Een parel in het gehavende boerderijenlint van Sloten
21 december 2023
Het dorp Sloten is een gemeentelijk monument rijker! De voormalige boerderij ‘Margarethahoeve’ aan de Sloterweg 1081 ligt in het boerderijenlint dat vanouds de Sloterweg aan beide zijden omzoomde. Dit is in het laatste decennium aanmerkelijk versnipperd geraakt door nieuwbouw. Reden te meer om de enkele boerderijen die er nog zijn te koesteren.
Sloterweg
De Sloterweg ten oosten van het dorp Sloten is aan het einde van de dertiende eeuw aangelegd in een ontginningsgebied en vormde sindsdien een belangrijke verbindingsroute tussen Sloten en Amsterdam. Door de ontginning van het veengebied rondom Sloten, ontstonden aan beide zijden van de weg langgerekte kavels omgeven door sloten. Op de kop van deze kavels zijn boerderijen gebouwd, waardoor een langgerekt boerderijenlint tot stand kwam. Vermogende Amsterdammers kochten kavels als belegging, of om er een hofstede of buitenplaats te stichten. Zo is de Margarethahoeve lange tijd een pachtboerderij geweest van Amsterdamse families. In de loop van de negentiende eeuw zijn echter alle buitenplaatsen verdwenen en kwamen ook op deze terreinen boerderijen.
In 1921 is de gemeente Sloten geannexeerd door de gemeente Amsterdam met het oog op uitbreiding van de snelgroeiende stad. Behalve bebouwing was er ook aandacht voor ‘vergroening’ in de toenemende stedelijke omgeving. Aan de Sloterweg kwam in 1927 een volkstuincomplex en zo’n 10 jaar later werd het Siegerpark, dat naast het zogenoemde Reigersbos lag, een relict van een verdwenen buitenplaats.
Van boerderij en tuinbouw naar nieuwbouw
Langzamerhand veranderde het agrarisch karakter van de omgeving van de Sloterweg. Een belangrijke wijziging in de bebouwing langs de Sloterweg vond plaats vanaf de jaren 1950. Toen kregen tuinders door de uitbreidingen van de Westelijke Tuinsteden een gebied ten noorden van de Sloterweg aangewezen als nieuw tuinbouwgebied. In de afgelopen decennia is er steeds meer nieuwbouw in de vorm van sterk verdichte zelfbouwkavels bij gekomen, die voor een belangrijk deel ten koste van de boerderijen is gegaan. De lintbebouwing is hierdoor steeds nauwer aaneengesloten geraakt en de rooilijn is steeds dichter naar de Sloterweg getrokken. Van de circa 50 boerderijen die er halverwege de vorige eeuw nog stonden, zijn er slechts een paar behouden, al hebben ze niet meer hun oorspronkelijke bestemming.
De Margarethahoeve uit 1905
Op het eerste gezicht zou je de Margarethahoeve, ondanks de naam, niet direct herkennen als een boerderij. Het dwarsgeplaatste voorhuis oogt als een burgerwoning in de chaletstijl van rond 1900. Pas bij het naderen vanaf de dorpskern van Sloten is de stal zichtbaar die met het hoofdhuis is verbonden en blijkt het dus echt om een boerderij te gaan. Deze boerderij is in 1905 geheel nieuw gebouwd. De voorganger, een hallenhuisboerderij uit 1870, is gesloopt.
De huidige boerderij heeft een T-vormige plattegrond. Het dwarsgeplaatste woonhuis met erachter het bedrijfsgedeelte heeft elementen van de chaletstijl. Dit herken je aan de decoratieve sierspanten in de zijgevels, het inmiddels betimmerde sierspant in de topgevel en het siermetselwerk en is ook typerend voor een burgerwoning. De combinatie met een bedrijfsgedeelte was geheel nieuw aan het begin van de twintigste eeuw en straalde een zekere ambitie van de, in dit geval Amsterdamse, eigenaar uit.
Interieur van het woonhuis
Opmerkelijk is de indeling van het woonhuis. De voorgevel mist een voordeur, die onder de topgevel wordt verwacht door de symmetrische opbouw met 5 raamtraveeën. De entree tot de woning bevindt zich echter in het voorste deel van het bedrijfsgedeelte. Dat deel is opgedeeld in een schuur (wagenschuur) en de daarachter gelegen stal.
In het woonhuis zijn slechts 2 vertrekken aanwezig: een woonkamer en een opkamer boven de kelder. De trap naar de zolder en de oorspronkelijke keuken bevonden zich in de ‘wagenschuur’. Zo was tot het einde van het gebruik als boerenbedrijf in de jaren 1990 de gebruikelijke indeling van de hallenhuisboerderij hier nog steeds aanwezig, waarbij in het middendeel woon- en werkfunctie naast elkaar bestonden.
De halfhoge kelder met opkamer verwijst trouwens ook naar de boerderijfunctie. Deze kelder, die zich aan de koele kant van het huis bevindt en is voorzien van troggewelven en geglazuurde plavuizen op de vloer en tegen de muren, was bedoeld voor melkopslag.
Het bedrijfsgedeelte van de boerderij
Achter het woonhuis heeft het bedrijfsgedeelte nog het karakter van de boerderij, alhoewel hierin tegenwoordig een kantoor is gevestigd. Nadat de laatste boer de boerderij verliet, is in het voorste gedeelte van de schuur een gang aangebracht van waaruit het woonhuis toegankelijk is. Ook is de keuken in de kamer geplaatst, zodat de woon- en bedrijfsfunctie van elkaar zijn gescheiden. In het tot kantoor verbouwde stalgedeelte geven 2 rijen stijlen of standvinken de oorspronkelijke driedeling aan. Met een voergang (deel) in het midden met plaatsen voor de koeien aan weerszijden.
Het boerenerf
Een belangrijk onderdeel van het boerderijcomplex is het erf. Omgeven door sloten is het erf vanaf de Sloterweg tegenwoordig toegankelijk via een dam. Oorspronkelijk was het erf bereikbaar via een brug die werd afgesloten door een sierhek. De boerderij ligt op enige afstand van de weg, waardoor er ruimte is voor een siertuin aan de voorzijde, een vast onderdeel bij de wat rijkere boerderijen. Op het erf stonden hier tot de jaren 1980 het hooihuis met daarachter een aantal schuren. Al deze elementen samen vormen een boerderijensemble.
Op een schilderij van de Margarethahoeve uit 1924 is deze samenhang goed herkenbaar: we zien het woonhuis in zijn oorspronkelijke uitstraling met aan de voorzijde een siertuin, opzij het hooihuis en de toegang tot het erf via een brug met sierhek.
Zeldzaam
De Margarethahoeve is ondanks de verschraling van het omliggende erf een zeldzaam type van een T-boerderij met een burgerwoning. De enige andere boerderij aan de Sloterweg met een vergelijkbare architectuur van het voorhuis is al lang geleden gesloopt.
Dit type boerderij, een T-boerderij waarvan het woonhuis de architectuur van een burgerhuis heeft, komt in Sloten weinig voor. Slechts één boerderij aan de Sloterweg had een vergelijkbare architectuur, namelijk een nieuw woonhuis (circa 1900) met topgevel, de inmiddels gesloopte boerderij ‘Tussen Meer’.
Erfgoed van de Week
In de rubriek Erfgoed van de Week staat elke week een bijzondere archeologische vondst, vindplaats, voorwerp, monumentaal gebouw of historische plek in de stad centraal. Via de website amsterdam.nl/erfgoed delen de erfgoedexperts van Monumenten en Archeologie het erfgoed van de stad met Amsterdammers én overige geïnteresseerden.
Zie ook: www.amsterdam.nl/kunst-cultuur/monumenten/erfgoed-week/margarethahoeve/
Uit: Archeologische kroniek 2022 – Provincie Noord-Holland – pagina 24.
In juli 2022 werd de tuin rond Sloterweg 734 tot een meter onder het maaiveld gesaneerd. Op het langgerekte perceel haaks op de Sloterweg staat een boerderij die bestaat uit een woonhuis uit 1915 met een aangebouwde stal uit 1939 en een losstaande schuur. Het perceel is aan weerszijden begrensd door een smalle sloot.
De Sloterweg is van oorsprong de achter-kade van de 11de-/12de-eeuwse ontginningen van de Sloterpolder. Archeologisch onderzoek op diverse locaties langs deze weg hebben al een rijke geschiedenis aan het licht gebracht. Deze geschiedenis vormde de aanleiding om de sanering archeologisch te begeleiden. Historische kaarten van Cornelis Koel uit 1675, van het Burgerweeshuis uit 1687 en het Kadastraal Minuutplan van 1832 tonen aan dat het perceel in ieder geval vanaf 1675 continu bebouwd is geweest.
De ontgraving rond de bestaande bebouwing heeft bouwsporen zichtbaar gemaakt, waaruit blijkt dat het voorste deel van het huis in 1915 is gebouwd met gebruikmaking van de fundering van zijn voorganger, bestaande uit muurwerk opgetrokken in oranjerode baksteen van 18 x 9 x 4 cm. Het achterste deel van het huis en de aangrenzende stal bleken gefundeerd op een betonconstructie die iets boven de bakstenen fundering van de voorganger was aangelegd. Om ruimte te maken voor de heipalen was dit muurwerk lokaal verwijderd. Tegen de achterzijde van de stal kwamen uitbraaksporen aan het licht, waaruit kan worden geconcludeerd dat de stal ooit bijna 7 meter langer was. Aardewerkscherven uit dit sloopniveau dateren uit de 17de en 18de eeuw. Het lijkt erop dat we hier te maken hebben met een langwerpige boerderij overeenkomstig het gebouw op het Kadastrale Minuutplan van 1832.
Aan de westzijde van het huis lag een nog intacte waterkelder. Op het gewelf stond het gemetselde mangat, waarop de oorspronkelijke natuurstenen putmond nog aanwezig was. In een latere fase is deze putmond opgemetseld naar een hoger niveau en was met PVC-pijp een verbinding gemaakt tussen de waterkelder en de huidige dakgoot.
Eveneens aan de westzijde kwamen in de tuin beschoeiingsresten aan het licht, die parallel liepen aan de huidige sloot. De tussenliggende ruimte was ooit aangeplempt met zand en puin. In deze vulling zaten concentraties aardewerkscherven, die dateren van het midden van de 17de tot in de 19de eeuw.
Na het ontgraven van de vervuilde grond rond de huidige schuur op de noordoostpunt van het perceel bleek dat dit gebouw op identieke wijze was gefundeerd als de stal uit 1939 en vermoedelijk daarmee uit dezelfde fase dateerde. Het archeologische onderzoek bevestigt het beeld dat de gebruiksgeschiedenis van dit perceel in ieder geval teruggaat tot circa 1650. Het is niet uitgesloten dat er op de plek van de bestaande boerderij bewoningssporen te vinden zijn die verder teruggaan in de tijd.
Monumenten en Archeologie, Gemeente Amsterdam, Jørgen Veerkamp
Uit: Archeologische kroniek 2021 – Provincie Noord-Holland – pagina 39.
In januari en februari 2021 is een Inventariserend veldonderzoek – proefsleuven (IVO-p) met aansluitend een opgraving uitgevoerd op Sloterweg 711-715 in Amsterdam Nieuw-West.
Na het onderzoek is de locatie vrijgegeven voor nieuwbouw. De Sloterweg kent zijn oorsprong als achterkade in het ontginningslandschap rond Sloten; het dorp dat in 1921 door Amsterdam werd geannexeerd en tegenwoordig door de stad is ingekapseld. Vanaf de 14de eeuw ontwikkelde het pad op de achterkade zich tot een belangrijke verkeersader tussen Amsterdam, Haarlem en het agrarische achterland van Sloten. Bepalend hierin was het Mirakel van Amsterdam in 1345, waarmee de Sloterweg deel ging uitmaken van de bedevaartsroute die pelgrims leidde naar de Heilige Stede aan het Rokin. In de eeuwen die volgden raakte de bebouwing langs de weg steeds meer op de stad georiënteerd. Tal van boerderijen werden omgebouwd tot herbergen en uitspanningen – voorzieningen waar reizigers hun paard konden stallen om iets te nuttigen of de nacht door te brengen.
Eén van die herbergen, zo blijkt uit verschillende 17de-eeuwse kaarten en bronnen, was de Rode Leeuw – een herberg annex dranklokaal op de grens tussen Amsterdam en Sloten. Een strategische ligging, niet alleen voor een korte tussenstop, maar ook voor wie buiten bereik van de stedelijke accijns één of misschien meerdere alcoholische versnaperingen wilde nuttigen. Omstreeks 1832 moet het oude herbergterrein er verstild bij hebben gelegen. Volgens de kadasterkaart bestond de enige bebouwing op dat moment nog uit een stal, waarvan bekend is dat deze in 1873 werd gesloopt, waarna in 1874 het oude herbergterrein werd overbouwd met een rijtje landarbeiderswoningen.
De kleinschalige huisjes wisten het tot 2020 aan de Sloterweg uit te houden, te midden van de steeds verder oprukkende stedelijke bebouwing.
Het archeologische onderzoek bracht de Rode Leeuw weer voor even in het zicht. De geschiedenis van het complex begon in de late 16de eeuw toen het drassige veenland, inmiddels ingedrukt tot 2,50 m -NAP, voor het eerst bouwrijp werd gemaakt door rietmatten uit te leggen. Op een ophoogpakket van voornamelijk klei- en veenzoden van ruim een meter dik werden stiepen geplaatst, waarschijnlijk voor een stal of boerderij.
In het tweede kwart van de 17de eeuw volgde de verbouwing tot een herberg, die bestond uit twee rechthoekige panden op een geïmproviseerde fundering van hergebruikte dakpannen en houten balkjes. Het complex bleek te bestaan uit twee parallel geplaatste panden van circa 12 x 7 m haaks op de Sloterweg, overeenkomstig een prekadastrale kaart van de percelen langs de Sloterweg uit 1687 uit het kaartboek van het Burgerweeshuis.
Rondom de centrale haardplaats van het westelijke pand lag een zandvloer waarin allerlei kleine voorwerpen waren achtergebleven, vooral veel rookpijpen, maar ook een dobbelsteen, een bikkel, muntjes en knikkers. Een tweede grote stort van rookpijpen lag in de insteek van een diep ingegraven waterput in het oostelijke pand. De datering van de tientallen rookpijpen uit deze contexten vertoont een duidelijke piek in het midden van de 17de eeuw. De 18de en 19de eeuw zijn aanzienlijk minder vertegenwoordigd in het vondstenspectrum van de vindplaats, wat verband zal houden met het verdwijnen van de herbergfunctie op het terrein. De uitwerking van het onderzoek bevindt zich momenteel nog in een vroege fase. Parallel hieraan loopt een historisch onderzoek naar de ongetwijfeld roerige geschiedenis van De Rode Leeuw.
Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie, Thijs Terhorst
Uit: Archeologische kroniek 2019 – Provincie Noord-Holland – pagina 25.
Op 14-16 november 2018 en 7 januari 2019 heeft Monumenten en Archeologie Amsterdam een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd op het perceel Sloterweg 1269.
Aanleiding voor het IVO was de nieuwbouw van een appartementencomplex op deze locatie midden in de historische dorpskern van Sloten. Het huidige dorp is waarschijnlijk een tweede fase van het oorspronkelijke ‘Sloton’ dat in 1040 voor het eerst in historische bronnen opduikt, en door de historisch-geograaf De Cock even ten zuiden van de Sloterplas wordt geplaatst.
Diens collega De Bont zoekt de vroegste bewoning ten zuiden van de weg, maar deze theorie lijkt minder aannemelijk, aangezien middeleeuwse vindplaatsen zich vooralsnog beperken tot de noordzijde. De oudste bewoningsresten dateren vanaf de 12de eeuw en werden in 1991 bij de opgraving van een huisterp onder het Dorpsplein opgegraven. Doel van het IVO op Sloterweg 1269 was om vast te stellen of deze terpbewoning zich voortzette aan de zuidzijde van de weg.
Voor het IVO werd haaks op de Sloterweg een profielsleuf aangelegd, die het volgende beeld van de bodemopbouw opleverde. Het natuurlijk veen lag rond 2,50 m onder N.A.P. en was afgedekt door een venige ophogingslaag die op basis van een dendrochronologisch gedateerde eikenhouten plank na 1552 is gedateerd.
Op 2,10 m onder N.A.P. werd deze laag afgedekt door een 60 cm dik ophogingspakket van venige klei, die aan de wegzijde werd begrensd door een lichte houtconstructie – mogelijk een restant van een beschoeiing aan een later gedempte perceelsloot parallel aan de Sloterweg. In de 17de / 18de eeuw werd het terrein opnieuw opgehoogd, waarbij de sloot werd gedempt, maar dit niveau was grotendeels verstoord bij de bebouwing van het terrein vanaf omstreeks 1900. Aangezien sporen van een middeleeuwse huisterp ontbraken en de ontgraving voor de nieuwbouw beperkt zou blijven tot de jongere bodemlagen is het terrein vrijgegeven voor bouwontwikkeling.
Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie, Thijs Terhorst
Uit: Archeologische kroniek 2009 – Provincie Noord-Holland – pagina 15.
In augustus 2009 vond een archeologisch noodonderzoek plaats in de bouwput Kolenkit Zuidelijk Veld Fase 1 in stadsdeel Bos en Lommer.
Op 3 m onder de huidige Leeuwendalersweg zijn goed geconserveerde 17de- en 18de-eeuwse bewoningssporen gedocumenteerd. Deze vindplaats bleek relevant voor het opvullen van de kennislacune over de materiële cultuur van 18de-eeuwse huishoudens in het landelijk buitengebied van Amsterdam. In gebieden van de 20ste-eeuwse westelijke stadsuitbreidingen zijn archeologische overblijfselen doorgaans moeilijk toegankelijk vanwege de grootschalige ophogingen met 2 tot 3 m zand.
De gebruikelijke methode van proefsleuven is weinig effectief voor sondering of vondstberging.
De vroegste gebruikssporen op de vindplaats dateren uit de 17de eeuw. Toen is, waarschijnlijk met de inpoldering van het naastgelegen Sloterdijkermeer in 1644, het veen opgehoogd. Tot de oudste bebouwingsfase in de 17de eeuw of begin 18de eeuw behoorde een rechthoekig gebouw van anderhalfsteens muurwerk, gefundeerd op langshout.
Het muurwerk was gesloopt tot gemiddeld 2,6 m onder N.A.P. De stratigrafische opbouw van het terrein wees op een oorspronkelijk maaiveldniveau ten tijde van de gebruiksperiode van 2 m onder N.A.P. Het gebouw lag aan de voormalige Sloterdijkermeerweg, die tussen de polder en het noordelijker gelegen Sloten liep en in het maaiveld gemarkeerd was als een verhard tracé ten oosten van het gebouw. Gezien de bouwwijze en inrichting was het een schuur of stal. De ondergrond binnenin bestond uit een afwijkende zandige kleivulling die vermengd was met huishoudelijk aardewerkafval uit de gehele 18de eeuw. Deze vulling was waarschijnlijk de oorspronkelijke vloer die met aangevoerd materiaal (afval, grond) was opgehoogd om wateroverlast tegen te gaan.
Aangezien de bovenste 0,5 m van het historische loopvlak ontbrak, blijft de optie open of het een ophoging over een langere periode betrof of dat er sprake was van een eenmalige stort in het laatste kwart van de 18de eeuw.
De ontbrekende bovenste 0,5 m van het loopvlak kan eventueel nog jonger 19de-eeuws materiaal bevat hebben dat op een langere doorlooptijd geduid zou kunnen hebben. De vondsten vormen geen gesloten complex dat, zoals een beerput, direct met een specifiek perceel of woonhuis verband houdt. Wel houden ze verband met afval van huishoudens uit de directe omgeving. Vergelijking van deze vondsten met die van vindplaatsen in de historische binnenstad kan informatie bieden over de materiële cultuur van huishoudens in de stad en het plattelandsgebied er direct buiten.
Hoewel de verzameling vondsten beperkt en zeker niet representatief was, zijn de overeenkomsten tussen dit aardewerkspectrum en dat van stedelijke beerputten opvallend. In beide contexten komen vergelijkbaar rood- en witbakkend aardewerk, steengoed, faience, pijpen en Engels industrieel aardewerk voor, zij het in afwijkende hoeveelheden.
Opmerkelijk was een creamware bordje met Patriottistische propaganda. Dit is een betrekkelijk zeldzame vondst waarvan tot nu toe maar één exemplaar bekend was in Amsterdam, namelijk van een vindplaats in de woonbuurt van de havenarbeiders op Oostenburg.
Gemeente Amsterdam, Bureau Monumenten en Archeologie, Jerzy Gawronski
Deze week is het precies 60 jaar geleden toenmalig verkeerswethouder Joop den Uyl in Oud Osdorp poolshoogte kwam nemen van de slechte kwaliteit van de Osdorperweg.
De wethouder kwam niet vrijwillig naar de rand van de stad: Hij kwam pas nadat zo’n 200 kinderen uit protest tegen de verkeersonveilige Osdorperweg tijdens de schoolstaking op 28 en 29 oktober 1963 niet naar school waren gegaan.
Deze actie kreeg indertijd landelijke bekendheid en had tijdelijk succes. Na het werkbezoek van de wethouder werd het uiterst slechte wegdek met zijn talrijke kuilen opnieuw geasfalteerd en langs een klein deel van de weg kwam een voetpad. Ook werd de maximum snelheid van 50 km/uur ingesteld en werden er lantaarnpalen bijgeplaatst. De effecten van deze succesjes doofden echter snel uit.
Nu, 60 jaar later, zijn er nóg steeds problemen met de verkeersveiligheid. Het nieuwe gladde asfaltwegdek met fietsstroken dat sinds kort is aangelegd, vertoont nu al weer steeds meer met klinkers provisorisch gestrate ‘wonden’. Sinds juli 2023 geldt hier officieel een snelheidslimiet van 30 km/uur. Maar zolang de handhaving op zowel de snelheid als het inrijverbod voor zwaar vrachtverkeer volledig blijft ontbreken, worden deze verkeersregels door (bijna) niemand nageleefd. Ook het uitgangspunt dat de Osdorperweg niet langer zou gaan fungeren als verbindingsweg (lees: sluipweg) wordt op geen enkele wijze waargemaakt.
Uitvoerige documentatie
Oud Osdorper Kees Schelling maakte het als 8-jarige schooljongen allemaal mee: de schoolstaking van 1963. Tien jaar terug schreef hij er een boek over met als titel ‘De vaders van Osdorp, de schoolstaking van 1963 aan de Osdorperweg‘. Met zijn boek dat in 2013 uitkwam bundelde hij alle herinneringen aan deze gedenkwaardige oktoberdagen van precies 50 jaar daarvoor. De documentatie die hij daarvoor verzamelde, tezamen met de interviews met de toen nog in leven zijnde bewoners, is heel uitvoerig en staat allemaal achterin zijn boek beschreven.
Tijdsbeeld jaren ’60
Wat het verhaal over de schoolstaking van eind oktober 1963 zo bijzonder maakt is vooral het tijdsbeeld van toen: het leven van de plattelandsbevolking aan de Osdorperweg en de gezagsverhoudingen tussen gemeente en burgers. Dit laatste vormt uiteindelijk ook de reden om in opstand te komen. Overheidsinstanties die totaal niet reageren op alle ingediende klachten. En, als ze een keer wél reageerden, dan namen ze niet eens de moeite om hun reactie aan de klagende bewoners door te geven.
Zwaar vrachtverkeer was ook toén al verboden!
Uit het boek van Kees Schelling blijkt in diverse passages dat het verbod op zwaar vrachtverkeer al vóór de schoolstaking van 1963 was ingevoerd. Dit gegeven wordt ondersteund door een krantenartikel in ‘De Nieuwe Dag’ dat een foto van twee actievoerders publiceert bij het begin van de Osdorperweg mét het verbodsbord voor zwaar vrachtverkeer! Zowel de maximum voertuigbreedte als de maximale asdruk gelden nog steeds tot op de dag van vandaag, al zijn beide verboden nu op twee afzonderlijke verkeersborden vermeld. De gemeente Amsterdam zegt anno 2023 het verkeersbesluit over het verbod voor vrachtvervoer nergens meer te kunnen vinden. In plaats van dit administratief te herstellen, ontkent de gemeente dat dit besluit ooit is genomen. Ook het feit dat ondernemers van de Osdorperweg over ontheffingen van deze verkeersregel beschikken, lijkt de gemeente te negeren. Men kan dan ook geen antwoord geven op de vraag: “Als er op de Osdorperweg geen verbod zou gelden voor zwaar verkeer: Hoe komen die ondernemers dan aan hun ontheffingen van dit verbod?”
Welke problemen nog steeds niet opgelost?
Tot op de dag van vandaag spelen deze problemen nog altijd op de Osdorperweg:
1. De gemeente formuleert in de ‘Nota van Uitgangspunten’ dat de Osdorperweg niet langer de status heeft van een verbindingsweg. Maar nergens blijkt dat de weg hieraan voldoet. Alle soorten verkeer gebruiken de weg als korte en snelle verbinding, o.a. bij files op de A9.
2. De gemeente doet niets aan handhaving van het inrijverbod voor zwaar vrachtverkeer.
3. De gemeente weigert de snelheidsbeperking van 30 km/uur te handhaven.
4. Het voetpad op een klein deel van de weg wordt slecht onderhouden. Bovendien is het op sommige plekken over een breedte van slechts één stoeptegel nauwelijks begaanbaar en kan het zeker niet worden gebruikt met kinderwagens, rolstoelen en rollators.
Hoe op te lossen?
1. Om niet langer als verbindingsweg te fungeren is een oplossing zoals op de Sloterweg noodzakelijk: een elektronische knip met ontheffing voor bewoners en bedrijven.
2. Het inrijverbod voor zwaar vrachtverkeer kan met cameracontrole aan beide zijden worden gehandhaafd.
3. De snelheid kan over de volledige lengte van de weg effectief worden gehandhaafd met camera’s die trajectcontrole toepassen.
4. Onderhoud aan het voetpad is iets dat tot de normale taak van de gemeente behoort. Dus tegels recht leggen, onkruid verwijderen en overhangend groen snoeien.
Toezegging nu nakomen!
In de vergadering van de stadsdeelcommissie op 4 april 2023 heeft portefeuillehouder Türkkol herhaald vast te houden aan het DB-besluit van februari 2022 om na heropening van de weg een snelheidsbeperking van 30 km/uur in te voeren en pas bij overschrijding van het aantal van 6.000 voertuigbewegingen per etmaal aan andere maatregelen te denken.
De stadsdeelcommissie heeft eveneens op 4 april het volgende standpunt met ruime meerderheid aangenomen:
“Als de 30 km/uur is ingevoerd en de werkzaamheden zijn afgerond, dan willen we het volgende afspreken: Als de veiligheid niet voldoende verbeterd is en het aantal vervoersbewegingen niet is gedaald, dan gaan we niet opnieuw een gespreksronde of inspraak doen, maar gaan we direct over tot een intelligente of harde knip.”
Ook heeft het DB toen toegezegd dat de voorbereidingen voor een knip ondertussen al zullen worden getroffen, zodat bij een eventuele keus hiervoor de invoering meteen hierna kan geschieden en er geen tijd verloren gaat om dit nog te moeten voorbereiden.
Bekijk en beluister dit alles van de vergadering op 4 april 2023 op https://nieuw-west.notubiz.nl/vergadering/1040278
Aangezien de tellingen reeds uitwijzen dat het aantal voertuigbewegingen nu al boven de 6.000 per dag ligt, mogen we ervan uitgaan dat de knip op de Osdorperweg nu binnen handbereik ligt. Nu alleen nog de toezegging nakomen…
Voor de nodige achtergrondinformatie zoals besproken in de stadsdeelcommissie:
* https://nieuw-west.notubiz.nl/vergadering/930516
* https://nieuw-west.notubiz.nl/vergadering/930526
Theo Durenkamp; 2 november 2023.
Zie ook: www.theodurenkamp.nl/artikelen/schoolstaking-1963-voor-veilige-osdorperweg-nog-steeds-actueel
De voormalige gemeente Sloten, geannexeerd door Amsterdam in 1921, telde in dat jaar veertien polders, zowel grote als (hele) kleine. Sommige van deze polders bestaan ruim een eeuw later nog steeds, andere zijn (grotendeels) verdwenen.
In de ontginningsperiode, vanaf zo’n duizend jaar geleden, begon de kolonisatie vanaf het IJ in zuidelijke richting. Zo ontstond in de 11e en 12e eeuw het gebied dat later de Sloterpolder ging vormen. De uitwatering van dit gebied werd oorspronkelijk gevormd door het veenriviertje De Sloot of Slochter, dat uitwaterde op het IJ.
(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)
Voor de aanleg van polders waterde het veenweidegebied uit op het buitenwater met een beperkte waterbeheersing. Dwars door het veenland werden sloten gegraven. Deze vormden niet alleen een afwateringssysteem, maar fungeerden tegelijk ook als perceelsgrenzen. Op de kopse kant van de percelen werden boerderijen op huisterpen opgericht. Zo ontstond de voor het veenlandschap typerende lintbebouwing.
Het riviertje de Sloot dat vanaf het huidige Sloten in noordoostelijke richting naar Sloterdijk liep was de basis voor ontginning van wat later de Sloterpolder werd. De oudste vermelding van een kapel te ‘Sloton’ was in 1063.
Men groef sloten haaks op de ontginningsbasis waardoor het veenland werd ontwaterd en geschikt werd voor het verbouwen van gewassen. Het ontgonnen land werd in gebruik genomen voor het verbouwen van graan.
Door de afwatering t.b.v. de akkerbouw droogde het veenland uit en de oppervlakte daalde door oxidatie en inklinking. Als gevolg van de bodemdaling werd het steeds lastiger het land droog te houden. Het hoogteverschil tussen het binnenwater en het buitenwater van de zeearm het IJ, met tot 1870 eb en vloed, bemoeilijkte het spuien van water op het buitenwater. Ook de kans van overstromingen werd steeds groter.
Dijken en sluizen
Na diverse grote overstromingen, waarbij veel land verloren ging, werden de laag gelegen landerijen langs het IJ beschermd door de aanleg van dijken, aanvankelijk waren dat slechts lage kades. Langs de zuidelijke oever van het IJ werd vanaf het begin van de 13e eeuw tussen Amsterdam en Spaarndam de Spaarndammerdijk aangelegd. Graaf Willem I van Holland gaf in 1220 hiertoe opdracht. Vanaf halverwege de 13e eeuw werden hierin kleine spuisluisjes gemaakt, die voor de lokale waterafvoer zorgden. De grotere sluizen bij Spaarndam, en vanaf 1492 ook bij Halfweg, loosden overtollig water op het IJ vanuit de zuidelijker gelegen gebieden van het Hoogheemraadschap Rijnland. De spuisluizen waren aanvankelijk eenvoudig van uitvoering: een houten klep die door het hoge water werd opengeduwd, waardoor het water kon uitstromen bij laag water buitendijks. Bij vloed werd de klep weer dichtgeduwd, waardoor het zoute water van het IJ niet in het veenland kon stromen. In Spaarndam waren er ook schutsluizen voor de scheepvaart over het Spaarne.
De Spaarndammerdijk liep vanaf de Haarlemmerpoort in Amsterdam in noordwestelijke richting en boog aan de noordkant van Spierinx Hoorn af naar het zuidwesten, naar Polanen en Houtrijk, sinds halverwege de 17e eeuw ligt daar Halfweg. Van daaraf liep de dijk verder naar het noordwesten richting Spaarndam. Deze dijk is nu nog duidelijk in het landschap aanwezig. Na de droogmaking van het IJ in de jaren zeventig van de 19e eeuw hoefde deze dijk het woelige water van het IJ niet meer te keren en was deze dijk een binnendijk geworden.
Aan de zuidwestkant van Sloten was er andere bedreiging, die van de ‘Waterwolf’, de steeds verder groeiende Haarlemmermeer, die in de loop der eeuwen heel wat land heeft verzwolgen. Slechts lage kaden beschermden hier het land, dat dan ook vaak overstroomde.
Dijkonderhoud
De verantwoordelijkheid voor het dijkonderhoud lag bij eigenaren van de aanliggende landerijen. Dit systeem heette verhoefslaging. Tussen Amsterdam, Sloterdijk en Halfweg hadden de heerlijkheden Sloten, Osdorp, De Vrije Geer en Sloterdijk de zorg voor het onderhoud van de Spaarndammerdijk. Doordat men niet in staat was tot voldoende onderhoud raakte de dijk verwaarloosd waardoor er regelmatig overstromingen waren die voor veel schade zorgden. Vanaf 1544 hield het Hoogheemraadschap Rijnland zich bezig met een deel van het dijkonderhoud. De kosten werden omgeslagen over het gehele Hoogheemraadschap. In 1593 was de situatie onhoudbaar geworden en is het beheer en onderhoud geheel naar Rijnland overgegaan. De ingelanden (bewoners van het land achter de dijk) moesten voortaan een jaarlijks bedrag aan het hoogheemraadschap betalen voor het onderhoud (polderlasten). Dit ging volgens het principe ‘morgen morgens gelijk’, wat wil zeggen dat elk ambacht naar vermogen betaalde. Het was daarmee een van de eerste regionale dijken die gemeenschappelijk werd onderhouden.
Door de vele dijkdoorbraken kreeg de Spaarndammerdijk een steeds meer bochtig verloop. Telkens als de dijk doorbrak werd een nieuw stuk dijk om de doorbraak heen gelegd. Lange tijd was deze dijk de voornaamste landverbinding tussen de steden Amsterdam en Haarlem. Hierin kwam verbetering na de aanleg van de trekvaart met jaagpad tussen Amsterdam en Haarlem in 1632. Langs de dijk vond bewoning plaats, in elk geval vanaf de 15de eeuw, maar mogelijk al direct na de aanleg van de dijk.
Langs de Spaarndammerdijk lagen vanaf de ontginning tot halverwege de 20e eeuw een reeks boerderijen. Op de stroken land werd aanvankelijk akkerbouw bedreven, vanaf ongeveer de 14e eeuw werd het land door inklinking van het veen te drassig waardoor er werd omgeschakeld op veeteelt.
Slooterdijck bij de dam in de Sloot
Ook de Sloot of Slochter kreeg een spuisluis ter hoogte van een U-bocht in de Spaarndammerdijk. Hier ontstond enige bebouwing die in de 15e eeuw de basis vormde van het dorp Slooterdijck.
Nabij de spuisluis in de Sloterdam ontstond er een kleine haven waar zich enige handel ontwikkelde. Agrarische producten uit Sloten werd hiernaar toe vervoerd, voor verder transport over het IJ. Ook kwamen er tapperijen en herbergen. In 1465 kreeg het inmiddels gegroeide dorp Slooterdijck van hertog Filips de Goede een privilege om een eigen waag te bouwen voor de boerenbevolking.
De oudste vermelding van een kerk te Sloterdijk dateert van 1405. De nog bestaande toren is uit de 15e eeuw. De kerk wordt ook vermeld in een document van 24 maart 1479 toen de opbrengsten van de toen nog rijke visvangst uit het nabijgelegen Slotermeer voortaan ten goede kwamen aan de Sint-Petruskerk. De kerk werd in 1573 door de Geuzen in brand gestoken tijdens het Beleg van Haarlem, waarna deze in 1583 deels werd hersteld voor de protestantse eredienst. In 1664 verrees er rond de bewaard gebleven toren een nieuwe kerk, de nog bestaande Petruskerk. In de 17e eeuw verzandde de haven en verdween de spuisluis. De waag raakte in onbruik en werd afgebroken. In 1860 werd een groot deel van het dorp in de as gelegd na een grote brand.
Het gebied ten zuiden van de Spaarndammerdijk en ten oosten van de Uitweg (een zijweg van deze dijk ten westen van Sloterdijk) behoorde vanaf de Middeleeuwen tot het bangebied van Sloten. Door het inklinken van het veenland werd dit kwetsbaarder voor overstromingen en werd het gebied omdijkt en vervolgens tot polder ingericht. Vanaf 1628 was er sprake van de Sloterpolder, die zich uitstrekte vanaf de Spaarndammerdijk tot aan de Sloterweg, die de zuidelijke begrenzing vormde. De oostelijke begrenzing werd gevormd door de Kostverloren Wetering, de westelijke begrenzing was de Uitweg.
Polders
Door inklinking en oxydatie van het veenland daalde de bodem steeds verder waardoor de afwatering steeds moeilijker werd. Aanvankelijk werd er graan verbouwd. Vanaf de 14e eeuw werd het land zo nat dat het niet meer mogelijk was om akkerbouw te plegen, en hielden de boeren zich voortaan voornamelijk bezig met veeteelt.
Vanaf de 16e eeuw werden de diverse stukken boerenland steeds meer omringd door eigen dijkjes om zo het water buiten te houden. Met behulp van spuisluisjes kon het overtollige regenwater worden geloosd op het buitenwater. Bij dit omdijkte land kon op deze wijze het waterpeil kunstmatig geregeld worden.
Een polder is een stuk land waarvan het waterpeil kunstmatig kan worden geregeld door water in te laten of uit te pompen. Hiervoor heeft men (spui)sluizen nodig en als deze niet voldoende zijn (ook) poldermolens (later ook gemalen). Om dit geheel te organiseren werden polderbesturen ingesteld die het beheer voeren over de polders.
Sinds halverwege de 13e eeuw bestaan er polderbesturen, waterschappen en hoogheemraadschappen die om de paar jaar worden verkozen door de ingelanden, de bewoners van het poldergebied. Acht eeuwen lager worden deze besturen nog steeds regelmatig verkozen bij de waterschapsverkiezingen.
Het polderbestuur is verantwoordelijk voor het in goede staat houden van dijken, kades, sluizen en bruggen en ook het op voldoende diepte houden van de sloten en vaarten. Ook het bouwen en onderhouden van molens en gemalen is een taak van het polderbestuur. De inkomsten komen uit waterschapslasten die door de bewoners worden betaald en uit inkomsten van de scheepvaart bij sluizen.
Het land ten westen van de Kostverlorenvaart behoorde sinds de 16e eeuw tot het boezemgebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. Sinds 2003 staat het onder bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), maar watert nog steeds (deels) uit op de Ringvaart van de Haarlemmermeer, boezem van Rijnland.
Poldermolens
Met het hoger worden van het buitenwater en het lager worden van het veenland, door oxidatie en inklinking, werd het steeds lastiger om overtollig water op het buitenwater te lozen. De kaden die het land tegen het water moesten beschermen moesten telkens worden verhoogd.
Vanaf de 15e eeuw lag het land zo laag dat het vaak niet meer mogelijk was om gebruik te maken van lozing door natuurlijk verval en moest het water kunstmatig geloosd worden. Hiertoe werd de poldermolen ontwikkeld. Op basis van bestaande modellen windmolens werd een molen met een scheprad gemaakt, die voor het uitmalen van het water zorgde. De oudste vermeldingen van poldermolens op windkracht in Holland dateren van 1407 in de omgeving van Alkmaar en Leiden.
In de 16e eeuw was de molentechniek zover verbeterd dat het vanaf circa 1530 ook mogelijk werd om grotere laaggelegen stukken land droog te houden en (kleine) meren droog te maken.
Ook in het gebied tussen Amsterdam en Haarlem werd in 1569 voor het eerst melding gemaakt van molens. Dit waren kleine poldermolens, die door particulieren werden geplaatst ter verbetering van de afwatering van het land. Vanaf de 16e eeuw werden ook hier polders ingericht.
Van de polder Spierinx Hoorn is bekend dat in 1567 Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland vergunning verleenden het gebied van de latere Spieringhornerpolder te omdijken. Dit is een van de oudste polders in het bangebied van Osdorp.
De oudste delen van de Sloterpolder en de Middelveldtspolder waren er vanaf 1569 en de Osdorper Bovenpolder in 1570. In de eerste helft van de 17e eeuw werd de inrichting van polders groter aangepakt, ook met nieuw ontwikkelde grotere molens. De bekende achtkante poldermolens met een grotere capaciteit konden meer water uitmalen uit de steeds grotere polders.
De nog bestaande Molen de 1200 Roe aan de Haarlemmerweg dateert uit deze periode. Deze bemaalde vanaf 1632 de Osdorper Binnenpolder. De 400 meter oostelijker geplaatste Molen de 1100 Roe was er vanaf 1674 voor de bemaling van de gefuseerde Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders. Ten noorden van de in 1632 aangelegde Haarlemmervaart werd in 1638 de Overbraker Binnenpolder opgericht, de Spieringhorner Binnenpolder en de Vennerpolder volgden in 1645.
Verbinding Amsterdam – Haarlem
De belangrijkste verbinding tussen Amsterdam en Haarlem over land was lange tijd de Spaarndammerdijk. Deze smalle en bochtige dijk was, vooral bij slecht weer en in de winter, moeilijk begaanbaar. Met de groei van Amsterdam bestond behoefte aan een betere verbinding met Haarlem. In 1631-1632 werd langs een kaarsrechte lijn van oost naar west dwars door de bestaande polders de trekvaart naar Haarlem aangelegd. Door deze Haarlemmervaart voeren vanaf 1632 tot 1882 trekschuiten die een regelmatige en frequente dienst verzorgen. Langs de vaart kwam een jaagpad annex wagenweg. Deze Haarlemmerweg werd in 1762 voorzien van wegverharding.
Sinds 1632 vormt de Haarlemmervaart met de Haarlemmerweg de scheiding tussen de polders ten noorden daarvan en de oorspronkelijke polders waarvan zij zijn afgescheiden. Na aanleg van de Haarlemmervaart werd het gebied van Spierinx Hoorn in tweeën gedeeld: aan de noordkant kwam de Spieringhorner Binnenpolder, aan de zuidkant de Osdorper Binnenpolder, ieder met een eigen poldermolen langs de trekvaart. Ook de Sloterpolder werd doorsneden: ten noorden van de Haarlemmervaart kwamen de Overbraker Binnenpolder en Vennerpolder, ten zuiden was er de Sloterpolder.
Sloterbinnenpolder
De Sloterbinnenpolder bestaat in zijn uiteindelijke omvang sinds 1628. Toen was het gebied van deze polder geheel van kaden rondom voorzien. In 1632 werd de polder door de Haarlemmervaart in tweeën gedeeld. In dezelfde periode verschenen ook de poldermolens van deze polder. Er waren er twee langs de Kostverlorenwetering: de Noordermolen nabij buurtschap De Baarsjes en de Zuidermolen halverwege dit buurtschap en de Overtoomse Buurt.
Aan de oostkant van de Sloterbinnenpolder vormde de Maljapenkade, later Baarsjesweg, langs de Kostverlorenwetering, de grens van het Slotense poldergebied en de polders ten oosten daarvan in Nieuwer-Amstel en Amsterdam.
Ten westen van de Sloterbinnenpolder lag nog een kleine polder tussen de Uitweg en de Groeneweg. Deze waterde oorspronkelijk uit via de Spaarndammerdijk op het IJ. Na de aanleg van de Haarlemmervaart in 1632 was dit niet meer mogelijk, en werd er een poldermolen gebouwd. Deze moest echter in 1674 worden vernieuwd, toen fuseerden de polders tot Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders, zodat de nieuwe poldermolen, de 1100 Roe, voor rekening van beide polders kwam, die nu over drie molens beschikte.
Grote en kleine polders
Naast deze oude en grotere polders waren er nog een reeks kleinere polders. Ook zijn enkele polders pas later ontstaan, in de 19e eeuw na droogmaking, zoals de Lutkemeerpolder en de Ookmeerpolder.
Halverwege de 17e eeuw maakte het meeste land ten westen van Amsterdam deel uit van één der polders, waaronder de Sloterpolder, Middelveldschepolder, Spieringhoornpolder, Osdorperpolders, Riekerpolder, etc. Alleen drie ten noorden van de Spaarndammerdijk gelegen ‘buitenpolders’ hadden geen poldermolens, zij waterden nog rechtstreeks af op het IJ.
Veel investeringen werden gedaan door rijke bewoners en instellingen uit Amsterdam. In 1570 was dertig procent van het land in de ban van Sloten eigendom van Amsterdammers, tien procent was van Amsterdamse instellingen.
Dwars door het veenweidegebied waren er enkele dijkwegen met boerderijen van waaruit het land in de 10e tot 13e eeuw was ontgonnen (ontginningsassen). Dit waren de schaarse wegen in het gebied die de verschillende afzonderlijke polders van elkaar scheidden. De bekendste hiervan zijn de Sloterweg en Osdorperweg en voorts de geheel verdwenen Uitweg en Groeneweg
De grootste polder in dit gebied was oorspronkelijk de Sloterpolder, officieel de ‘Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders’. Sinds de uitbreiding van de gemeente in 1877 met de pas drooggemaakte Groote IJpolder was dat de grootste polder in oppervlakte. Dit was echter een polder met een korte levensduur, nog geen honderd jaar. In 1970 werd deze polder al weer opgeheven door de aanleg van het Westelijk Havengebied. De derde polder in grootte was de Osdorper Binnenpolder, hiervan bestaat nog een gedeelte.
De veertien polders in alfabetische volgorde
* Batenpolder
* Groote IJpolder
* Lutkemeerpolder
* Middelveldsche Akerpolder
* Ookmeerpolder
* Osdorper Binnenpolder
* Osdorper Bovenpolder
* Overbraker Binnenpolder
* Polder de Eendracht
* Riekerpolder
* Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders
* Sloterdijkermeerpolder
* Spieringhorner Binnenpolder
* Vennerpolder
Deze polders worden in aparte artikelen verder beschreven.
Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp
De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.
Zie ook: De polders van Sloten-Oud Osdorp en het AUP
Literatuur
* De Molens van Amsterdam in oude Ansichten, deel 3; Auteur: J.H. van den Hoek Ostende; Uitgave: Europese Bibliotheek, Zaltbommel; 1983 / 2001 – ISBN 90-288-2466-9
* Ruim Zicht, Boerderijen onder het zand van Amsterdam Nieuw-West, Auteur: Marja van der Veldt; Uitgave: Stichting Uitgeverij Noord-Holland; 2003 – ISBN 90-7-1123-65-0
* Sloterpolder in tekst en beeld – De groentetuin van Amsterdam, periode 1920-1960; Uitgave: 2004 – ISBN 90-808355-1-X
* Bos en Lommer en De Baarsjes. De geschiedenis van Amsterdam-West. Auteur: Ton Heijdra. Uitgeverij René de Milliano; 2004 – ISBN 90-72810-45-7
* Amsterdam Nieuw-West. De geschiedenis van de Westelijke Tuinsteden. Auteur: Ton Heijdra. Uitgeverij René de Milliano; 2010 – ISBN 978-9072810-588
* Minerva in de polder – Waterstaat en techniek in het Hoogheemraadschap van Rijnland 1500-1865. Uitgeverij Verloren, Hilversum; 2007 – ISBN 978-90-8704-023-9
De Sloterpolder was de grootste polder in de vroegere gemeente Sloten, voordat in 1877 de Groote IJpolder erbij kwam. Binnen de Sloterpolder lagen nog enkele kleine polders die (aanvankelijk) een eigen bemaling hadden:
* Middelveldsche Polder
* Sloterdijkermeerpolder
(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)
Het gebied tussen Amsterdam en Haarlem werd in de 10e tot 13e eeuw in cultuur gebracht, aanvankelijk als akkerbouwgebied. Na bodemdaling werd het land steeds drassiger, vanaf de 14e eeuw werd het een veenweidegebied. In het begin van de 17e eeuw (tussen 1598 en 1628) werd een groot deel van het bangebied van Sloten ingericht als polder, nadat er langs de Costverloren Wetering (gegraven in 1413) een kade was aangelegd (de Maljapenkade). Totdat het een ‘gesloten polder’ was (geheel omringd door kaden) werd het overtollige water via sluisjes door de Spaarndammerdijk op het IJ geloosd. Onder andere via het veenriviertje de Sloot stroomde het water bij Sloterdijk in het IJ.
Na aanleg van de Haarlemmervaart in 1632 werd het noordelijkste deel van de Sloterpolder afgesplitst, dit werd de Overbraker Binnenpolder, gelegen tussen de Spaarndammerdijk en de Haarlemmervaart. Deze polder kreeg een eigen poldermolen, in 1883 vervangen door het nog steeds bestaande gemaal langs deze vaart. Zie verder: Overbraker Binnenpolder.
Vanaf halverwege de 17e eeuw werd de Sloterpolder door drie poldermolens bemalen. In 1674 fuseerde de Sloterpolder met de kleine Middelveldsche Polder (gelegen tussen de Groeneweg en de Uitweg), sindsdien was de officiële naam Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders.
Wegen en waterwegen
De polder werd begrensd door de Haarlemmervaart, Kostverlorenvaart, Sloterweg, Slimmeweg (nu Osdorperwg), Uitweg en Groeneweg. De Uitweg en Groeneweg bestaan niet meer en liepen van de Haarlemmerweg in zuidwestelijke richting naar de Osdorperweg ter hoogte van waar sinds 1962 Tussen Meer ligt. Kerkgebouw De Uitweg dat van 1964-1991 op dat punt stond herinnerde aan de Uitweg. Globaal liep deze weg daar waar sinds 1953 de Slotermeerlaan en President Allendelaan liggen. Belangrijke waterwegen in de polder waren de Molenwetering, die lag ongeveer waar nu de Admiralengracht is, de Postjeswetering en de Slotervaart, waar de huidige Tuinstad Slotervaart naar genoemd is.
De in 1644 drooggemaakte Sloterdijkermeerpolder (de voormalige Slootermeer) werd geheel omsloten door de Sloterpolder. Vanaf het dorp Sloterdijk liep de Sloterdijkermeerweg in zuidwestelijke richting, deze vormde een verbinding met het drooggemaakte meertje en ging verder richting Sloten. Evenwijdig aan het eerste stuk van deze weg ten zuiden van de Haarlemmerweg liep de Notweg, een korte zijweg, met daaraan één boerderij.
Poldermolens
De eerste (kleine) molen werd al geplaatst in 1569, in 1636 waren er al twee molens. De uiteindelijk drie 17e-eeuwse poldermolens (De 1100 Roe, Noordermolen en Zuidermolen) waren aanvankelijk schepradmolens, in 1842, 1869 en 1872 werden zij verbouwd tot vijzelmolens.
De Zuidermolen, nabij de Postjeswetering, werd in 1878 vervangen door stoomgemaal Kostverloren, met gebruikmaking van de nog nieuwe vijzel uit 1869. De Noordermolen nabij buurtschap De Baarsjes, werd in 1895 verplaatst naar de Sloterdijkermeerpolder, waar de oorspronkelijke molen in 1893 was verbrand. Na de bouw van een motorgemaaltje in 1925 bleef na 1929 alleen de molenromp over, die in 1954 werd gesloopt.
De enige overgebleven molen, de 1100 Roe (bouwjaar 1674, vervangen in 1747, vervijzeld in 1872), werd op zijn oorspronkelijke locatie aan de Haarlemmerweg in 1961 gedemonteerd en in 1965 weer opgebouwd bij Sportpark Ookmeer. Het stoomgemaal Kostverloren aan De Baarsjesweg deed dienst tot 1952 en werd toen gesloopt. Het werd vervangen door het nog bestaande Akergemaal uit 1952 bij het dorp Sloten.
Tuinbouwgebied
De Sloterpolder was van de 14e tot 20e eeuw veenweidegebied. Sinds de 17e eeuw was er in toenemende mate tuinbouw, met name in De Baarsjespolder en in het Overtoomse Veld, nabij de buurtschappen De Baarsjes en Overtoomse Buurt aan de oostkant van de polder. In de jaren vijftig van de 20e eeuw moesten de laatste tuinders verdwijnen voor de oprukkende stad, ter vervanging werd hiervoor in 1959 tussen de Plesmanlaan en de Sloterweg het Tuinbouwgebied Sloten ingericht. Dertig jaar later moesten de tuinders weer verhuizen, toen hier de woonwijk Nieuw Sloten werd gebouwd. Sindsdien is alleen de Natuurgebied de Vrije Geer bij Sloten nog over van het oude veenweidegebied van de Sloterpolder.
Buurtschap De Baarsjes
Aan de oostelijke rand van de Sloterpolder, langs de Kostverlorenvaart, lagen twee buurtschappen in de Sloterpolder. De Costverloren Wetering was in 1413 gegraven tussen de Schinkel en de Spaarndammerdijk als uitwatering voor Rijnland. Deze functie heeft deze waterweg nooit gehad en de investering was tevergeefs, de ‘cost was verloren’. De Kostverlorenvaart had wel een belangrijke rol als lokale vaarweg en als afwatering voor de Sloterpolder. Langs de omstreeks 1600 aangelegde Maljapenkade, de latere Baarsjesweg, verrees bebouwing nabij de twee plekken waar de vaarwegen door de polder sinds circa 1600 met een overhaal werden verbonden met het de Kostverlorenvaart. Dit werden De Baarsjes en de Overtoomse Buurt.
In het noordoosten verrees in de 17e eeuw nabij de overhaal herberg ‘De Drie Baarsjes’. Het buurtschap, met herbergen en ambachtsbedrijven ontleende hieraan zijn naam. Vanaf 1990 werd het Stadsdeel De Baarsjes daar weer naar vernoemd. Het deel van de Sloterpolder in deze omgeving werd ook Baarsjespolder genoemd en kende veel tuinbouwbedrijven. Hier lag ook de Noordermolen van de Sloterpolder, met het watertje ‘De Krommert’. De Zuidermolen lag een eindje ten zuiden van de buurtschap, nabij de Postjeswetering.
Bij het buurtschap lag sinds 1787 de Tolbrug over de Kostverlorenvaart, die de verbinding vormde met Nieuwer-Amstel (de latere Bellamybuurt) en Amsterdam. Sinds 1904 ligt hier de Wiegbrug. Vanaf deze brug werd in 1904 de tramlijn naar Sloterdijk en Haarlem aangelegd dwars door het tuinbouwgebied van de Sloterpolder. Vanaf 1908 was er langs de trambaan de Admiraal de Ruijterweg als eerste vorm van verstedelijking. De voormalige herberg De Drie Baarsjes werd gesloopt in 1956. Een groot deel van de buurtschap moest vanaf de jaren twintig wijken voor de stadsuitbreidingen, maar een klein deel, langs het vroegere Slatuinenpad is nog overgebleven.
Slatuinenpad
Vanaf het buurtschap De Baarsjes aan de Kostverloren Wetering liep vanaf 1675 een kerkepad door de landerijen naar het noordwesten. Over dit voetpad konden de bewoners naar de Petruskerk in Sloterdijk wandelen. Later kwamen er slatuinen langs dit pad, waardoor het de naam Slatuinenpad kreeg. Dit pad verdween in 1927 onder het zand voor de stadsuitbreidingen in de omgeving van de Willem de Zwijgerlaan. Een kort stukje bij De Baarsjesweg is bewaard gebleven onder de naam Slatuinenweg.
Overtoomse Buurt
Aan de zuidoostrand van de Sloterpolder ontstond vanaf de 16e eeuw een levendig buurtschap nabij de samenkomst van de Kostverlorenwetering, de Overtoomse Vaart en de Schinkel. Op last van de graven van Holland mocht er geen rechtstreekse vaarverbinding komen tussen de Kostverlorenwetering en de Schinkel, hier kwam een dam in het water te liggen. Om vervoer met kleine schuiten toch mogelijk te maken werd hier in 1515 een overhaal aangelegd, waarmee bootjes over de dam werden getrokken. Een overhaal werd ook wel een overtoom genoemd. Een bestaande kavelsloot langs de ‘Heilige Weg’ vanaf de stadsgrens werd verbreed tot vaarweg en kreeg de naam Overtoomse Vaart. Deze werd in 1902 gedempt en daar ligt sindsdien de drukke stadsstraat Overtoom.
Naast de ‘grote overtoom’ tussen Kostverlorenvaart en Schinkel, was er nog een ‘kleine overtoom’ uit de 17e eeuw tussen de Kostverlorenvaart en de Slotervaart, dit was de verbinding door de polder met het dorp Sloten. Rondom de beide overhalen ontstond vanaf de 16e eeuw een buurtschap met herbergen en ambachtsbedrijven, de Overtoomse Buurt. Een groot deel hiervan is in de 20e eeuw verdwenen voor stadsuitbreidingen. Nog enkele oude huizen van de buurtschap zijn er overgebleven, waaronder het Aalsmeerder Veerhuis of de ‘Bonte Os’ uit 1634, waar vroeger de veerdiensten naar Aalsmeer en verder vertrokken. Aan de oostzijde van de Schinkel lag een tweede buurtschap, op het grondgebied van Nieuwer-Amstel (na 1896 Amsterdam). Dit was de Dubbele Buurt aan de Amstelveenseweg, zo genoemd omdat hier bebouwing aan beide zijden van de weg was.
De overhaal tussen de Kostverlorenvaart en Schinkel werd in 1809 vervangen door een schutsluis, de Overtoomse Sluis, waardoor er nu doorgaand scheepvaartverkeer mogelijk werd. Deze sluis werd in 1942 vervangen door de Nieuwe Meersluis, waarna de oude sluis werd gesloopt.
In het poldergebied ten westen van de Overtoomse Buurt kwam in de 18e en 19e eeuw steeds meer tuinbouwbedrijven (warmoezerijen) die de stad Amsterdam van groenten voorzagen. Het deel van de polder met tuinderijen werd ook wel Overtoomse Polder of Overtoomse Veld genoemd. De latere Tuinstad Overtoomse Veld, die deels is gebouwd op de grond van vroegere tuinderijen, is hiernaar vernoemd. Ook een groot deel van de buurten langs de Hoofdweg en Postjesweg is gebouwd op de plek van vroegere tuinderijen.
Vervoer over water
In de Sloterpolder waren (bijna) geen wegen, al het vervoer ging per schuit over het water. Langs de Kostverlorenwetering was er op twee plaatsen een handbediende overhaal waar de bootjes het hoogteverschil van 1,70 m met het boezempeil van Amstelland konden overbruggen, deze waren bij de buurtschap De Baarsjes en bij de Overtoomse Buurt. In 1916 werden zij vervangen door een elektrische scheepslift bij de Postjeswetering. Deze lag naast de Vierde Ambachtsschool (sinds 2007 ‘Het Sieraad’). In 1952 werd de installatie verplaatst naar de hoek in de Postjeswetering bij het huidige Rembrandtpark. In 1959 werd de scheepslift gesloopt, toen de laatste tuinders uit deze omgeving waren vertrokken. Een soortgelijke scheepslift uit 1924 bestaat nog bij Broekerhaven in West-Friesland.
Plan West en het Algemeen Uitbreidings Plan (AUP)
De agrarische Sloterpolder verdween vanaf het einde van de 19e eeuw, toen door de gemeente Amsterdam de Spaarndammerbuurt en Staatsliedenbuurt werden aangelegd, de jaren twintig toen Plan West verrees na de annexatie van de gemeente Sloten door Amsterdam in 1921, en de jaren vijftig van de 20e eeuw toen het bijna het gehele resterende deel als onderdeel van het Algemeen Uitbreidings Plan onder het zand voor de Westelijke Tuinsteden verdween. Deze stadsuitbreiding werd met een twee meter dikke zandlaag opgehoogd, dit is minder dan de voordien gebruikelijke vier meter dikke zandlaag, waarmee de wijken van voor 1940 werden opgehoogd. De Westelijke Tuinsteden liggen dan ook twee meter lager dan de oudere stadswijken en ook het waterpeil is 1,70 meter lager.
Akergemaal
Sinds 1952 zorgt het Akergemaal voor bemaling van het nog steeds op polderniveau gelegen gebied van de Sloterpolder. Sinds 1991 heeft ook de Molen van Sloten een taak in de bemaling van de Westelijke Tuinsteden, inclusief de Sloterplas en aansluitende wateren. Het waterpeil ligt op 2,10 m onder NAP, dat is een verschil van 1,70 meter met het peil van de Amsterdamse boezem.
Het land ten westen van de Kostverlorenvaart behoorde sinds de 16e eeuw tot het Hoogheemraadschap van Rijnland. Sinds 2003 staat het onder bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), maar watert nog steeds gedeeltelijk uit op de Ringvaart van de Haarlemmermeer, boezem van Rijnland.
Polder Begraafplaats Vredenhof
In 1895 werd langs de Haarlemmerweg een terrein met duinzand opgehoogd voor de Begraafplaats Vredenhof. Deze werd in gebruik genomen in 1897. Toen in 1931 het Westelijk Marktkanaal (Stadsboezem 0,40 m onder NAP) werd aangelegd en de omgeving in de Sloterpolder werd opgehoogd t.b.v. de westelijke stadsuitbreidingen, werd het terrein van de begraafplaats hier buiten gelaten. Het werd zo een apart poldertje tussen de opgehoogde omgeving. Het water bleef op polderniveau en werd uitgepompt op de Haarlemmervaart. De oppervlakte bedraagt ongeveer 5,5 ha. Het peil in de randsloot wordt gehandhaafd op ongeveer 1,80 m onder NAP. Sedert de afsplitsing van de Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders heeft het beheer van dit poldertje berust bij de gemeente Amsterdam.
Sloterdijkermeerpolder
De Sloterdijkermeerpolder was een droogmakerij ontstaan na het droogleggen van de Slootermeer in 1644. Dit meer, dat in de zomer regelmatig droog lag, was gelegen tussen Sloten en Sloterdijk. Het was een relatief smal maar langgerekt meer dat was ontstaan door de afkalving van de oevers van de Sloot die het Slootermeer met het IJ verbond. Het meer was visrijk en de opbrengsten daarvan kwamen sinds 1479 ten goede aan de Petruskerk in het dorp Sloterdijk. Na de droogmaking ontving de kerk tot in de 20e eeuw pachtgelden uit de polder.
Het was een kleine polder van circa 111 ha die als onderbemaling met een windmolen werd bemalen. De pachters van de grond waren verplicht jaarlijks een uitkering aan de kerk van Sloterdijk te geven. Tussen 1647 en 1726 liep de polder door dijkdoorbraken nog zes maal onder, maar werd steeds weer drooggemalen.
De Sloterdijkermeerpolder werd geheel omsloten door de Sloterpolder. Het waterpeil lag er ruim twee meter lager: op 4,44 m onder NAP.
In deze polder lag in het midden één polderweg, de Sloterdijkermeerweg. Deze weg verbond de polder tevens met de dorpen Sloterdijk en Sloten. Er waren twee boerderijen: in het noordoosten de boerderij ‘Meerzorg’, in het zuidwesten was er op de hoek met de Malleweg naar de Uitweg een naamloze boerderij.
Tussen 1948 en 1956 werd de polder vergraven tot Sloterplas. Onder de veen- en kleilagen ligt in de diepte een pleistocene zandlaag, daterend uit een der ijstijden. Het vrijgekomen zand werd gebruikt voor de ophoging van de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam. Met name Slotermeer, Geuzenveld en Slotervaart liggen op zand uit de Sloterplas, die tot 30 meter diep is.
Niet de gehele voormalige Slootermeer is tot Sloterplas vergraven. Het noordelijke gedeelte van het oude meertje is opgehoogd met zand en vervolgens bebouwd (omgeving Burgemeester van de Pollstraat), daarentegen is een strook aan de westzijde die niet tot het voormalige meer behoorde, waar nu het Sloterparkbad ligt, wel vergraven, waardoor de Sloterplas breder maar minder langgerekt is dan de vroegere Slootermeer.
Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp
De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.
Literatuur
* De Molens van Amsterdam in oude Ansichten, deel 3; Auteur: J.H. van den Hoek Ostende; Uitgave: Europese Bibliotheek, Zaltbommel; 1983 / 2001 – ISBN 90-288-2466-9
* Ruim Zicht, Boerderijen onder het zand van Amsterdam Nieuw-West, Auteur: Marja van der Veldt; Uitgave: Stichting Uitgeverij Noord-Holland; 2003 – ISBN 90-7-1123-65-0
* Sloterpolder in tekst en beeld – De groentetuin van Amsterdam, periode 1920-1960; Uitgave: 2004 – ISBN 90-808355-1-X
* Bos en Lommer en De Baarsjes. De geschiedenis van Amsterdam-West. Auteur: Ton Heijdra. Uitgeverij René de Milliano; 2004 – ISBN 90-72810-45-7
* Amsterdam Nieuw-West. De geschiedenis van de Westelijke Tuinsteden. Auteur: Ton Heijdra. Uitgeverij René de Milliano; 2010 – ISBN 978-9072810-588
* Minerva in de polder – Waterstaat en techniek in het Hoogheemraadschap van Rijnland 1500-1865. Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2007.
Het restant van het dorp Sloterdijk wordt tegenwoordig omgeven door volkstuinparken, bedrijventerreinen, wegen en spoorlijnen. Voordat het gebied rond Sloterdijk vanaf de jaren vijftig steeds verder werd verstedelijkt werd het dijkdorp omringd door verschillende (kleine) polders. Hieronder een overzicht van de polders bij het dorp Sloterdijk.
(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)
In 1631-1632 werd tussen de steden Amsterdam en Haarlem een nieuwe rechtstreekse vaarweg aangelegd ten behoeve van de nieuw ingestelde trekschuitverbinding. Deze was een grote verbetering ten opzichte van de oude vaarweg over het IJ, die niet altijd bevaarbaar was en vooral bij slecht weer ook gevaarlijk was. Door het graven van de Haarlemmervaart werden de bestaande polders doorsneden. Dit waren de Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders en de polder Spierinx Hoorn. De delen ten noorden van de vaart werden afgescheiden van de grotere rest van de polders.
Zo werd het deel van de Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders ten noorden van de vaart vanaf 1632 twee afzonderlijke polders, de Vennerpolder en de Overbraakspolder (Overbraker Binnenpolder). Vanaf 1646 had deze laatste polder een eigen poldermolen die uitwaterde op de Haarlemmervaart. Deze stond langs de Haarlemmervaart tegenover de huidige Van Limburg Stirumstraat net ten oosten van het huidige Westergasfabriekterrein, op de grens met het in 1890 aangelegde Westerpark.
Haarlemmervaart
Langs de Haarlemmervaart verrezen vanaf de 17e eeuw diverse landhuizen van welgestelde Amsterdammers. Dit betrof aan de zuidzijde van de vaart onder andere de hofstede Postrust aan de noordzijde de iets westelijker gelegen Hofstede Soelen, ter hoogte van de latere Van Hallstraat. Voorts bevonden zich aan een weg langs de noordelijke oever de buitenhuizen Sonnebloem, De Witte Raven, Het Wapen van Amsterdam en de Salpeterton.
Eerste spoorlijn van Nederland
Vanaf 1839 werd de Overbraker Binnenpolder doorsneden door de eerste spoorlijn van Nederland, de verbinding Amsterdam – Haarlem. Het beginpunt van deze lijn lag de eerste drie jaar bij het tijdelijke station d’Eenhonderd Roe’, vernoemd naar een herberg aan de overzijde van de trekvaart. Dit station lag net buiten de stadsgrens van Amsterdam, in de gemeente Sloten. De eerste spoorlijn liep dus eigenlijk van Sloten naar Haarlem. Nadat problemen met de verwerving van de grond waren opgelost bereikte de eerste spoorlijn Amsterdam in 1842, waar het Station Willemspoort werd gebouwd, tegenover de Willemspoort in Amsterdam uit 1840. Ook dit station stond in de polder. In 1878 werd er een nieuwe spoorlijn om het latere terrein van de Westergasfabriek en het Westerpark heen gelegd richting de Singelgracht, net ten oosten van de oorspronkelijke oostgrens van de polder.
180 jaar na de opening van de eerste spoorlijn werd op initiatief van Reizigersvereniging Rover en Stadsdeel Westerpark een plaquette gemaakt die op de plaats van het station d’Eenhonderd Roe in de bestrating werd bevestigd. Deze ligt niet precies op de oorspronkelijke plek, daar hij anders in het zuiveringsgebouw van de Westergasfabriek terecht zou zijn gekomen. Nu ligt hij aan de Polonceaukade, ter hoogte van nummer 13. Tijdens een korte feestelijke plechtigheid werd de plaquette door de vertegenwoordigers van gemeente, stadsdeel en Rover onthuld. Nu kan iedere belangstellende kennis nemen van het startpunt van de Nederlandse spoorweggeschiedenis.
Uitbreiding van de stad
De polder lag aanvankelijk geheel in de gemeente Sloten. In 1877 werd het noordoostelijke deel daarvan geannexeerd door Amsterdam, t.b.v. de stadsuitbreiding (o.a. Spaarndammerbuurt, Staatsliedenbuurt en Westergasfabriek). Tegelijkertijd werd de gemeente Sloten aan de noordkant uitgebreid met de pas drooggemaakte Groote IJpolder, waarmee de noordgrens van de gemeente verschoof van de Spaarndammerdijk naar het Noordzeekanaal en de spoorlijn van Amsterdam naar Zaandam (ten zuidenoosten van dat kanaal).
In 1877 werd dwars door de Overbraker Binnenpolder de spoorlijn van Amsterdam richting Zaandam aangelegd. Aanvankelijk bleef de verbinding tussen de beide helften van de polder gehandhaafd. Het meest noordoostelijke deel werd afgescheiden van de polder na de bouw van de woonwijk Spaarndammerbuurt, die aangesloten werd op het stedelijke waterbeheer.
Westergasfabriek
In de jaren daarna werd de Wester Gasfabriek gebouwd, die in 1883 in gebruik werd genomen. De Haarlemmervaart tussen het huidige Nassauplein en de huidige Van Slingelandtstraat werd op stadsboezempeil gebracht. Aan de westkant van het gasfabriekterrein kwam een schutsluis. De molen van de Overbraker Binnenpolder werd in 1884 afgebroken en vervangen door een moderner stoomgemaal.
Gemaal en schutsluis
Het vervangende gemaal uit 1884 staat ten westen van het huidige Westergasfabriekterrein zodat deze polder kon blijven afwateren op de Haarlemmervaart, onderdeel van de boezem van Rijnland. Het gebouw is ontworpen door Isaac Gosschalk (1838-1907). Dit gemaal van de Overbraker Binnenpolder (Gemaal Haarlemmerweg) bestaat nog steeds en bemaalt het overgebleven deel van de polder. Tegenwoordig is het een elektrisch gemaal. Net ten oosten van het gemaal ligt de Schutsluis Haarlemmervaart, die de grens vormt tussen de stadsboezem en het boezemgebied van Rijnland. Het hoogteverschil tussen het polderwater (2,25 m onder NAP) en het boezemwater (Haarlemmervaart; 0,40 m onder NAP) bedraagt 1,85 m.
Volkstuinparken
Het gebied tussen de spoorlijnen naar Haarlem en Zaandam en de Spaarndammerdijk behield tot ver in de 20e eeuw een agrarische functie. Langzamerhand rukte de verstedelijking op. Ten westen van de Westergasfabriek werden vanaf de jaren twintig volkstuinparken aangelegd. Tuinpark ‘Nut en Genoegen’, opgericht in 1920, verhuisde in 1927 naar de Overbraker Binnenpolder. Het lag net buiten de grens van de bestaande stad, dus gunstig voor de Amsterdammers die hier hun tuinen hadden. De ingang kwam aan de Spaarndammerdijk, iets ten westen van Begraafplaats Sint-Barbara. Het nog bestaande tuinpark beslaat circa tweederde van het in 1927 hiervoor aangewezen terrein.
In het meest westelijke deel van de polder, grenzend aan het dorp Sloterdijk, kwam vanaf 1947 het Tuinpark Sloterdijkermeer. Dit lag oorspronkelijk, vanaf 1936, in de gelijknamige polder, maar toen die vanaf 1948 werd vergraven voor de Sloterplas, verhuisde dit tuinpark naar de Overbraker Binnenpolder. Toen in de jaren zeventig-tachtig de nieuwe spoorlijn richting Zaandam via het nieuwe Station Sloterdijk werd aangelegd moesten de beide tuinparken hiervoor aan de noordkant een flink stuk van hun terrein prijsgeven. Op het overgebleven gebied ten zuiden van deze spoorlijn is nog een mooi gebied met volkstuinen bewaard gebleven, met 375 tuinen bij Nut en Genoegen en 274 tuinen bij Sloterdijkermeer.
Dorp Sloterdijk
In het uiterste westen van de polder bevond zich het dorp Sloterdijk. De meeste bebouwing lag langs de Spaarndammerdijk, maar de Petruskerk en ook de bebouwing ten zuiden daarvan, langs de Molenwerf, lag in de polder. Vanaf de 18e eeuw ontwikkelde er zich ook enige bedrijvigheid tussen het dorp en de vaart, waaronder een industriemolen (houtzaagmolen, later loodwitmolen). De straatnaam Molenwerf herinnert hier nog aan. Sinds 1839 werd het dorp doorsneden door de spoorlijn Amsterdam – Haarlem. Er was vanaf 1890 een spoorweghalte die in 1905 werd gesloten. In 1955-1956 werd een nieuwe voorstadshalte Amsterdam Sloterdijk gebouwd. Hiervoor en ook voor de toegangswegen, werd een groot deel van de zuidoostkant van het dorp Sloterdijk gesloopt. Ook de Kerksloot werd gedempt en de nieuwe Molenwerf werd als toegangsweg aangelegd. Hierbij verviel o.m. een inlaatduiker uit de Kerksloot.
Spaarndammerdijk
Langs de Spaarndammerdijk, de noordelijke begrenzing van de Overbraker Binnenpolder, waren van oudsher diverse huizen en boerderijen gelegen. Met de verstedelijking vanaf 1877 zijn de meeste hiervan verdwenen, eerst voor de Spaarndammerbuurt, later voor de aanleg van de bedrijventerreinen ten noordoosten van Sloterdijk. In de jaren zestig en zeventig is een deel van de Spaarndammerdijk afgegraven voor de aanleg van de bedrijventerreinen en de nieuwe spoorlijn naar Zaandam (geopend in 1983). Tussen de Spaarndammerbuurt (Zaanstraat) en de Contactweg is nog een klein gedeelte van de dijk bewaard gebleven. Hierlangs ligt, op het terrein van de vroegere Boerenhofstede Leeuwendael in Overbraker Binnenpolder, de begraafplaats Sint-Barbara, aangelegd vanaf 1888 naar ontwerp van architect A.C. Bleijs. Hiertoe werd het terrein met twee meter duinzand opgehoogd. De opening was in 1893. Enkele jaren later, in 1896, kwam dit deel van de polder, wat tot dan toe tot Sloten behoorde, na een grenscorrectie in de gemeente Amsterdam te liggen.
Iets ten westen van de begraafplaats lag op polderniveau de boerderij van de familie Hogenes uit 1880. Tot eind 20e eeuw bleef deze familie hier wonen. In 2001 dreigde de boerderij gesloopt te worden, maar deze werd toen gekraakt en kwam in gebruik als ‘vrijplaats’. Sinds 2007 heeft de ‘Buurtboerderij Ons Genoegen’ onder andere een horecafunctie. Erachter is nog een klein stukje van het oude veenweidelandschap, dat vroeger doorliep tot aan het dorp Sloten, gespaard gebleven. Ook tussen de nieuwe spoorlijn en de Westergasfabriek is nog een stukje veenweideland blijven bestaan, hier ligt onder andere een natuurspeeltuin. Op 28 augustus 2001 is dit gedeelte van de Spaarndammerdijk aangewezen als gemeentelijk monument. De dijk tussen het spoorwegemplacement en het Overbrakerpad is één van de zeer weinige overgebleven stukken origineel 13e eeuwse historische zeedijk.
Batenpolder
Dit was een kleine polder in de U-bocht van het dorp Sloterdijk. Aanvankelijk was hier grasland / hooiland. Na de droogmaking van de Groote IJpolder in 1875 grensde de polder niet meer aan het buitenwater. In de jaren dertig werden er sportvelden aangelegd. In de jaren zestig werd dwars door de Batenpolder het dijklichaam aangelegd voor de Einsteinweg, het wegtracé tussen de Haarlemmerweg en de Coentunnel, tegenwoordig onderdeel van de Ringweg-West (A10).
Vennerpolder
Dit was een kleine polder ten zuiden van de Spaarndammerdijk en ten westen van de Slochter aan de westkant van dorp Sloterdijk. De herkomst van de naam is onduidelijk, op een 18e eeuwse kaart komt de naam ‘Achter-Sloterdijkpolder’ voor. De polder ontstond na de aanleg van de Haarlemmervaart in 1632 en was een klein stukje van de Sloterpolder afgescheiden stuk land.
Deze polder had een eigen molen die uitwaterde op de Haarlemmervaart. Dit was een lage molen met een gedrongen uiterlijk. Wellicht kreeg hij daarom de naam Molen ‘De Bul’. Hij had een vlucht van 12,5 m en een vijzeldoorsnede van 0,91 m. De molen stond tussen de Haarlemmervaart en de spoorlijn ten westen van Sloterdijk. Hij was voor 1832 gebouwd en werd gesloopt in 1925. Dit was nodig voor de aanleg van de Ringspoordijk, die werd aangelegd t.b.v. een toekomstige goederenspoorlijn. Het omstreeks 1930 aangelegde dijklichaam bleef lang braak liggen, sinds 1986 loopt hierover de spoorlijn naar Schiphol.
De molen werd vervangen door een klein gemaaltje met centrifugaalpomp aan het watertje de Slochter. De polder bleef zo bestaan tot in de jaren vijftig. Toen werd deze opgehoogd met havenslib en zand. De huidige spoorbanen ten noordwesten van het dorp Sloterdijk doorsnijden de Vennerpolder. Ook het in de de jaren tachtig gebouwde Station Amsterdam Sloterdijk ligt in de vroegere Vennerpolder. Het gebied is tegenwoordig helemaal verstedelijkt en wordt aangeduid als Sloterdijk-Centrum.
Buitendijkse gebieden
Ten noorden van de Spaarndammerdijk lag nog een polder die vanaf de 14e eeuw alleen door een lage kade werd beschermd tegen het water van het IJ. Dit was de Overbraker Buitenpolder, ook wel aangeduid met ‘Slooten Buytendijks’. Na de aanleg van de IJpolders omstreeks 1875 grensde deze aan de Amsterdammerpolder en de Groote IJpolder.
In deze polder was nauwelijks bebouwing. Tot de jaren vijftig van de 20e eeuw hield dit gebied een agrarische bestemming. Daarna verdween ook deze polder onder het zand. In een strook langs de Spaarndammerdijk, ten noorden van de begraafplaats Sint-Barbara, werd het sportpark Transformatorweg aangelegd.
Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp
De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.
Literatuur
Tussen Haarlemmerpoort en Halfweg, Historische atlas van de Brettenzone in Amsterdam. Auteurs: Jaap Evert Abrahamse, Menne Kosian en Erik Schmitz. Uitgeverij Thoth, Bussum, oktober 2010. ISBN 978-906868-515-2
De Riekerpolder is de meest zuidelijk gelegen polder in de vroegere gemeente Sloten. Deze polder ligt geheel ten zuiden van de Sloterweg.
(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)
De Riekerpolder is een voortzetting van de Rietwijkerpolder en de Bovenwegse Sloterpolder (of Sloterbuitenpolder) en ontstond in 1636 toen het gebied tussen de Sloterweg en de Nieuwe Meer werd bedijkt en werd bemalen met de Riekermolen. De Sloterweg en het Jaagpad waren de begrenzingen aan de noord-, oost- en zuidzijde. Aan de westkant werd de polder oorspronkelijk begrensd door de Haarlemmermeer.
Het aldus ontstane weidegebied bleef tot in de 20e eeuw grotendeels ongeschonden. Bij de aanleg van de Ringvaart van de Haarlemmermeer (1840-1848) werd een stukje van de polder in het zuidwesten doorgraven waardoor een klein gedeelte van het westen van de polder vanaf 1852 in de Haarlemmermeerpolder is komen te liggen. Dit wordt begrensd door de Koekoekslaan, waar voorheen de oever van de Haarlemmermeer lag.
De Riekermolen was de oudste molen in de buurt van het dorp Sloten, gebouwd in 1636, toen de Riekerpolder werd bedijkt. De molen bleef in gebruik tot 1932, toen er een motorgemaaltje naast werd geplaatst, maar werd als reserve achter de hand gehouden. Toen in de jaren vijftig de Nieuwe Meer voor de zandwinning in noordelijke richting werd uitgebreid ontstond de Riekerplas. De molen moest daar verdwijnen en werd in 1956 afgebroken, maar kon in 1961 gelukkig weer opgebouwd worden op een andere locatie, aan de Amstel bij de Kalfjeslaan. Daar is deze molen nog steeds te bewonderen.
Sloten Bovenwegsepolder
Het gebied ten zuiden van de Sloterweg werd ook wel aangeduid als Sloten Bovenwegs, of de Sloten Bovenwegsepolder (Sloterbuitenpolder). Ten noorden van de Sloterweg lag de Sloterbinnenpolder, binnen de dijken van deze polder uit 1628. Het gebied ten zuiden daarvan was een veenweidegebied dat direct grensde aan de Nieuwe Meer, respectievelijk Haarlemmermeer, zoals ook de Osdorper Bovenpolder ten westen lag van de Osdorperweg en aan de Haarlemmermeer grensde. Deze polders waren slechts door een lage kade beschermd tegen het buitenwater en daardoor ook veel kwetsbaarder voor overstromingen bij zuidwesterstorm en ook drassiger, zodat er eigenlijk alleen veeteelt mogelijk was en geen tuinbouw, zoals in de Sloterbinnenpolder.
Dorp Rietwijk of Rijk
Ten zuidwesten van het dorp Sloten lag tot circa 1600 het dorp Rietwijk, ook wel Ryck of Rijk genoemd. De oudste vermelding van Rietwijk dateert van 1248. Het dorpsgebied was toen al geheel ontgonnen. Dit dorp was net als Sloten een lintbebouwing van boerderijen met halverwege een kerkje. Toen de Haarlemmermeer als ‘Waterwolf’, vanaf de 13e eeuw steeds verder naar het noordoosten oprukte werd er telkens een stukje van het dorp weggevreten, totdat er omstreeks 1600 niets meer van over was. De kerk van Sloten nam in 1597 de rol van de kerk van Rijk over en werd daarvoor zelfs een stukje vergroot. Het meest oostelijke, onbebouwde deel van Rijk, grenzend aan Sloten Bovenwegs, bleef nog het langst bestaan. Toen in 1636 dit gebied van een kade en een molen werd voorzien en zo tot polder werd ingericht, kwam ook het oostelijkste nog overgebleven stukje van Rijk hierbinnen te liggen. Zo leeft de naam van het verdronken dorp Rijk nog voort in de Riekerpolder
Ringspoordijk
Omstreeks 1930 werd de Riekerpolder aan de oostkant doorsneden door de aanleg van het dijklichaam van de toekomstige Ringspoorlijn. Deze was bedoeld als goederenspoorlijn, maar is nooit als zodanig in gebruik genomen. Sinds 1986 is een deel hiervan in gebruik als Schipholspoorlijn en sinds 1997 als metrolijn. Het deel van de polder ten oosten van de Ringspoordijk werd vanaf de jaren vijftig ingericht tot bedrijventerrein Riekerhaven en Sportpark Riekerhaven.
Sinds 1927 zijn er de volkstuinen van ‘Ons Buiten’ aan de Riekerweg, nabij de oever van de Nieuwe Meer. Tussen het tuinpark en het Jaagpad lagen tussen 1921 en 1962 de sportvelden van Famos (Federatie Amsterdamse Middelbare scholen voor Ontspanning en Sport). Langs de Sloterweg bevindt zich sinds 1937 het (oude) Bijenpark met het Siegerpark. Ook het Sportpark Sloten, en de tuinparken ‘Lissabon’, ‘Eigen Hof’ en ‘VAT’ liggen langs de Sloterweg in de Riekerpolder.
Haagseweg
In de jaren dertig werd het gebied in tweeën gedeeld door de aanleg van de nieuwe Rijksweg 4 naar Schiphol en Den Haag (Haagseweg), geopend in 1938. In de jaren zestig werd een nieuw dijklichaam aangelegd voor de Nieuwe Haagseweg (autosnelweg A4), die vanaf 1972 de rol van de Oude Haagseweg overnam. Eind jaren zeventig werd in de middenberm van deze snelweg de Schipholspoorlijn aangelegd, waarvan het eerste gedeelte in 1978 in gebruik kwam.
Zandwinning
Vanaf 1954 werd er een flinke hap uit de Riekerpolder genomen als gevolg van zandwinning. Het meest zuidwestelijke deel, grenzend aan het Jaagpad langs de Nieuwe Meer, werd uitgegraven tot een diepte van circa 30 meter. Het vrijgekomen zand werd onder andere gebruikt voor de ophoging van de tuinstad Osdorp. De zo ontstane Riekerplas werd na het weggraven van het aangrenzende deel van het Jaagpad verbonden met de Nieuwe Meer en vormt sindsdien een geheel hiermee. De in de weekeinden varende veerdienst naar het Amsterdamse Bos doorkruist dit gedeelte.
De bebouwing langs het afgegraven deel van het Jaagpad moest verdwijnen, waaronder het Café Opoe en de Riekermolen. Langs de Ringvaart bleef een strook land bestaan, met daarop de magazijnen van Defensie. Deze zijn sinds de jaren tachtig bekend als de kunstenaarskolonie ‘Nieuw en Meer’. Tussen de Haagseweg en de Sloterweg bevindt zich het complex van de militaire Nooddrinkwatervoorziening, Dit is aangelegd in 1908 en sinds 1950 gedeeltelijk in gebruik bij de Luchtverkeersleiding van Schiphol met twee zendmasten. Een ander deel is sinds de jaren negentig in gebruik als broedplaats voor kunstenaars met de naam ‘Rijkshemelvaartdienst’.
Natuurgebied ‘De Oeverlanden’
De gemeente Amsterdam gebruikte het restant van de Riekerpolder ten zuiden van de Haagseweg tot 1985 om grond en puin op te slaan. Het gebied tussen de Oude Haagseweg en de vergrote Nieuwe Meer werd aan zijn lot overgelaten en raakte spontaan begroeid als bosgebied. Toen er halverwege de jaren tachtig plannen kwamen voor woningbouw zijn natuurliefhebbers in verzet gekomen en hebben sindsdien gestreden voor het behoud als natuurgebied ‘De Oeverlanden’.
Restanten veenweidegebied
Er zijn nog kleine stukjes van het oorspronkelijke poldergebied in intact gebleven, onder andere tussen de Sloterweg, de nieuwe Haagseweg en de Oude Haagseweg. Deze werden bedreigd door de aanleg van bebouwing en wegen, alsmede een nieuwe aansluiting bij de Anderlechtlaan met de A4 en uitbreiding van kantoorgebouwen in het kantorengebied Riekerpolder.
Kantoorgebouwen
Sinds de jaren zeventig is de IBM gevestigd aan de Johan Huizingalaan nr. 765 (architect W.Th. Ellerman, bureau Lucas & Niemeijer, 1978). Het kantoorgebouw staat sinds 2008 als een der jongste gebouwen op de gemeentelijke monumentenlijst. Na het IBM-gebouw zijn er nog diverse kantoorgebouwen in de omgeving verrezen.
Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp
De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.
Zie ook: Wat er nog rest van de Riekerpolder