantenleven in de Oeverlanden in het begin van deze eeuw waarvan het verslag nog steeds te zien is op de website van de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven’. Zie ook: Nel Ypenburg.

Rein Cremer (1947-2021)
Bioloog en dertig jaar lang de begeesterde werkmeester van de beheervrijwilligers van vereniging ‘De Oeverlanden Blijven’.
Loofzanger
Een herfstblad dwarrelt van boom naar boom,
naar de grond en weer omhoog naar een tak.
Zingt daar zijn lied.
Rein Cremer Leknin, november 2003.
Zie ook: Rein Cremer.

Rembrandt van Rijn (1606-1669)
Toen het na 1650 economisch minder ging met zijn portretschilderijen, ging hij op stap in de omgeving van Amsterdam en raakte bekoord door de schoonheid van het polderland, doorsneden met water. Een mooie tekening is “Zicht op de Schinkel” met de stad op de achtergrond. Ook de Sloterweg en de Osdorperweg werden door hem getekend met pittoreske boerderijen en landarbeidershuisjes. Maar ook het Amstelland en de oevers van de Zuiderzee wist hij zeer te waarderen. Zie ook: Rembrandt van Rijn.

Overige banken
In 2022 zijn er ook enkele banken geplaatst die niet naar personen vernoemd zijn. De bank van Bella Vista en de bank van Famos verwijzen naar een verdwenen uitspanning en sportvelden. Voorts zijn er nog twee naamloze picknickbanken geplaatst.

Bella Vista
Een uitspanning aan het Jaagpad nummer 123, in de oude nummering van de gemeente Sloten nummer A 368. Het gebouw stond op de plek waar nu het dijklichaam van de A10 ligt. Daar had men een wijds uitzicht over de Nieuwe Meer en na 1934 ook over het prille Amsterdamse bos. Na de oorlog moest Bella Vista wijken voor uitbreidingen van de stad. Voor zover bekend is het gebouw rond 1970 gesloopt. De veelvoorkomende sneeuwklokjes bij de kruising van het Jaagpad met de Riekerweg zijn misschien nog een overblijfsel uit de tuin van Bella Vista. Zie ook: Bella Vista.

FAMOS
Afkorting van de Federatie Amsterdamse Middelbare scholen voor Ontspanning en Sport. Sinds de annexatie van de gemeente Sloten in 1921 waren er een aantal sportvelden tussen het Jaagpad en de Volkstuinen van Ons Buiten. Aan Jaagpad 129, komend vanuit de stad net voorbij Bella Vista, was er een kantine en een botenhuis. In 1962 is het complex verlaten. De sportvelden zijn vervolgens onder een dikke laag zand verdwenen. Sindsdien is hierop het Jaagpadbos gegroeid. Zie ook: FAMOS.

Picknickbank in het Jaagpadbos
Op alle banken staat VDOB (Vereniging De Oeverlanden Blijven) met het jaartal van plaatsing.

Picknickbank nabij de Schinkelbruggen
Op de achtergrond de Schinkelbruggen van de Ringweg A10. Aan de linkerbeeldband stond vroeger de uitspanning Bella Vista.

De Bank van de Vereniging de Oeverlanden Blijven!
Voor het verenigingsgebouw ‘De Waterkant’ staat een extra lange bank met de naam van de vereniging.

Tekst en foto’s: Erik Swierstra; oktober 2022.
De foto’s zijn gemaakt in september-oktober 2022.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

Zie ook:
www.oeverlanden.nl/bankjes/

*

De Slotense vrijwillige brandweer stond dag en nacht paraat

Na de onthulling en verwelkoming van de gerestaureerde Slotense brandspuit uit 1880 in het Slotense Tuinpark V.A.T. op 28 augustus 2022 vroegen velen zich af hoe de brandweer op Sloten eigenlijk werkte.

“Op het dorp stond met ingang van 1932 ook een brandmelder. Welke rol vervulde die bij het melden van branden?” En: “Welke Slotenaren zaten er in de Brandploeg?” Diverse Slotenaren halen herinneringen op.

De brandploeg poseert tijdens een oefening bij de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. V.l.n.r.: Joop Schönhage, Gijs Stolk, onbekend, postbode Punt. Rechts achteraan: Wim Wiebes, onbekende man met pet, Henk Mol (vader van Rietje Mol en opa van Els en Willy), Tinus Worm. De man rechtsvoor met de hoed is Henk Königsmann. Foto: Familiearchief Rietje Mol, circa 1955.

Brandploeg: ieder zijn eigen taak
In de ‘Instructie voor de brandmeesters der vrijwillige brandweer in het buitengebied van de Gemeente Amsterdam’ uit 1967 werden de regels gedetailleerd uit de doeken gedaan. In het buitengebied van de gemeente Amsterdam bevonden zich in 1967 nog zes brandwijken, die deel uitmaakten van drie brandweer-secties: Sloten, Osdorp en Noord.

Het personeel van de brandwijk Sloten bestond uit een 1e en een 2e brandmeester, een spuitoppasser, hooistekers en een aantal spuitgasten. De brandmeesters droegen de zwaarste verantwoordelijkheden bij het ‘blussingswerk’, het oefenen, de administratie, het rapporteren over van alles en nog wat en het onderhoud van het materieel en het spuithuisje. Het personeel was verplicht om alle bevelen op te volgen en mocht zich zonder toestemming van de bevelvoerder niet van het brandterrein verwijderen.

Piet Ebbers eerst 2e en toen 1e Brandmeester
De werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp beschikt over een officiële aanstellingsbrief gedateerd op 1 september 1955. Op die dag werd de Slotense loodgieter Piet Ebbers van Sloterweg 1201 namelijk aangesteld als ‘2e Brandmeester in de brandwijk Sloten’. Hij was, zo staat in de arbeidsovereenkomst van 23 augustus “verplicht om de arbeid persoonlijk te verrichten”. Piet Ebbers ontving hiervoor het salaris van ƒ 152,– per jaar: “… hetwelk aan het einde van het kalenderjaar zal worden uitbetaald…”. Twee jaar later promoveerde Piet al tot 1e Brandmeester en nam Gerrit van der Puij de functie van 2e Brandmeester over. Gerrit heeft ervoor gezorgd dat de brandspuiten van Sloten en Osdorp behouden zijn gebleven voor het landelijke gebied. De Slotense spuit staat nu bij de entree van Tuinpark V.A.T. en de Osdorpse staat in de hal van de brandweerkazerne aan de Ookmeerweg.

Oefening van met de brandspuit van Sloten aan de Ringvaart; 1955. Foto: Nationaal Brandweer Documentatiecentrum.

Broeiing van hooi leidde tot branden
De geschiedenis van het Slotense brandweercorps gaat te ver terug om uit de begintijd nu nog verhalen boven water te halen. Wat wel bekend is, is dat hooibranden het vaakst voorkwamen in het landelijke gebied. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het oudste document in het archief van de werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp (gedateerd op 30 november 1948) juist hierover gaat. Het betreft de ‘Instructie voor brandmeesters en hooistekers in het buitengebied der Gemeente Amsterdam’. De ‘buitengemeente’ van Amsterdam was verdeeld over tien hooidistricten. Het hooidistrict ‘Sloten’ stond onder controle van de brandmeesters van de brandwijk Osdorp. Ieder district had zijn eigen hooistekers.

Een passage uit de instructie: “Wanneer hooi (te sterk) broeit, is de eigenaar, huurder of gebruiker van het perceel waarop het hooi zich bevindt verplicht om hiervan onmiddellijk kennis te geven aan de brandmeesters of hooistekers van het hooidistrict, welke personen daarop een onderzoek instellen. Bij het ontdekken van een broeiing onderzoeken zij het hooi met hooi-ijzers en gelasten zo nodig spitten, omwerken of verspreiden daarvan door de eigenaars, huurders of gebruikers.” Alles wordt gedetailleerd beschreven, tot en met de noodzakelijke “nacontrole tot het gevaar voor brand was geweken”.

Oefening van met de brandspuit van Sloten. Ter hoogte van Sloterweg 1277; 1955. Foto: Nationaal Brandweer Documentatiecentrum.

Meestal kleine veenbranden
Zoon Dirk Ebbers weet zich nog wel te herinneren hoe dat in zijn jeugd ging. “Er kwam dan iemand aan de deur met een brandmelding. Mijn vader nam dan altijd eerst contact op met de brandmeester in de stad. Daarna was het zijn taak als 1e brandmeester om snel ter plaatse te gaan kijken wat er aan de hand was; om wat voor brand het ging. En om een inschatting te maken of de brandweer uit de stad moest komen. Ik herinner me dat het relatief vaak om een veenbrand of een brand in een hooiberg ging.”

Rietje de Jong-Mol (1938) herinnert zich nog een grote vreselijke brand “bij Meekel aan de Zuiderakerweg. Dat was echt heel erg en er waren ook doden te betreuren. Natuurlijk was de echte brandweer toen snel ter plaatse. Voor zover ik me dat kan herinneren was dat gelukkig echt een uitzondering.”

Brandmelder nog nooit gebruikt
Degene die de brand gemeld had zorgde er ondertussen voor dat het nieuws zich als een ‘waarschuwend vuurtje’ door het dorp verspreidde. De overige leden van de brandploeg verzamelden zich snel bij de vroegere tramremise en later bij het Spuithuis. De brandspuit werd naar buiten gesleept en naar de plek des onheils getrokken. Dirk: “Negen van de tien keer kon de brandploeg het zelf afhandelen, maar de brandmeester uit de stad kwam toch bijna altijd kijken. Zo nodig kwam de brandweer met groot materieel. Dit hele proces stond – voor zover ik het me kan herinneren – altijd los van de brandmelder op het dorp. Op het moment dat Amsterdam die in 1932 hier op het dorp neerzette, waren de Slotenaren al gewend aan hun eigen procedures.

Voor zover ik me kan herinneren, is-ie hier nóóit gebruikt. Maar ja, Sloten maakte sinds 1921 volwaardig deel uit van Amsterdam en het dorp had daarom ook recht op zo’n paal.” Rietje de Jong-Mol bevestigt deze herinnering: “Nee hoor, leuk die paal, maar hij is nooit gebruikt. Als er brand was, dan ging je dat meteen bij Ebbers en Van der Puij melden.”

De Brandmelder uit 1932 naast het Politiebureautje. Foto: Erik Swierstra.

Prima bijbaan
De Slotenaren vonden het prima om in deel uit te maken van de brandploeg. Ze kregen per keer dat ze moesten uitrukken betaald. En, niet onbelangrijk, degenen die in de Slotense brandploeg zaten kregen vrijstelling voor de BB (Bescherming Bevolking). Dat was een naoorlogse organisatie die in 1952 was opgericht door de overheid. De BB was een onderdeel van de civiele verdediging en had als taak om de bevolking te beschermen tegen de onmiddellijke gevolgen van oorlogsgeweld gedurende de periode die nu bekend staat als de Koude Oorlog.

Spuitoppasser en de spuitgasten
Zowel het blusvoertuig zelf als zijn onderkomen (het spuithuisje) moesten natuurlijk in goede staat verkeren. De spuitoppasser had tot taak om al het blusmaterieel en het spuithuis goed te onderhouden. In de ‘Instructie voor de Brandmeesters der Vrijwillige Brandweren in het Buiten-Gebied der Gemeente Amsterdam’ gedateerd 15 april 1930 staat een uitgebreide taakomschrijving van de spuitoppasser: “Hij zorgt dat de spuit voor blusschingswerk te allen tijde in goeden staat verkeert. Hij waakt voor het uitdrogen der zuigers gedurende den zomer en het vastvriezen der kleppen (van de pomp) gedurende de winter.

Na een brand of een oefening, waarbij het voertuig in werking is geweest, wordt dit door den spuitoppasser geheel schoon- en drooggemaakt; natte slangen worden te drogen gehangen. Kleine herstellingen worden door hem verricht. Het benoodigde vet, poetskatoen enz. wordt hem verstrekt. Blijken groote herstellingen noodig, moet de spuit of het spuithuis geschilderd worden of zijn slangen defect, dan meldt hij dit aan den 2den brandmeester, die zich in verbinding stelt met den hoofdbrandmeester der hoofdwacht, waaronder de brandwijk ressorteert.” Beide brandmeesters en de spuitoppasser kregen een jaarwedde of vergoeding.

De pijpvoerders, spuitstellers en pompers hadden geen contract maar kregen betaald: “gedurende den tijd dat zij te werk gesteld zijn”. Het ging om een uurtarief: de pijpvoerders kregen ƒ 1,50 per uur (tussen 22 en 6 uur en op zondagen: ƒ 2,–) en de spuitstellers en pompers kregen ƒ 1,– per uur (tussen 22 en 6 uur en op zondagen: ƒ 1,50). Deze Slotense spuitgasten trokken de brandspuit voort aan de twee trekbomen, zorgden ervoor dat de slangen goed lagen, hadden de zware taak om het water uit de sloot te pompen en verleenden allerhande ondersteunende taken.

Het Spuithuis washet onderkomen van de brandspuit op Sloten. Het huisje is tegenwoordig een gemeentelijk monument en staat nu op het erf van de bewoners van Sloterweg 1277. Foto: Erik Swierstra; 5 mei 2015.

Rietje Mol (6) viel in de Ringvaart
In principe moest er, volgens het reglement, iedere maand worden geoefend, maar in de wintermaanden (december tot en met maart) kon worden verzocht om in plaats van de oefening een theorieles te houden. Rietje de Jong-Mol, die sinds haar geboorte nog altijd op Sloten woont, weet zich te herinneren dat er op Sloten niet zo vaak werd geoefend: “Nee hoor, op Sloten gingen ze één keer per jaar oefenen en niet vaker. Ik herinner me dat ik als kind daar graag naar ging kijken. Ik weet het nog precies: Ik was zes jaar en kon nog niet zwemmen. Hoe het zo kwam, weet ik niet meer, maar op de een of andere manier ben ik toen in de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder gevallen. Mijn vader Henk sprong uiteraard meteen in het water om me te redden. Dat heeft diepe indruk op me gemaakt. Ik weet het nog altijd!”

Wie álles wil weten over de procedures en werkwijzen voor de Slotense vrijwillige brandweerlieden in 1911: Reglement Brandweer Sloten NH – 1911.

Meer informatie over de vrijwillige brandweer van Sloten
Waarschijnlijk kreeg Sloten in 1885 zijn eigen vrijwillige brandweercorps, dat bij het blussen gebruik maakte van de ‘Handspuit Otterbein’. In het Stadsarchief Amsterdam ligt een reglement uit dat jaar opgeslagen met daarin de voorgeschreven gang van zaken bij brand in verschillende gebieden. Hierbij wordt Sloten ook vermeld.

Eerder werd een interessant artikel over de brandweer in de voormalige gemeente Sloten gepubliceerd. Hierin treft u ook informatie over de brandspuit van Osdorp, die tegenwoordig – eveneens gerenoveerd – zijn thuisbasis heeft in de brandweerkazerne aan de Ookmeerweg.

Tamar Frankfurther, september 2022.

Zie ook:
* Unieke brandmelder staat bij het Politiebureautje
* Slotense brandmelder in 1933: het nieuwste van het nieuwste
* De brandweer in de voormalige gemeente Sloten
* Slotense brandspuit verhuist van Molen naar Tuinpark V.A.T.
* Brandspuiten uit Sloten en Oud Osdorp
* Tuinpark V.A.T.: de zevende standplaats voor de Slotense brandspuit
* Grondige restauratie Slotense brandspuit afgerond

Dit artikel is ook te lezen als pdf: De Slotense vrijwillige brandweer stond dag en nacht paraat (pdf)