Geschiedenis

Resultaten van het archeologisch onderzoek op Sloterweg 734

Uit: Archeologische kroniek 2022Provincie Noord-Holland – pagina 24.

In juli 2022 werd de tuin rond Sloterweg 734 tot een meter onder het maaiveld gesaneerd. Op het langgerekte perceel haaks op de Sloterweg staat een boerderij die bestaat uit een woonhuis uit 1915 met een aangebouwde stal uit 1939 en een losstaande schuur. Het perceel is aan weerszijden begrensd door een smalle sloot.

De Sloterweg is van oorsprong de achter-kade van de 11de-/12de-eeuwse ontginningen van de Sloterpolder. Archeologisch onderzoek op diverse locaties langs deze weg hebben al een rijke geschiedenis aan het licht gebracht. Deze geschiedenis vormde de aanleiding om de sanering archeologisch te begeleiden. Historische kaarten van Cornelis Koel uit 1675, van het Burgerweeshuis uit 1687 en het Kadastraal Minuutplan van 1832 tonen aan dat het perceel in ieder geval vanaf 1675 continu bebouwd is geweest.

De ontgraving rond de bestaande bebouwing heeft bouwsporen zichtbaar gemaakt, waaruit blijkt dat het voorste deel van het huis in 1915 is gebouwd met gebruikmaking van de fundering van zijn voorganger, bestaande uit muurwerk opgetrokken in oranjerode baksteen van 18 x 9 x 4 cm. Het achterste deel van het huis en de aangrenzende stal bleken gefundeerd op een betonconstructie die iets boven de bakstenen fundering van de voorganger was aangelegd. Om ruimte te maken voor de heipalen was dit muurwerk lokaal verwijderd. Tegen de achterzijde van de stal kwamen uitbraaksporen aan het licht, waaruit kan worden geconcludeerd dat de stal ooit bijna 7 meter langer was. Aardewerkscherven uit dit sloopniveau dateren uit de 17de en 18de eeuw. Het lijkt erop dat we hier te maken hebben met een langwerpige boerderij overeenkomstig het gebouw op het Kadastrale Minuutplan van 1832.

Aan de westzijde van het huis lag een nog intacte waterkelder. Op het gewelf stond het gemetselde mangat, waarop de oorspronkelijke natuurstenen putmond nog aanwezig was. In een latere fase is deze putmond opgemetseld naar een hoger niveau en was met PVC-pijp een verbinding gemaakt tussen de waterkelder en de huidige dakgoot.

Eveneens aan de westzijde kwamen in de tuin beschoeiingsresten aan het licht, die parallel liepen aan de huidige sloot. De tussenliggende ruimte was ooit aangeplempt met zand en puin. In deze vulling zaten concentraties aardewerkscherven, die dateren van het midden van de 17de tot in de 19de eeuw.

Na het ontgraven van de vervuilde grond rond de huidige schuur op de noordoostpunt van het perceel bleek dat dit gebouw op identieke wijze was gefundeerd als de stal uit 1939 en vermoedelijk daarmee uit dezelfde fase dateerde. Het archeologische onderzoek bevestigt het beeld dat de gebruiksgeschiedenis van dit perceel in ieder geval teruggaat tot circa 1650. Het is niet uitgesloten dat er op de plek van de bestaande boerderij bewoningssporen te vinden zijn die verder teruggaan in de tijd.

Monumenten en Archeologie, Gemeente Amsterdam, Jørgen Veerkamp

Zie ook: Archeologische kroniek van Noord-Holland

Resultaten van het archeologisch onderzoek op Sloterweg 711-715

Uit: Archeologische kroniek 2021Provincie Noord-Holland – pagina 39.

In januari en februari 2021 is een Inventariserend veldonderzoek – proefsleuven (IVO-p) met aansluitend een opgraving uitgevoerd op Sloterweg 711-715 in Amsterdam Nieuw-West.

Na het onderzoek is de locatie vrijgegeven voor nieuwbouw. De Sloterweg kent zijn oorsprong als achterkade in het ontginningslandschap rond Sloten; het dorp dat in 1921 door Amsterdam werd geannexeerd en tegenwoordig door de stad is ingekapseld. Vanaf de 14de eeuw ontwikkelde het pad op de achterkade zich tot een belangrijke verkeersader tussen Amsterdam, Haarlem en het agrarische achterland van Sloten. Bepalend hierin was het Mirakel van Amsterdam in 1345, waarmee de Sloterweg deel ging uitmaken van de bedevaartsroute die pelgrims leidde naar de Heilige Stede aan het Rokin. In de eeuwen die volgden raakte de bebouwing langs de weg steeds meer op de stad georiënteerd. Tal van boerderijen werden omgebouwd tot herbergen en uitspanningen – voorzieningen waar reizigers hun paard konden stallen om iets te nuttigen of de nacht door te brengen.

Eén van die herbergen, zo blijkt uit verschillende 17de-eeuwse kaarten en bronnen, was de Rode Leeuw – een herberg annex dranklokaal op de grens tussen Amsterdam en Sloten. Een strategische ligging, niet alleen voor een korte tussenstop, maar ook voor wie buiten bereik van de stedelijke accijns één of misschien meerdere alcoholische versnaperingen wilde nuttigen. Omstreeks 1832 moet het oude herbergterrein er verstild bij hebben gelegen. Volgens de kadasterkaart bestond de enige bebouwing op dat moment nog uit een stal, waarvan bekend is dat deze in 1873 werd gesloopt, waarna in 1874 het oude herbergterrein werd overbouwd met een rijtje landarbeiderswoningen.

De kleinschalige huisjes wisten het tot 2020 aan de Sloterweg uit te houden, te midden van de steeds verder oprukkende stedelijke bebouwing.

Het archeologische onderzoek bracht de Rode Leeuw weer voor even in het zicht. De geschiedenis van het complex begon in de late 16de eeuw toen het drassige veenland, inmiddels ingedrukt tot 2,50 m -NAP, voor het eerst bouwrijp werd gemaakt door rietmatten uit te leggen. Op een ophoogpakket van voornamelijk klei- en veenzoden van ruim een meter dik werden stiepen geplaatst, waarschijnlijk voor een stal of boerderij.

In het tweede kwart van de 17de eeuw volgde de verbouwing tot een herberg, die bestond uit twee rechthoekige panden op een geïmproviseerde fundering van hergebruikte dakpannen en houten balkjes. Het complex bleek te bestaan uit twee parallel geplaatste panden van circa 12 x 7 m haaks op de Sloterweg, overeenkomstig een prekadastrale kaart van de percelen langs de Sloterweg uit 1687 uit het kaartboek van het Burgerweeshuis.

Rondom de centrale haardplaats van het westelijke pand lag een zandvloer waarin allerlei kleine voorwerpen waren achtergebleven, vooral veel rookpijpen, maar ook een dobbelsteen, een bikkel, muntjes en knikkers. Een tweede grote stort van rookpijpen lag in de insteek van een diep ingegraven waterput in het oostelijke pand. De datering van de tientallen rookpijpen uit deze contexten vertoont een duidelijke piek in het midden van de 17de eeuw. De 18de en 19de eeuw zijn aanzienlijk minder vertegenwoordigd in het vondstenspectrum van de vindplaats, wat verband zal houden met het verdwijnen van de herbergfunctie op het terrein. De uitwerking van het onderzoek bevindt zich momenteel nog in een vroege fase. Parallel hieraan loopt een historisch onderzoek naar de ongetwijfeld roerige geschiedenis van De Rode Leeuw.

Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie, Thijs Terhorst

Zie ook: Archeologische kroniek van Noord-Holland

Resultaten van het archeologisch onderzoek op Sloterweg 1269

Uit: Archeologische kroniek 2019Provincie Noord-Holland – pagina 25.

Op 14-16 november 2018 en 7 januari 2019 heeft Monumenten en Archeologie Amsterdam een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd op het perceel Sloterweg 1269.

Aanleiding voor het IVO was de nieuwbouw van een appartementencomplex op deze locatie midden in de historische dorpskern van Sloten. Het huidige dorp is waarschijnlijk een tweede fase van het oorspronkelijke ‘Sloton’ dat in 1040 voor het eerst in historische bronnen opduikt, en door de historisch-geograaf De Cock even ten zuiden van de Sloterplas wordt geplaatst.

Diens collega De Bont zoekt de vroegste bewoning ten zuiden van de weg, maar deze theorie lijkt minder aannemelijk, aangezien middeleeuwse vindplaatsen zich vooralsnog beperken tot de noordzijde. De oudste bewoningsresten dateren vanaf de 12de eeuw en werden in 1991 bij de opgraving van een huisterp onder het Dorpsplein opgegraven. Doel van het IVO op Sloterweg 1269 was om vast te stellen of deze terpbewoning zich voortzette aan de zuidzijde van de weg.

Voor het IVO werd haaks op de Sloterweg een profielsleuf aangelegd, die het volgende beeld van de bodemopbouw opleverde. Het natuurlijk veen lag rond 2,50 m onder N.A.P. en was afgedekt door een venige ophogingslaag die op basis van een dendrochronologisch gedateerde eikenhouten plank na 1552 is gedateerd.

Op 2,10 m onder N.A.P. werd deze laag afgedekt door een 60 cm dik ophogingspakket van venige klei, die aan de wegzijde werd begrensd door een lichte houtconstructie – mogelijk een restant van een beschoeiing aan een later gedempte perceelsloot parallel aan de Sloterweg. In de 17de / 18de eeuw werd het terrein opnieuw opgehoogd, waarbij de sloot werd gedempt, maar dit niveau was grotendeels verstoord bij de bebouwing van het terrein vanaf omstreeks 1900. Aangezien sporen van een middeleeuwse huisterp ontbraken en de ontgraving voor de nieuwbouw beperkt zou blijven tot de jongere bodemlagen is het terrein vrijgegeven voor bouwontwikkeling.

Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie, Thijs Terhorst

Zie ook: Archeologische kroniek van Noord-Holland

Resultaten van het archeologisch onderzoek op de Leeuwendalersweg

Uit: Archeologische kroniek 2009Provincie Noord-Holland – pagina 15.

In augustus 2009 vond een archeologisch noodonderzoek plaats in de bouwput Kolenkit Zuidelijk Veld Fase 1 in stadsdeel Bos en Lommer.

Op 3 m onder de huidige Leeuwendalersweg zijn goed geconserveerde 17de- en 18de-eeuwse bewoningssporen gedocumenteerd. Deze vindplaats bleek relevant voor het opvullen van de kennislacune over de materiële cultuur van 18de-eeuwse huishoudens in het landelijk buitengebied van Amsterdam. In gebieden van de 20ste-eeuwse westelijke stadsuitbreidingen zijn archeologische overblijfselen doorgaans moeilijk toegankelijk vanwege de grootschalige ophogingen met 2 tot 3 m zand.

De gebruikelijke methode van proefsleuven is weinig effectief voor sondering of vondstberging.

De vroegste gebruikssporen op de vindplaats dateren uit de 17de eeuw. Toen is, waarschijnlijk met de inpoldering van het naastgelegen Sloterdijkermeer in 1644, het veen opgehoogd. Tot de oudste bebouwingsfase in de 17de eeuw of begin 18de eeuw behoorde een rechthoekig gebouw van anderhalfsteens muurwerk, gefundeerd op langshout.

Het muurwerk was gesloopt tot gemiddeld 2,6 m onder N.A.P. De stratigrafische opbouw van het terrein wees op een oorspronkelijk maaiveldniveau ten tijde van de gebruiksperiode van 2 m onder N.A.P. Het gebouw lag aan de voormalige Sloterdijkermeerweg, die tussen de polder en het noordelijker gelegen Sloten liep en in het maaiveld gemarkeerd was als een verhard tracé ten oosten van het gebouw. Gezien de bouwwijze en inrichting was het een schuur of stal. De ondergrond binnenin bestond uit een afwijkende zandige kleivulling die vermengd was met huishoudelijk aardewerkafval uit de gehele 18de eeuw. Deze vulling was waarschijnlijk de oorspronkelijke vloer die met aangevoerd materiaal (afval, grond) was opgehoogd om wateroverlast tegen te gaan.

Aangezien de bovenste 0,5 m van het historische loopvlak ontbrak, blijft de optie open of het een ophoging over een langere periode betrof of dat er sprake was van een eenmalige stort in het laatste kwart van de 18de eeuw.

De ontbrekende bovenste 0,5 m van het loopvlak kan eventueel nog jonger 19de-eeuws materiaal bevat hebben dat op een langere doorlooptijd geduid zou kunnen hebben. De vondsten vormen geen gesloten complex dat, zoals een beerput, direct met een specifiek perceel of woonhuis verband houdt. Wel houden ze verband met afval van huishoudens uit de directe omgeving. Vergelijking van deze vondsten met die van vindplaatsen in de historische binnenstad kan informatie bieden over de materiële cultuur van huishoudens in de stad en het plattelandsgebied er direct buiten.

Hoewel de verzameling vondsten beperkt en zeker niet representatief was, zijn de overeenkomsten tussen dit aardewerkspectrum en dat van stedelijke beerputten opvallend. In beide contexten komen vergelijkbaar rood- en witbakkend aardewerk, steengoed, faience, pijpen en Engels industrieel aardewerk voor, zij het in afwijkende hoeveelheden.

Opmerkelijk was een creamware bordje met Patriottistische propaganda. Dit is een betrekkelijk zeldzame vondst waarvan tot nu toe maar één exemplaar bekend was in Amsterdam, namelijk van een vindplaats in de woonbuurt van de havenarbeiders op Oostenburg.

Gemeente Amsterdam, Bureau Monumenten en Archeologie, Jerzy Gawronski

Zie ook: Archeologische kroniek van Noord-Holland

Precíes 60 jaar na werkbezoek Den Uyl is Osdorperweg nog altijd levensgevaarlijk

Deze week is het precies 60 jaar geleden toenmalig verkeerswethouder Joop den Uyl in Oud Osdorp poolshoogte kwam nemen van de slechte kwaliteit van de Osdorperweg.

De wethouder kwam niet vrijwillig naar de rand van de stad: Hij kwam pas nadat zo’n 200 kinderen uit protest tegen de verkeersonveilige Osdorperweg tijdens de schoolstaking op 28 en 29 oktober 1963 niet naar school waren gegaan.

Wethouder drs. J. M. Den Uyl (2e van rechts) bekijkt de Osdorperweg; 8 november 1963.
Bron: ANEFO, 915-7228 (Nationaal Archief).

Deze actie kreeg indertijd landelijke bekendheid en had tijdelijk succes. Na het werkbezoek van de wethouder werd het uiterst slechte wegdek met zijn talrijke kuilen opnieuw geasfalteerd en langs een klein deel van de weg kwam een voetpad. Ook werd de maximum snelheid van 50 km/uur ingesteld en werden er lantaarnpalen bijgeplaatst. De effecten van deze succesjes doofden echter snel uit.
Nu, 60 jaar later, zijn er nóg steeds problemen met de verkeersveiligheid. Het nieuwe gladde asfaltwegdek met fietsstroken dat sinds kort is aangelegd, vertoont nu al weer steeds meer met klinkers provisorisch gestrate ‘wonden’. Sinds juli 2023 geldt hier officieel een snelheidslimiet van 30 km/uur. Maar zolang de handhaving op zowel de snelheid als het inrijverbod voor zwaar vrachtverkeer volledig blijft ontbreken, worden deze verkeersregels door (bijna) niemand nageleefd. Ook het uitgangspunt dat de Osdorperweg niet langer zou gaan fungeren als verbindingsweg (lees: sluipweg) wordt op geen enkele wijze waargemaakt.

Uitvoerige documentatie
Oud Osdorper Kees Schelling maakte het als 8-jarige schooljongen allemaal mee: de schoolstaking van 1963. Tien jaar terug schreef hij er een boek over met als titel ‘De vaders van Osdorp, de schoolstaking van 1963 aan de Osdorperweg‘. Met zijn boek dat in 2013 uitkwam bundelde hij alle herinneringen aan deze gedenkwaardige oktoberdagen van precies 50 jaar daarvoor. De documentatie die hij daarvoor verzamelde, tezamen met de interviews met de toen nog in leven zijnde bewoners, is heel uitvoerig en staat allemaal achterin zijn boek beschreven.

Tijdsbeeld jaren ’60
Wat het verhaal over de schoolstaking van eind oktober 1963 zo bijzonder maakt is vooral het tijdsbeeld van toen: het leven van de plattelandsbevolking aan de Osdorperweg en de gezagsverhoudingen tussen gemeente en burgers. Dit laatste vormt uiteindelijk ook de reden om in opstand te komen. Overheidsinstanties die totaal niet reageren op alle ingediende klachten. En, als ze een keer wél reageerden, dan namen ze niet eens de moeite om hun reactie aan de klagende bewoners door te geven.

Zwaar vrachtverkeer was ook toén al verboden!
Uit het boek van Kees Schelling blijkt in diverse passages dat het verbod op zwaar vrachtverkeer al vóór de schoolstaking van 1963 was ingevoerd. Dit gegeven wordt ondersteund door een krantenartikel in ‘De Nieuwe Dag’ dat een foto van twee actievoerders publiceert bij het begin van de Osdorperweg mét het verbodsbord voor zwaar vrachtverkeer! Zowel de maximum voertuigbreedte als de maximale asdruk gelden nog steeds tot op de dag van vandaag, al zijn beide verboden nu op twee afzonderlijke verkeersborden vermeld. De gemeente Amsterdam zegt anno 2023 het verkeersbesluit over het verbod voor vrachtvervoer nergens meer te kunnen vinden. In plaats van dit administratief te herstellen, ontkent de gemeente dat dit besluit ooit is genomen. Ook het feit dat ondernemers van de Osdorperweg over ontheffingen van deze verkeersregel beschikken, lijkt de gemeente te negeren. Men kan dan ook geen antwoord geven op de vraag: “Als er op de Osdorperweg geen verbod zou gelden voor zwaar verkeer: Hoe komen die ondernemers dan aan hun ontheffingen van dit verbod?”

Het verbodsbord voor zwaar vrachtverkeer zoals dat er op 28-10-1963 al stond, hier met twee van de actievoerders van de schoolstaking.

Beide verbodsborden zoals deze er nu staan. Wieldruk is nu omgerekend naar asdruk, maar het gewicht komt op hetzelfde neer.

Welke problemen nog steeds niet opgelost?
Tot op de dag van vandaag spelen deze problemen nog altijd op de Osdorperweg:

1. De gemeente formuleert in de ‘Nota van Uitgangspunten’ dat de Osdorperweg niet langer de status heeft van een verbindingsweg. Maar nergens blijkt dat de weg hieraan voldoet. Alle soorten verkeer gebruiken de weg als korte en snelle verbinding, o.a. bij files op de A9.
2. De gemeente doet niets aan handhaving van het inrijverbod voor zwaar vrachtverkeer.
3. De gemeente weigert de snelheidsbeperking van 30 km/uur te handhaven.
4. Het voetpad op een klein deel van de weg wordt slecht onderhouden. Bovendien is het op sommige plekken over een breedte van slechts één stoeptegel nauwelijks begaanbaar en kan het zeker niet worden gebruikt met kinderwagens, rolstoelen en rollators.

Hoe op te lossen?
1. Om niet langer als verbindingsweg te fungeren is een oplossing zoals op de Sloterweg noodzakelijk: een elektronische knip met ontheffing voor bewoners en bedrijven.
2. Het inrijverbod voor zwaar vrachtverkeer kan met cameracontrole aan beide zijden worden gehandhaafd.
3. De snelheid kan over de volledige lengte van de weg effectief worden gehandhaafd met camera’s die trajectcontrole toepassen.
4. Onderhoud aan het voetpad is iets dat tot de normale taak van de gemeente behoort. Dus tegels recht leggen, onkruid verwijderen en overhangend groen snoeien.

Toezegging nu nakomen!
In de vergadering van de stadsdeelcommissie op 4 april 2023 heeft portefeuillehouder Türkkol herhaald vast te houden aan het DB-besluit van februari 2022 om na heropening van de weg een snelheidsbeperking van 30 km/uur in te voeren en pas bij overschrijding van het aantal van 6.000 voertuigbewegingen per etmaal aan andere maatregelen te denken.

De stadsdeelcommissie heeft eveneens op 4 april het volgende standpunt met ruime meerderheid aangenomen:

“Als de 30 km/uur is ingevoerd en de werkzaamheden zijn afgerond, dan willen we het volgende afspreken: Als de veiligheid niet voldoende verbeterd is en het aantal vervoersbewegingen niet is gedaald, dan gaan we niet opnieuw een gespreksronde of inspraak doen, maar gaan we direct over tot een intelligente of harde knip.”

Ook heeft het DB toen toegezegd dat de voorbereidingen voor een knip ondertussen al zullen worden getroffen, zodat bij een eventuele keus hiervoor de invoering meteen hierna kan geschieden en er geen tijd verloren gaat om dit nog te moeten voorbereiden.

Bekijk en beluister dit alles van de vergadering op 4 april 2023 op https://nieuw-west.notubiz.nl/vergadering/1040278

Aangezien de tellingen reeds uitwijzen dat het aantal voertuigbewegingen nu al boven de 6.000 per dag ligt, mogen we ervan uitgaan dat de knip op de Osdorperweg nu binnen handbereik ligt. Nu alleen nog de toezegging nakomen…

Voor de nodige achtergrondinformatie zoals besproken in de stadsdeelcommissie:
* https://nieuw-west.notubiz.nl/vergadering/930516
* https://nieuw-west.notubiz.nl/vergadering/930526

Theo Durenkamp; 2 november 2023.

Zie ook: www.theodurenkamp.nl/artikelen/schoolstaking-1963-voor-veilige-osdorperweg-nog-steeds-actueel

De polders in de voormalige gemeente Sloten

De voormalige gemeente Sloten, geannexeerd door Amsterdam in 1921, telde in dat jaar veertien polders, zowel grote als (hele) kleine. Sommige van deze polders bestaan ruim een eeuw later nog steeds, andere zijn (grotendeels) verdwenen.

In de ontginningsperiode, vanaf zo’n duizend jaar geleden, begon de kolonisatie vanaf het IJ in zuidelijke richting. Zo ontstond in de 11e en 12e eeuw het gebied dat later de Sloterpolder ging vormen. De uitwatering van dit gebied werd oorspronkelijk gevormd door het veenriviertje De Sloot of Slochter, dat uitwaterde op het IJ.

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

Kaart van de Slootermeer e.o. vervaardigd door Floris Balthasars en zijn zoon Balthasar Florisz van Berckenrode; circa 1615. De omgeving van Slooten met de Slooterban (groen) en Oostdorperban (geel). Rechts de stad Amstelredam.

Voor de aanleg van polders waterde het veenweidegebied uit op het buitenwater met een beperkte waterbeheersing. Dwars door het veenland werden sloten gegraven. Deze vormden niet alleen een afwateringssysteem, maar fungeerden tegelijk ook als perceelsgrenzen. Op de kopse kant van de percelen werden boerderijen op huisterpen opgericht. Zo ontstond de voor het veenlandschap typerende lintbebouwing.

Het riviertje de Sloot dat vanaf het huidige Sloten in noordoostelijke richting naar Sloterdijk liep was de basis voor ontginning van wat later de Sloterpolder werd. De oudste vermelding van een kapel te ‘Sloton’ was in 1063.

Men groef sloten haaks op de ontginningsbasis waardoor het veenland werd ontwaterd en geschikt werd voor het verbouwen van gewassen. Het ontgonnen land werd in gebruik genomen voor het verbouwen van graan.

Door de afwatering t.b.v. de akkerbouw droogde het veenland uit en de oppervlakte daalde door oxidatie en inklinking. Als gevolg van de bodemdaling werd het steeds lastiger het land droog te houden. Het hoogteverschil tussen het binnenwater en het buitenwater van de zeearm het IJ, met tot 1870 eb en vloed, bemoeilijkte het spuien van water op het buitenwater. Ook de kans van overstromingen werd steeds groter.

Kaart van Slooten en Oostdorp (Osdorp) e.o. van het Hoogheemraadschap Rijnland uit 1746. In het midden de drooggemaakte Sloterdijkermeerpolder, daaronder de roze driehoek van de Geer Ban. In het geel de Slooterban, in het groen de Osdorperban. Rechtsboven ligt Amsterdam, boven het IJ, links de Haarlemmermeer.

Dijken en sluizen
Na diverse grote overstromingen, waarbij veel land verloren ging, werden de laag gelegen landerijen langs het IJ beschermd door de aanleg van dijken, aanvankelijk waren dat slechts lage kades. Langs de zuidelijke oever van het IJ werd vanaf het begin van de 13e eeuw tussen Amsterdam en Spaarndam de Spaarndammerdijk aangelegd. Graaf Willem I van Holland gaf in 1220 hiertoe opdracht. Vanaf halverwege de 13e eeuw werden hierin kleine spuisluisjes gemaakt, die voor de lokale waterafvoer zorgden. De grotere sluizen bij Spaarndam, en vanaf 1492 ook bij Halfweg, loosden overtollig water op het IJ vanuit de zuidelijker gelegen gebieden van het Hoogheemraadschap Rijnland. De spuisluizen waren aanvankelijk eenvoudig van uitvoering: een houten klep die door het hoge water werd opengeduwd, waardoor het water kon uitstromen bij laag water buitendijks. Bij vloed werd de klep weer dichtgeduwd, waardoor het zoute water van het IJ niet in het veenland kon stromen. In Spaarndam waren er ook schutsluizen voor de scheepvaart over het Spaarne.

De Spaarndammerdijk liep vanaf de Haarlemmerpoort in Amsterdam in noordwestelijke richting en boog aan de noordkant van Spierinx Hoorn af naar het zuidwesten, naar Polanen en Houtrijk, sinds halverwege de 17e eeuw ligt daar Halfweg. Van daaraf liep de dijk verder naar het noordwesten richting Spaarndam. Deze dijk is nu nog duidelijk in het landschap aanwezig. Na de droogmaking van het IJ in de jaren zeventig van de 19e eeuw hoefde deze dijk het woelige water van het IJ niet meer te keren en was deze dijk een binnendijk geworden.

Aan de zuidwestkant van Sloten was er andere bedreiging, die van de ‘Waterwolf’, de steeds verder groeiende Haarlemmermeer, die in de loop der eeuwen heel wat land heeft verzwolgen. Slechts lage kaden beschermden hier het land, dat dan ook vaak overstroomde.

Kaart van het dorp Sloterdijk uit 1941, met de kenmerkende U-bocht in de Spaarndammerdijk. Vanaf de Haarlemmervaart naar het noordwesten loopt sinds 1934 de Velserweg. Onderaan de Haarlemmerweg en Admiraal de Ruijterweg.

Dijkonderhoud
De verantwoordelijkheid voor het dijkonderhoud lag bij eigenaren van de aanliggende landerijen. Dit systeem heette verhoefslaging. Tussen Amsterdam, Sloterdijk en Halfweg hadden de heerlijkheden Sloten, Osdorp, De Vrije Geer en Sloterdijk de zorg voor het onderhoud van de Spaarndammerdijk. Doordat men niet in staat was tot voldoende onderhoud raakte de dijk verwaarloosd waardoor er regelmatig overstromingen waren die voor veel schade zorgden. Vanaf 1544 hield het Hoogheemraadschap Rijnland zich bezig met een deel van het dijkonderhoud. De kosten werden omgeslagen over het gehele Hoogheemraadschap. In 1593 was de situatie onhoudbaar geworden en is het beheer en onderhoud geheel naar Rijnland overgegaan. De ingelanden (bewoners van het land achter de dijk) moesten voortaan een jaarlijks bedrag aan het hoogheemraadschap betalen voor het onderhoud (polderlasten). Dit ging volgens het principe ‘morgen morgens gelijk’, wat wil zeggen dat elk ambacht naar vermogen betaalde. Het was daarmee een van de eerste regionale dijken die gemeenschappelijk werd onderhouden.

Door de vele dijkdoorbraken kreeg de Spaarndammerdijk een steeds meer bochtig verloop. Telkens als de dijk doorbrak werd een nieuw stuk dijk om de doorbraak heen gelegd. Lange tijd was deze dijk de voornaamste landverbinding tussen de steden Amsterdam en Haarlem. Hierin kwam verbetering na de aanleg van de trekvaart met jaagpad tussen Amsterdam en Haarlem in 1632. Langs de dijk vond bewoning plaats, in elk geval vanaf de 15de eeuw, maar mogelijk al direct na de aanleg van de dijk.

Langs de Spaarndammerdijk lagen vanaf de ontginning tot halverwege de 20e eeuw een reeks boerderijen. Op de stroken land werd aanvankelijk akkerbouw bedreven, vanaf ongeveer de 14e eeuw werd het land door inklinking van het veen te drassig waardoor er werd omgeschakeld op veeteelt.

De westelijke buitenbocht van de Spaarndammerdijk, later Velserweg, bij Sloterdijk, gezien uit westelijke richting. Links de Petruskerk van Sloterdijk; circa 1800.

Slooterdijck bij de dam in de Sloot
Ook de Sloot of Slochter kreeg een spuisluis ter hoogte van een U-bocht in de Spaarndammerdijk. Hier ontstond enige bebouwing die in de 15e eeuw de basis vormde van het dorp Slooterdijck.

Nabij de spuisluis in de Sloterdam ontstond er een kleine haven waar zich enige handel ontwikkelde. Agrarische producten uit Sloten werd hiernaar toe vervoerd, voor verder transport over het IJ. Ook kwamen er tapperijen en herbergen. In 1465 kreeg het inmiddels gegroeide dorp Slooterdijck van hertog Filips de Goede een privilege om een eigen waag te bouwen voor de boerenbevolking.

Het dorp Sloterdijk aan de Spaarndammerdijk, gezien naar het oosten. Op nummer 681 is de Nederlands Hervormde Petruskerk. Rechts is het oude nummer B157, volgens de nieuwe nummering 705; maart 1926.

De oudste vermelding van een kerk te Sloterdijk dateert van 1405. De nog bestaande toren is uit de 15e eeuw. De kerk wordt ook vermeld in een document van 24 maart 1479 toen de opbrengsten van de toen nog rijke visvangst uit het nabijgelegen Slotermeer voortaan ten goede kwamen aan de Sint-Petruskerk. De kerk werd in 1573 door de Geuzen in brand gestoken tijdens het Beleg van Haarlem, waarna deze in 1583 deels werd hersteld voor de protestantse eredienst. In 1664 verrees er rond de bewaard gebleven toren een nieuwe kerk, de nog bestaande Petruskerk. In de 17e eeuw verzandde de haven en verdween de spuisluis. De waag raakte in onbruik en werd afgebroken. In 1860 werd een groot deel van het dorp in de as gelegd na een grote brand.

Het gebied ten zuiden van de Spaarndammerdijk en ten oosten van de Uitweg (een zijweg van deze dijk ten westen van Sloterdijk) behoorde vanaf de Middeleeuwen tot het bangebied van Sloten. Door het inklinken van het veenland werd dit kwetsbaarder voor overstromingen en werd het gebied omdijkt en vervolgens tot polder ingericht. Vanaf 1628 was er sprake van de Sloterpolder, die zich uitstrekte vanaf de Spaarndammerdijk tot aan de Sloterweg, die de zuidelijke begrenzing vormde. De oostelijke begrenzing werd gevormd door de Kostverloren Wetering, de westelijke begrenzing was de Uitweg.

Amsterdam, gelegen in Holland aen den Amstel, en aen een zeeboezem, het IJ genaemt, voor de bocht te zien. Profiel Gezicht op de stad van de Spaarndammerdijk. Uit Petrus Schenk – Hecatompolis, sive Totius orbis Terrarum Oppida Nobiliora Centum, Amsterdam; 1702.

De Haarlemmerweg gezien in westelijke richting, tussen de Van Hallstraat en Sloterdijk, ter hoogte van Vredenhof, met paardentram (rijtuig 43) van tramlijn 12 (Nassauplein – Sloterdijk), voor de elektrificatie. Rechts de Haarlemmervaart met een binnenvaartschip; circa 1915.

 

Kaart van de polders in de gemeente Sloten uit 1901 gemaakt door W.H. Hoekwater. Zichtbaar zijn van boven naar onder de Groote IJpolder, Spieringhorner Binnenpolder, Osdorper Binnenpolder, Ookmeerpolder, Osdorper Bovenpolder, Lutkemeerpolder, Middelveldsche Akerpolder en Overbraker Binnenpolder, Sloter Binnen en Middelveldsche gecombineerde polders, Sloterdijkermeerpolder en Riekerpolder.

Polders
Door inklinking en oxydatie van het veenland daalde de bodem steeds verder waardoor de afwatering steeds moeilijker werd. Aanvankelijk werd er graan verbouwd. Vanaf de 14e eeuw werd het land zo nat dat het niet meer mogelijk was om akkerbouw te plegen, en hielden de boeren zich voortaan voornamelijk bezig met veeteelt.

Vanaf de 16e eeuw werden de diverse stukken boerenland steeds meer omringd door eigen dijkjes om zo het water buiten te houden. Met behulp van spuisluisjes kon het overtollige regenwater worden geloosd op het buitenwater. Bij dit omdijkte land kon op deze wijze het waterpeil kunstmatig geregeld worden.

Een polder is een stuk land waarvan het waterpeil kunstmatig kan worden geregeld door water in te laten of uit te pompen. Hiervoor heeft men (spui)sluizen nodig en als deze niet voldoende zijn (ook) poldermolens (later ook gemalen). Om dit geheel te organiseren werden polderbesturen ingesteld die het beheer voeren over de polders.

Sinds halverwege de 13e eeuw bestaan er polderbesturen, waterschappen en hoogheemraadschappen die om de paar jaar worden verkozen door de ingelanden, de bewoners van het poldergebied. Acht eeuwen lager worden deze besturen nog steeds regelmatig verkozen bij de waterschapsverkiezingen.

Het polderbestuur is verantwoordelijk voor het in goede staat houden van dijken, kades, sluizen en bruggen en ook het op voldoende diepte houden van de sloten en vaarten. Ook het bouwen en onderhouden van molens en gemalen is een taak van het polderbestuur. De inkomsten komen uit waterschapslasten die door de bewoners worden betaald en uit inkomsten van de scheepvaart bij sluizen.

Het land ten westen van de Kostverlorenvaart behoorde sinds de 16e eeuw tot het boezemgebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. Sinds 2003 staat het onder bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), maar watert nog steeds (deels) uit op de Ringvaart van de Haarlemmermeer, boezem van Rijnland.

De Noordermolen van de Sloterbinnen- en Middenveldsche Gecombineerde Polders aan de Kostverlorenvaart bij de huidige Wiegbrug, in het verlengde van de De Clercqstraat. Op de achtergrond de molen De Victor op het bolwerk Rijk en de Westertoren; circa 1800.

Poldermolens
Met het hoger worden van het buitenwater en het lager worden van het veenland, door oxidatie en inklinking, werd het steeds lastiger om overtollig water op het buitenwater te lozen. De kaden die het land tegen het water moesten beschermen moesten telkens worden verhoogd.

Vanaf de 15e eeuw lag het land zo laag dat het vaak niet meer mogelijk was om gebruik te maken van lozing door natuurlijk verval en moest het water kunstmatig geloosd worden. Hiertoe werd de poldermolen ontwikkeld. Op basis van bestaande modellen windmolens werd een molen met een scheprad gemaakt, die voor het uitmalen van het water zorgde. De oudste vermeldingen van poldermolens op windkracht in Holland dateren van 1407 in de omgeving van Alkmaar en Leiden.

In de 16e eeuw was de molentechniek zover verbeterd dat het vanaf circa 1530 ook mogelijk werd om grotere laaggelegen stukken land droog te houden en (kleine) meren droog te maken.

Ook in het gebied tussen Amsterdam en Haarlem werd in 1569 voor het eerst melding gemaakt van molens. Dit waren kleine poldermolens, die door particulieren werden geplaatst ter verbetering van de afwatering van het land. Vanaf de 16e eeuw werden ook hier polders ingericht.

Van de polder Spierinx Hoorn is bekend dat in 1567 Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland vergunning verleenden het gebied van de latere Spieringhornerpolder te omdijken. Dit is een van de oudste polders in het bangebied van Osdorp.

De oudste delen van de Sloterpolder en de Middelveldtspolder waren er vanaf 1569 en de Osdorper Bovenpolder in 1570. In de eerste helft van de 17e eeuw werd de inrichting van polders groter aangepakt, ook met nieuw ontwikkelde grotere molens. De bekende achtkante poldermolens met een grotere capaciteit konden meer water uitmalen uit de steeds grotere polders.

Haarlemmerweg 701 met molen de ‘1200 Roe’ (C 325). Rechts een gedeelte van de Willem Molengraaffstraat; 28 augustus 2007.

De nog bestaande Molen de 1200 Roe aan de Haarlemmerweg dateert uit deze periode. Deze bemaalde vanaf 1632 de Osdorper Binnenpolder. De 400 meter oostelijker geplaatste Molen de 1100 Roe was er vanaf 1674 voor de bemaling van de gefuseerde Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders. Ten noorden van de in 1632 aangelegde Haarlemmervaart werd in 1638 de Overbraker Binnenpolder opgericht, de Spieringhorner Binnenpolder en de Vennerpolder volgden in 1645.

Verbinding Amsterdam – Haarlem
De belangrijkste verbinding tussen Amsterdam en Haarlem over land was lange tijd de Spaarndammerdijk. Deze smalle en bochtige dijk was, vooral bij slecht weer en in de winter, moeilijk begaanbaar. Met de groei van Amsterdam bestond behoefte aan een betere verbinding met Haarlem. In 1631-1632 werd langs een kaarsrechte lijn van oost naar west dwars door de bestaande polders de trekvaart naar Haarlem aangelegd. Door deze Haarlemmervaart voeren vanaf 1632 tot 1882 trekschuiten die een regelmatige en frequente dienst verzorgen. Langs de vaart kwam een jaagpad annex wagenweg. Deze Haarlemmerweg werd in 1762 voorzien van wegverharding.

Sinds 1632 vormt de Haarlemmervaart met de Haarlemmerweg de scheiding tussen de polders ten noorden daarvan en de oorspronkelijke polders waarvan zij zijn afgescheiden. Na aanleg van de Haarlemmervaart werd het gebied van Spierinx Hoorn in tweeën gedeeld: aan de noordkant kwam de Spieringhorner Binnenpolder, aan de zuidkant de Osdorper Binnenpolder, ieder met een eigen poldermolen langs de trekvaart. Ook de Sloterpolder werd doorsneden: ten noorden van de Haarlemmervaart kwamen de Overbraker Binnenpolder en Vennerpolder, ten zuiden was er de Sloterpolder.

Kaart uit 1870 van de Sloterbinnen- en Middelveldse gecombineerde polders met in het midden de Sloterdijkermeerpolder. Bovenaan de Haarlemmerweg, rechts de Kostverlorenvaart en linksonder het dorp Sloten.

Sloterbinnenpolder
De Sloterbinnenpolder bestaat in zijn uiteindelijke omvang sinds 1628. Toen was het gebied van deze polder geheel van kaden rondom voorzien. In 1632 werd de polder door de Haarlemmervaart in tweeën gedeeld. In dezelfde periode verschenen ook de poldermolens van deze polder. Er waren er twee langs de Kostverlorenwetering: de Noordermolen nabij buurtschap De Baarsjes en de Zuidermolen halverwege dit buurtschap en de Overtoomse Buurt.

Aan de oostkant van de Sloterbinnenpolder vormde de Maljapenkade, later Baarsjesweg, langs de Kostverlorenwetering, de grens van het Slotense poldergebied en de polders ten oosten daarvan in Nieuwer-Amstel en Amsterdam.

Ten westen van de Sloterbinnenpolder lag nog een kleine polder tussen de Uitweg en de Groeneweg. Deze waterde oorspronkelijk uit via de Spaarndammerdijk op het IJ. Na de aanleg van de Haarlemmervaart in 1632 was dit niet meer mogelijk, en werd er een poldermolen gebouwd. Deze moest echter in 1674 worden vernieuwd, toen fuseerden de polders tot Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders, zodat de nieuwe poldermolen, de 1100 Roe, voor rekening van beide polders kwam, die nu over drie molens beschikte.

De Gemeente Sloten in 1868, voordat de de Groote IJpolder werd drooggemaakt en voordat in 1877 en 1896 aan de noordoostkant een deel van de gemeente door Amsterdam werd geannexeerd.

Grote en kleine polders
Naast deze oude en grotere polders waren er nog een reeks kleinere polders. Ook zijn enkele polders pas later ontstaan, in de 19e eeuw na droogmaking, zoals de Lutkemeerpolder en de Ookmeerpolder.

Halverwege de 17e eeuw maakte het meeste land ten westen van Amsterdam deel uit van één der polders, waaronder de Sloterpolder, Middelveldschepolder, Spieringhoornpolder, Osdorperpolders, Riekerpolder, etc. Alleen drie ten noorden van de Spaarndammerdijk gelegen ‘buitenpolders’ hadden geen poldermolens, zij waterden nog rechtstreeks af op het IJ.

Veel investeringen werden gedaan door rijke bewoners en instellingen uit Amsterdam. In 1570 was dertig procent van het land in de ban van Sloten eigendom van Amsterdammers, tien procent was van Amsterdamse instellingen.

Dwars door het veenweidegebied waren er enkele dijkwegen met boerderijen van waaruit het land in de 10e tot 13e eeuw was ontgonnen (ontginningsassen). Dit waren de schaarse wegen in het gebied die de verschillende afzonderlijke polders van elkaar scheidden. De bekendste hiervan zijn de Sloterweg en Osdorperweg en voorts de geheel verdwenen Uitweg en Groeneweg

De grootste polder in dit gebied was oorspronkelijk de Sloterpolder, officieel de ‘Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders’. Sinds de uitbreiding van de gemeente in 1877 met de pas drooggemaakte Groote IJpolder was dat de grootste polder in oppervlakte. Dit was echter een polder met een korte levensduur, nog geen honderd jaar. In 1970 werd deze polder al weer opgeheven door de aanleg van het Westelijk Havengebied. De derde polder in grootte was de Osdorper Binnenpolder, hiervan bestaat nog een gedeelte.

Polderkaart met de polders van het westen van Amsterdam. Lichtgeel zijn de veenweidegebieden, lichtgroen de droogmakerij de Groote IJpolder, donkergroen de laaggelegen droogmakerijen Sloterdijkermeerpolder, Ookmeerpolder, Osdorper Bovenpolder, Lutkemeerpolder en Mddelveldse Akerpolder.

De veertien polders in alfabetische volgorde
* Batenpolder
* Groote IJpolder
* Lutkemeerpolder
* Middelveldsche Akerpolder
* Ookmeerpolder
* Osdorper Binnenpolder
* Osdorper Bovenpolder
* Overbraker Binnenpolder
* Polder de Eendracht
* Riekerpolder
* Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders
* Sloterdijkermeerpolder
* Spieringhorner Binnenpolder
* Vennerpolder

Deze polders worden in aparte artikelen verder beschreven.

Erik Swierstra, maart 2023.

Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

Zie ook:

Literatuur
* De Molens van Amsterdam in oude Ansichten, deel 3; Auteur: J.H. van den Hoek Ostende; Uitgave: Europese Bibliotheek, Zaltbommel; 1983 / 2001 – ISBN 90-288-2466-9
* Ruim Zicht, Boerderijen onder het zand van Amsterdam Nieuw-West, Auteur: Marja van der Veldt; Uitgave: Stichting Uitgeverij Noord-Holland; 2003 – ISBN 90-7-1123-65-0
* Sloterpolder in tekst en beeld – De groentetuin van Amsterdam, periode 1920-1960; Uitgave: 2004 – ISBN 90-808355-1-X
* Bos en Lommer en De Baarsjes. De geschiedenis van Amsterdam-West. Auteur: Ton Heijdra. Uitgeverij René de Milliano; 2004 – ISBN 90-72810-45-7
* Amsterdam Nieuw-West. De geschiedenis van de Westelijke Tuinsteden. Auteur: Ton Heijdra. Uitgeverij René de Milliano; 2010 – ISBN 978-9072810-588
* Minerva in de polder – Waterstaat en techniek in het Hoogheemraadschap van Rijnland 1500-1865. Uitgeverij Verloren, Hilversum; 2007 – ISBN 978-90-8704-023-9

De Sloterpolder en Sloterdijkermeerpolder

De Sloterpolder was de grootste polder in de vroegere gemeente Sloten, voordat in 1877 de Groote IJpolder erbij kwam. Binnen de Sloterpolder lagen nog enkele kleine polders die (aanvankelijk) een eigen bemaling hadden:
* Middelveldsche Polder
* Sloterdijkermeerpolder

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

Kaart uit 1870 van de Sloterbinnen- en Middelveldse gecombineerde polders met in het midden de Sloterdijkermeerpolder. Bovenaan de Haarlemmerweg, rechts de Kostverlorenvaart en linksonder het dorp Sloten.

Het gebied tussen Amsterdam en Haarlem werd in de 10e tot 13e eeuw in cultuur gebracht, aanvankelijk als akkerbouwgebied. Na bodemdaling werd het land steeds drassiger, vanaf de 14e eeuw werd het een veenweidegebied. In het begin van de 17e eeuw (tussen 1598 en 1628) werd een groot deel van het bangebied van Sloten ingericht als polder, nadat er langs de Costverloren Wetering (gegraven in 1413) een kade was aangelegd (de Maljapenkade). Totdat het een ‘gesloten polder’ was (geheel omringd door kaden) werd het overtollige water via sluisjes door de Spaarndammerdijk op het IJ geloosd. Onder andere via het veenriviertje de Sloot stroomde het water bij Sloterdijk in het IJ.

Kaart van de Middelvelts Polder uit 1746, gelegen tussen de Groene Wegh (links) en Den Uyt Wegh (midden). Bovenaan de Middelvelts Sluys. en de Jan Louwes Braeck. Rechts daarvan de ‘Middelvelts Mole’. Rechtsboven een ‘In Laegh’, waar de dijk ooit landinwaarts is verplaatst.

Kaart van de Slootermeer en de Slooterpolder e.o. vervaardigd door Floris Floris Balthasars en zijn zoon Balthasar Florisz van Berckenrode; circa 1615.

Na aanleg van de Haarlemmervaart in 1632 werd het noordelijkste deel van de Sloterpolder afgesplitst, dit werd de Overbraker Binnenpolder, gelegen tussen de Spaarndammerdijk en de Haarlemmervaart. Deze polder kreeg een eigen poldermolen, in 1883 vervangen door het nog steeds bestaande gemaal langs deze vaart. Zie verder: Overbraker Binnenpolder.

Vanaf halverwege de 17e eeuw werd de Sloterpolder door drie poldermolens bemalen. In 1674 fuseerde de Sloterpolder met de kleine Middelveldsche Polder (gelegen tussen de Groeneweg en de Uitweg), sindsdien was de officiële naam Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders.

Wegen en waterwegen
De polder werd begrensd door de Haarlemmervaart, Kostverlorenvaart, Sloterweg, Slimmeweg (nu Osdorperwg), Uitweg en Groeneweg. De Uitweg en Groeneweg bestaan niet meer en liepen van de Haarlemmerweg in zuidwestelijke richting naar de Osdorperweg ter hoogte van waar sinds 1962 Tussen Meer ligt. Kerkgebouw De Uitweg dat van 1964-1991 op dat punt stond herinnerde aan de Uitweg. Globaal liep deze weg daar waar sinds 1953 de Slotermeerlaan en President Allendelaan liggen. Belangrijke waterwegen in de polder waren de Molenwetering, die lag ongeveer waar nu de Admiralengracht is, de Postjeswetering en de Slotervaart, waar de huidige Tuinstad Slotervaart naar genoemd is.

Kaart van de Sloterdijkermeerpolder uit 1903. In het midden de Sloterdijkermeerweg, met daaraan twee boerderijen: ‘Meerzorg’ en een naamloze boerderij.

De in 1644 drooggemaakte Sloterdijkermeerpolder (de voormalige Slootermeer) werd geheel omsloten door de Sloterpolder. Vanaf het dorp Sloterdijk liep de Sloterdijkermeerweg in zuidwestelijke richting, deze vormde een verbinding met het drooggemaakte meertje en ging verder richting Sloten. Evenwijdig aan het eerste stuk van deze weg ten zuiden van de Haarlemmerweg liep de Notweg, een korte zijweg, met daaraan één boerderij.

De Noordermolen van de Sloter Binnen- en Middelveldse Gecombineerde Polders bij ‘de Drie Baarsjes’. Sneeuwlandschap; 1891.

Poldermolens
De eerste (kleine) molen werd al geplaatst in 1569, in 1636 waren er al twee molens. De uiteindelijk drie 17e-eeuwse poldermolens (De 1100 Roe, Noordermolen en Zuidermolen) waren aanvankelijk schepradmolens, in 1842, 1869 en 1872 werden zij verbouwd tot vijzelmolens.

Stoomgemaal Kostverloren aan de Maljapenkade (later Baarsjesweg) langs de Kostverlorenvaart. Dit gemaal kwam in 1878 in de plaats van de Zuidermolen en bleef in bedrijf tot 1951. In de verte zijn de contouren zichtbaar van de Westergasfabriek; 1905.

De Zuidermolen, nabij de Postjeswetering, werd in 1878 vervangen door stoomgemaal Kostverloren, met gebruikmaking van de nog nieuwe vijzel uit 1869. De Noordermolen nabij buurtschap De Baarsjes, werd in 1895 verplaatst naar de Sloterdijkermeerpolder, waar de oorspronkelijke molen in 1893 was verbrand. Na de bouw van een motorgemaaltje in 1925 bleef na 1929 alleen de molenromp over, die in 1954 werd gesloopt.

Molen de 1100 Roe aan de Haarlemmerweg (C337). Gezien in zuidoostelijke richting; op de achtergrond de Uitweg;
juni 1940.

De enige overgebleven molen, de 1100 Roe (bouwjaar 1674, vervangen in 1747, vervijzeld in 1872), werd op zijn oorspronkelijke locatie aan de Haarlemmerweg in 1961 gedemonteerd en in 1965 weer opgebouwd bij Sportpark Ookmeer. Het stoomgemaal Kostverloren aan De Baarsjesweg deed dienst tot 1952 en werd toen gesloopt. Het werd vervangen door het nog bestaande Akergemaal uit 1952 bij het dorp Sloten.

Tuinderijen in de Sloterpolder bij nr. E 377. In het verschiet van links naar rechts: nummers E 376, 374, 375; maart 1954.

Het Slatuinenpad in de Baarsjespolder, tussen het buurtschap de Baarsjes en Sloterdijk; circa 1910.

Tuinbouwgebied
De Sloterpolder was van de 14e tot 20e eeuw veenweidegebied. Sinds de 17e eeuw was er in toenemende mate tuinbouw, met name in De Baarsjespolder en in het Overtoomse Veld, nabij de buurtschappen De Baarsjes en Overtoomse Buurt aan de oostkant van de polder. In de jaren vijftig van de 20e eeuw moesten de laatste tuinders verdwijnen voor de oprukkende stad, ter vervanging werd hiervoor in 1959 tussen de Plesmanlaan en de Sloterweg het Tuinbouwgebied Sloten ingericht. Dertig jaar later moesten de tuinders weer verhuizen, toen hier de woonwijk Nieuw Sloten werd gebouwd. Sindsdien is alleen de Natuurgebied de Vrije Geer bij Sloten nog over van het oude veenweidegebied van de Sloterpolder.

Buurtschap De Baarsjes aan de Kostverlorenvaart, gezien vanaf brug 173 (Wiegbrug) in zuidwestelijke richting, met de huizen Baarsjesweg 126-128. Rechts de vroegere herberg ‘De Drie Baarsjes’; 1936.

Buurtschap De Baarsjes
Aan de oostelijke rand van de Sloterpolder, langs de Kostverlorenvaart, lagen twee buurtschappen in de Sloterpolder. De Costverloren Wetering was in 1413 gegraven tussen de Schinkel en de Spaarndammerdijk als uitwatering voor Rijnland. Deze functie heeft deze waterweg nooit gehad en de investering was tevergeefs, de ‘cost was verloren’. De Kostverlorenvaart had wel een belangrijke rol als lokale vaarweg en als afwatering voor de Sloterpolder. Langs de omstreeks 1600 aangelegde Maljapenkade, de latere Baarsjesweg, verrees bebouwing nabij de twee plekken waar de vaarwegen door de polder sinds circa 1600 met een overhaal werden verbonden met het de Kostverlorenvaart. Dit werden De Baarsjes en de Overtoomse Buurt.

De Baarsjesweg langs de Kostverlorenvaart, gezien in noordoostelijke richting. Links is Krijtmolen ‘De Hoop’ (afgebroken in 1921).

In het noordoosten verrees in de 17e eeuw nabij de overhaal herberg ‘De Drie Baarsjes’. Het buurtschap, met herbergen en ambachtsbedrijven ontleende hieraan zijn naam. Vanaf 1990 werd het Stadsdeel De Baarsjes daar weer naar vernoemd. Het deel van de Sloterpolder in deze omgeving werd ook Baarsjespolder genoemd en kende veel tuinbouwbedrijven. Hier lag ook de Noordermolen van de Sloterpolder, met het watertje ‘De Krommert’. De Zuidermolen lag een eindje ten zuiden van de buurtschap, nabij de Postjeswetering.

Overhaal bij de Baarsjes. Op de achtergrond de Wiegbrug (brug nr. 173). Rechts de Kostverloren Vaart; circa 1905.

Bij het buurtschap lag sinds 1787 de Tolbrug over de Kostverlorenvaart, die de verbinding vormde met Nieuwer-Amstel (de latere Bellamybuurt) en Amsterdam. Sinds 1904 ligt hier de Wiegbrug. Vanaf deze brug werd in 1904 de tramlijn naar Sloterdijk en Haarlem aangelegd dwars door het tuinbouwgebied van de Sloterpolder. Vanaf 1908 was er langs de trambaan de Admiraal de Ruijterweg als eerste vorm van verstedelijking. De voormalige herberg De Drie Baarsjes werd gesloopt in 1956. Een groot deel van de buurtschap moest vanaf de jaren twintig wijken voor de stadsuitbreidingen, maar een klein deel, langs het vroegere Slatuinenpad is nog overgebleven.

Het Slatuinenpad, gezien nabij Haarlemmerweg. Op de achtergrond de Boldoot fabriek bij Sloterdijk; 1922.

Slatuinenpad
Vanaf het buurtschap De Baarsjes aan de Kostverloren Wetering liep vanaf 1675 een kerkepad door de landerijen naar het noordwesten. Over dit voetpad konden de bewoners naar de Petruskerk in Sloterdijk wandelen. Later kwamen er slatuinen langs dit pad, waardoor het de naam Slatuinenpad kreeg. Dit pad verdween in 1927 onder het zand voor de stadsuitbreidingen in de omgeving van de Willem de Zwijgerlaan. Een kort stukje bij De Baarsjesweg is bewaard gebleven onder de naam Slatuinenweg.

De Schinkel bij de Overtoomse Buurt. Gezien in noordelijke richting naar de Overtoomsesluis. Links de Sloterkade.
IJspret in 1893.

Overtoomse Buurt
Aan de zuidoostrand van de Sloterpolder ontstond vanaf de 16e eeuw een levendig buurtschap nabij de samenkomst van de Kostverlorenwetering, de Overtoomse Vaart en de Schinkel. Op last van de graven van Holland mocht er geen rechtstreekse vaarverbinding komen tussen de Kostverlorenwetering en de Schinkel, hier kwam een dam in het water te liggen. Om vervoer met kleine schuiten toch mogelijk te maken werd hier in 1515 een overhaal aangelegd, waarmee bootjes over de dam werden getrokken. Een overhaal werd ook wel een overtoom genoemd. Een bestaande kavelsloot langs de ‘Heilige Weg’ vanaf de stadsgrens werd verbreed tot vaarweg en kreeg de naam Overtoomse Vaart. Deze werd in 1902 gedempt en daar ligt sindsdien de drukke stadsstraat Overtoom.

Een der hoofdkruispunten in de Sloterpolder. Foto uit een album over het aanleggen van het elektriciteitsnet in de gemeente Sloten door de N.V. Algemene Nederl. Electriciteits Mij v/h Groeneveld, Ruempol & Co.; 1919.

Overhaal van de Slotervaart naar de Kostverlorenvaart, gezien in oostelijke richting. Op de achtergrond is de Overtoom met de nrs. 561-559-557 enz. (v.r.n.l.).; mei 1893.

Naast de ‘grote overtoom’ tussen Kostverlorenvaart en Schinkel, was er nog een ‘kleine overtoom’ uit de 17e eeuw tussen de Kostverlorenvaart en de Slotervaart, dit was de verbinding door de polder met het dorp Sloten. Rondom de beide overhalen ontstond vanaf de 16e eeuw een buurtschap met herbergen en ambachtsbedrijven, de Overtoomse Buurt. Een groot deel hiervan is in de 20e eeuw verdwenen voor stadsuitbreidingen. Nog enkele oude huizen van de buurtschap zijn er overgebleven, waaronder het Aalsmeerder Veerhuis of de ‘Bonte Os’ uit 1634, waar vroeger de veerdiensten naar Aalsmeer en verder vertrokken. Aan de oostzijde van de Schinkel lag een tweede buurtschap, op het grondgebied van Nieuwer-Amstel (na 1896 Amsterdam). Dit was de Dubbele Buurt aan de Amstelveenseweg, zo genoemd omdat hier bebouwing aan beide zijden van de weg was.

De overhaal tussen de Kostverlorenvaart en Schinkel werd in 1809 vervangen door een schutsluis, de Overtoomse Sluis, waardoor er nu doorgaand scheepvaartverkeer mogelijk werd. Deze sluis werd in 1942 vervangen door de Nieuwe Meersluis, waarna de oude sluis werd gesloopt.

Postjeskade 63-71 (links, v.l.n.r.) en de Postjeswetering. Gezien vanaf vaste brug 231 in de Hoofdweg naar de boerderijen en tuinderijen in de Sloterpolder; 17 mei 1924.

In het poldergebied ten westen van de Overtoomse Buurt kwam in de 18e en 19e eeuw steeds meer tuinbouwbedrijven (warmoezerijen) die de stad Amsterdam van groenten voorzagen. Het deel van de polder met tuinderijen werd ook wel Overtoomse Polder of Overtoomse Veld genoemd. De latere Tuinstad Overtoomse Veld, die deels is gebouwd op de grond van vroegere tuinderijen, is hiernaar vernoemd. Ook een groot deel van de buurten langs de Hoofdweg en Postjesweg is gebouwd op de plek van vroegere tuinderijen.

Een brugje over de Slotervaart in de Sloterpolder, gezien in noordwestelijke richting; circa 1907.

Vervoer over water
In de Sloterpolder waren (bijna) geen wegen, al het vervoer ging per schuit over het water. Langs de Kostverlorenwetering was er op twee plaatsen een handbediende overhaal waar de bootjes het hoogteverschil van 1,70 m met het boezempeil van Amstelland konden overbruggen, deze waren bij de buurtschap De Baarsjes en bij de Overtoomse Buurt. In 1916 werden zij vervangen door een elektrische scheepslift bij de Postjeswetering. Deze lag naast de Vierde Ambachtsschool (sinds 2007 ‘Het Sieraad’). In 1952 werd de installatie verplaatst naar de hoek in de Postjeswetering bij het huidige Rembrandtpark. In 1959 werd de scheepslift gesloopt, toen de laatste tuinders uit deze omgeving waren vertrokken. Een soortgelijke scheepslift uit 1924 bestaat nog bij Broekerhaven in West-Friesland.

Hoofdweg 131 (rechts) hoek Postjeskade met vaste brug 231 over de Postjeswetering in wintertooi met op de achtergrond de tuinderijen van de Sloterpolder; 1925.

Plan West en het Algemeen Uitbreidings Plan (AUP)
De agrarische Sloterpolder verdween vanaf het einde van de 19e eeuw, toen door de gemeente Amsterdam de Spaarndammerbuurt en Staatsliedenbuurt werden aangelegd, de jaren twintig toen Plan West verrees na de annexatie van de gemeente Sloten door Amsterdam in 1921, en de jaren vijftig van de 20e eeuw toen het bijna het gehele resterende deel als onderdeel van het Algemeen Uitbreidings Plan onder het zand voor de Westelijke Tuinsteden verdween. Deze stadsuitbreiding werd met een twee meter dikke zandlaag opgehoogd, dit is minder dan de voordien gebruikelijke vier meter dikke zandlaag, waarmee de wijken van voor 1940 werden opgehoogd. De Westelijke Tuinsteden liggen dan ook twee meter lager dan de oudere stadswijken en ook het waterpeil is 1,70 meter lager.

Het Akergemaal van de Westelijke Tuinsteden, gelegen bij het dorp Sloten, tussen de Osdorperweg en de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Ten noordoosten van het zwembad in de Middelveldsche Akerpolder; juni 1953.

Akergemaal
Sinds 1952 zorgt het Akergemaal voor bemaling van het nog steeds op polderniveau gelegen gebied van de Sloterpolder. Sinds 1991 heeft ook de Molen van Sloten een taak in de bemaling van de Westelijke Tuinsteden, inclusief de Sloterplas en aansluitende wateren. Het waterpeil ligt op 2,10 m onder NAP, dat is een verschil van 1,70 meter met het peil van de Amsterdamse boezem.

Het land ten westen van de Kostverlorenvaart behoorde sinds de 16e eeuw tot het Hoogheemraadschap van Rijnland. Sinds 2003 staat het onder bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), maar watert nog steeds gedeeltelijk uit op de Ringvaart van de Haarlemmermeer, boezem van Rijnland.

Een winterlandschap in de Sloterpolder langs de Sloterweg; circa 1910.

Polder Begraafplaats Vredenhof
In 1895 werd langs de Haarlemmerweg een terrein met duinzand opgehoogd voor de Begraafplaats Vredenhof. Deze werd in gebruik genomen in 1897. Toen in 1931 het Westelijk Marktkanaal (Stadsboezem 0,40 m onder NAP) werd aangelegd en de omgeving in de Sloterpolder werd opgehoogd t.b.v. de westelijke stadsuitbreidingen, werd het terrein van de begraafplaats hier buiten gelaten. Het werd zo een apart poldertje tussen de opgehoogde omgeving. Het water bleef op polderniveau en werd uitgepompt op de Haarlemmervaart. De oppervlakte bedraagt ongeveer 5,5 ha. Het peil in de randsloot wordt gehandhaafd op ongeveer 1,80 m onder NAP. Sedert de afsplitsing van de Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders heeft het beheer van dit poldertje berust bij de gemeente Amsterdam.

De Sloterdijkermeerpolder voordat deze werd vergraven tot Sloterplas. De boerderij ‘Meerzorg’ op de Sloterdijkermeerweg 187, gezien in noordoostelijke richting. Rechts staan nog koeien in de wei; september 1947.

Sloterdijkermeerpolder
De Sloterdijkermeerpolder was een droogmakerij ontstaan na het droogleggen van de Slootermeer in 1644. Dit meer, dat in de zomer regelmatig droog lag, was gelegen tussen Sloten en Sloterdijk. Het was een relatief smal maar langgerekt meer dat was ontstaan door de afkalving van de oevers van de Sloot die het Slootermeer met het IJ verbond. Het meer was visrijk en de opbrengsten daarvan kwamen sinds 1479 ten goede aan de Petruskerk in het dorp Sloterdijk. Na de droogmaking ontving de kerk tot in de 20e eeuw pachtgelden uit de polder.

De Sloterdijkermeerpolder voordat deze werd vergraven tot Sloterplas. Een man loopt met twee paarden aan de hand over de Sloterdijkermeerweg; juli 1947.

Het was een kleine polder van circa 111 ha die als onderbemaling met een windmolen werd bemalen. De pachters van de grond waren verplicht jaarlijks een uitkering aan de kerk van Sloterdijk te geven. Tussen 1647 en 1726 liep de polder door dijkdoorbraken nog zes maal onder, maar werd steeds weer drooggemalen. 

De Sloterdijkermeerpolder werd geheel omsloten door de Sloterpolder. Het waterpeil lag er ruim twee meter lager: op 4,44 m onder NAP.

De Sloterdijkermeerpolder wordt vergraven tot Sloterplas. De molenstomp is de ‘Witte Molen’ die tot 1929 de Sloterdijkermeerpolder bemaalde en werd afgebroken in 1954. Links het gemaal. Hier kwam de Jan Evertsenstraat bij de latere Rotonde Oostoever; april 1954.

In deze polder lag in het midden één polderweg, de Sloterdijkermeerweg. Deze weg verbond de polder tevens met de dorpen Sloterdijk en Sloten. Er waren twee boerderijen: in het noordoosten de boerderij ‘Meerzorg’, in het zuidwesten was er op de hoek met de Malleweg naar de Uitweg een naamloze boerderij.

Luchtfoto van het graven van de Sloterplas in de Sloterdijkermeerpolder, gezien in noordelijke richting. Links de Uitweg met boerderijen. Rechts boven de Sloterdijkermeerweg; 28 oktober 1948.

Tussen 1948 en 1956 werd de polder vergraven tot Sloterplas. Onder de veen- en kleilagen ligt in de diepte een pleistocene zandlaag, daterend uit een der ijstijden. Het vrijgekomen zand werd gebruikt voor de ophoging van de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam. Met name Slotermeer, Geuzenveld en Slotervaart liggen op zand uit de Sloterplas, die tot 30 meter diep is.

Niet de gehele voormalige Slootermeer is tot Sloterplas vergraven. Het noordelijke gedeelte van het oude meertje is opgehoogd met zand en vervolgens bebouwd (omgeving Burgemeester van de Pollstraat), daarentegen is een strook aan de westzijde die niet tot het voormalige meer behoorde, waar nu het Sloterparkbad ligt, wel vergraven, waardoor de Sloterplas breder maar minder langgerekt is dan de vroegere Slootermeer.

Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

Literatuur
* De Molens van Amsterdam in oude Ansichten, deel 3; Auteur: J.H. van den Hoek Ostende; Uitgave: Europese Bibliotheek, Zaltbommel; 1983 / 2001 – ISBN 90-288-2466-9
* Ruim Zicht, Boerderijen onder het zand van Amsterdam Nieuw-West, Auteur: Marja van der Veldt; Uitgave: Stichting Uitgeverij Noord-Holland; 2003 – ISBN 90-7-1123-65-0
* Sloterpolder in tekst en beeld – De groentetuin van Amsterdam, periode 1920-1960; Uitgave: 2004 – ISBN 90-808355-1-X
* Bos en Lommer en De Baarsjes. De geschiedenis van Amsterdam-West. Auteur: Ton Heijdra. Uitgeverij René de Milliano; 2004 – ISBN 90-72810-45-7
* Amsterdam Nieuw-West. De geschiedenis van de Westelijke Tuinsteden. Auteur: Ton Heijdra. Uitgeverij René de Milliano; 2010 – ISBN 978-9072810-588
* Minerva in de polder – Waterstaat en techniek in het Hoogheemraadschap van Rijnland 1500-1865. Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2007.

De Overbraker Binnenpolder en de andere polders bij het dorp Sloterdijk

Het restant van het dorp Sloterdijk wordt tegenwoordig omgeven door volkstuinparken, bedrijventerreinen, wegen en spoorlijnen. Voordat het gebied rond Sloterdijk vanaf de jaren vijftig steeds verder werd verstedelijkt werd het dijkdorp omringd door verschillende (kleine) polders. Hieronder een overzicht van de polders bij het dorp Sloterdijk.

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

Kaart van polders bij Sloterdijck in 1746, met boven ‘Slooten Buytens Dycks’ en daaronder de’ Over Braecks Polder ‘en de ‘Nieuwe Treck Vaart’ (Haarlemmervaart).

In 1631-1632 werd tussen de steden Amsterdam en Haarlem een nieuwe rechtstreekse vaarweg aangelegd ten behoeve van de nieuw ingestelde trekschuitverbinding. Deze was een grote verbetering ten opzichte van de oude vaarweg over het IJ, die niet altijd bevaarbaar was en vooral bij slecht weer ook gevaarlijk was. Door het graven van de Haarlemmervaart werden de bestaande polders doorsneden. Dit waren de Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders en de polder Spierinx Hoorn. De delen ten noorden van de vaart werden afgescheiden van de grotere rest van de polders.

Minuutplan uit 1820 met daarop de Overbraker Buitenpolder (boven) en de Overbraker Binnen Polder (onder). Links daarvan het dorp Sloterdijk en de Venner Polder. Het blauw aangegeven gebied is per 1 mei 1896 geannexeerd door Amsterdam.

Kaart van de Overbraker Polders uit 1900. Boven de Overbraker Buiten Polder, daaronder de Spaarndammerdijk en de Overbraker Binnen Polder. In het midden de R.C. Begraafplaats Sint-Barbara. Links de Batenpolder bij het dorp Sloterdijk, rechts de Wester Gasfabriek. Onderaan de Haarlemmervaart.

Zo werd het deel van de Sloterbinnen- en Middelveldsche gecombineerde polders ten noorden van de vaart vanaf 1632 twee afzonderlijke polders, de Vennerpolder en de Overbraakspolder (Overbraker Binnenpolder). Vanaf 1646 had deze laatste polder een eigen poldermolen die uitwaterde op de Haarlemmervaart. Deze stond langs de Haarlemmervaart tegenover de huidige Van Limburg Stirumstraat net ten oosten van het huidige Westergasfabriekterrein, op de grens met het in 1890 aangelegde Westerpark.

Kaart van de Overbraker Polders in 1903. Boven de Overbrakerbuitenpolder, onder de Overbrakerbinnenpolder, met daaronder het stoomgemaal. Links is het dorp Sloterdijk, rechts de Wester Gasfabriek.

Haarlemmervaart
Langs de Haarlemmervaart verrezen vanaf de 17e eeuw diverse landhuizen van welgestelde Amsterdammers. Dit betrof aan de zuidzijde van de vaart onder andere de hofstede Postrust aan de noordzijde de iets westelijker gelegen Hofstede Soelen, ter hoogte van de latere Van Hallstraat. Voorts bevonden zich aan een weg langs de noordelijke oever de buitenhuizen Sonnebloem, De Witte Raven, Het Wapen van Amsterdam en de Salpeterton.

Plegtige Inwijding van den IJzeren Spoorweg. Inwijding van de spoorlijn Amsterdam – Haarlem met publiek op de Haarlemmerweg langs de Haarlemmer trekvaart.; 19 september 1839. Techniek: steendruk.

Eerste spoorlijn van Nederland
Vanaf 1839 werd de Overbraker Binnenpolder doorsneden door de eerste spoorlijn van Nederland, de verbinding Amsterdam – Haarlem. Het beginpunt van deze lijn lag de eerste drie jaar bij het tijdelijke station d’Eenhonderd Roe’, vernoemd naar een herberg aan de overzijde van de trekvaart. Dit station lag net buiten de stadsgrens van Amsterdam, in de gemeente Sloten. De eerste spoorlijn liep dus eigenlijk van Sloten naar Haarlem. Nadat problemen met de verwerving van de grond waren opgelost bereikte de eerste spoorlijn Amsterdam in 1842, waar het Station Willemspoort werd gebouwd, tegenover de Willemspoort in Amsterdam uit 1840. Ook dit station stond in de polder. In 1878 werd er een nieuwe spoorlijn om het latere terrein van de Westergasfabriek en het Westerpark heen gelegd richting de Singelgracht, net ten oosten van de oorspronkelijke oostgrens van de polder.

Minuutplan uit 1820 met daarop het dorp Sloterdijk met de kenmerkende U-bocht in de Spaarndammerdijk. In het blauw aangegeven is de Petruskerk. Onderaan de Haarlemmervaart. Het dorp wordt nog niet doorsneden door de spoorlijn Amsterdam – Haarlem.

180 jaar na de opening van de eerste spoorlijn werd op initiatief van Reizigersvereniging Rover en Stadsdeel Westerpark een plaquette gemaakt die op de plaats van het station d’Eenhonderd Roe in de bestrating werd bevestigd. Deze ligt niet precies op de oorspronkelijke plek, daar hij anders in het zuiveringsgebouw van de Westergasfabriek terecht zou zijn gekomen. Nu ligt hij aan de Polonceaukade, ter hoogte van nummer 13. Tijdens een korte feestelijke plechtigheid werd de plaquette door de vertegenwoordigers van gemeente, stadsdeel en Rover onthuld. Nu kan iedere belangstellende kennis nemen van het startpunt van de Nederlandse spoorweggeschiedenis.

De Spaarndammerdijk ter hoogte van nummer 312, gezien naar de RK-begraafplaats Sint-Barbara; mei 1922.

Uitbreiding van de stad
De polder lag aanvankelijk geheel in de gemeente Sloten. In 1877 werd het noordoostelijke deel daarvan geannexeerd door Amsterdam, t.b.v. de stadsuitbreiding (o.a. Spaarndammerbuurt, Staatsliedenbuurt en Westergasfabriek). Tegelijkertijd werd de gemeente Sloten aan de noordkant uitgebreid met de pas drooggemaakte Groote IJpolder, waarmee de noordgrens van de gemeente verschoof van de Spaarndammerdijk naar het Noordzeekanaal en de spoorlijn van Amsterdam naar Zaandam (ten zuidenoosten van dat kanaal).

Luchtfoto van Amsterdam Oud-West en omgeving. Links de Overbraker Binnenpolder. Bovenaan de Oude- en Nieuwe Houthaven. Daaronder de Spaarndammer- en de Zeeheldenbuurt. In het midden de Wester Gasfabriek, onderaan de Staatsliedenbuurt, met links daarvan het opspuiten van de Baarsjespolder voor de wijk Landlust; 1928.

In 1877 werd dwars door de Overbraker Binnenpolder de spoorlijn van Amsterdam richting Zaandam aangelegd. Aanvankelijk bleef de verbinding tussen de beide helften van de polder gehandhaafd. Het meest noordoostelijke deel werd afgescheiden van de polder na de bouw van de woonwijk Spaarndammerbuurt, die aangesloten werd op het stedelijke waterbeheer.

De molen van de Overbraker Binnenpolder gezien vanaf de Haarlemmerweg. Deze molen stond tussen het latere Westerpark en de Westergasfabriek en werd afgebroken in 1883.

Westergasfabriek
In de jaren daarna werd de Wester Gasfabriek gebouwd, die in 1883 in gebruik werd genomen. De Haarlemmervaart tussen het huidige Nassauplein en de huidige Van Slingelandtstraat werd op stadsboezempeil gebracht. Aan de westkant van het gasfabriekterrein kwam een schutsluis. De molen van de Overbraker Binnenpolder werd in 1884 afgebroken en vervangen door een moderner stoomgemaal.

Gemaal en schutsluis
Het vervangende gemaal uit 1884 staat ten westen van het huidige Westergasfabriekterrein zodat deze polder kon blijven afwateren op de Haarlemmervaart, onderdeel van de boezem van Rijnland. Het gebouw is ontworpen door Isaac Gosschalk (1838-1907). Dit gemaal van de Overbraker Binnenpolder (Gemaal Haarlemmerweg) bestaat nog steeds en bemaalt het overgebleven deel van de polder. Tegenwoordig is het een elektrisch gemaal. Net ten oosten van het gemaal ligt de Schutsluis Haarlemmervaart, die de grens vormt tussen de stadsboezem en het boezemgebied van Rijnland. Het hoogteverschil tussen het polderwater (2,25 m onder NAP) en het boezemwater (Haarlemmervaart; 0,40 m onder NAP) bedraagt 1,85 m.

Luchtfoto van de Spaarndammerdijk (vooraan) en omgeving gezien in zuidelijke richting. In de verte de Haarlemmerweg met Molen De Bloem (B 343). Links achter de begraafplaats Vredenhof; 17 juli 1937.

Volkstuinparken
Het gebied tussen de spoorlijnen naar Haarlem en Zaandam en de Spaarndammerdijk behield tot ver in de 20e eeuw een agrarische functie. Langzamerhand rukte de verstedelijking op. Ten westen van de Westergasfabriek werden vanaf de jaren twintig volkstuinparken aangelegd. Tuinpark ‘Nut en Genoegen’, opgericht in 1920, verhuisde in 1927 naar de Overbraker Binnenpolder. Het lag net buiten de grens van de bestaande stad, dus gunstig voor de Amsterdammers die hier hun tuinen hadden. De ingang kwam aan de Spaarndammerdijk, iets ten westen van Begraafplaats Sint-Barbara. Het nog bestaande tuinpark beslaat circa tweederde van het in 1927 hiervoor aangewezen terrein.

Luchtfoto van de Haarlemmerweg en de Haarlemmervaart gezien in noordwestelijke richting naar de Overbraker Binnenpolder. Links onder molen De Bloem (B 343). Bovenaan de Spaarndammerdijk. In het midden volkstuinenpark ‘Nut en genoegen’; 17 juli 1937.

In het meest westelijke deel van de polder, grenzend aan het dorp Sloterdijk, kwam vanaf 1947 het Tuinpark Sloterdijkermeer. Dit lag oorspronkelijk, vanaf 1936, in de gelijknamige polder, maar toen die vanaf 1948 werd vergraven voor de Sloterplas, verhuisde dit tuinpark naar de Overbraker Binnenpolder. Toen in de jaren zeventig-tachtig de nieuwe spoorlijn richting Zaandam via het nieuwe Station Sloterdijk werd aangelegd moesten de beide tuinparken hiervoor aan de noordkant een flink stuk van hun terrein prijsgeven. Op het overgebleven gebied ten zuiden van deze spoorlijn is nog een mooi gebied met volkstuinen bewaard gebleven, met 375 tuinen bij Nut en Genoegen en 274 tuinen bij Sloterdijkermeer.

De Spaarndammerdijk met het dorp Sloterdijk. Nieuwe nummers zijn v.l.n.r. 665-707 (voorheen B 171-B 156). Gezien in zuidoostelijke richting met in het midden de N.H. Petruskerk op nr. 681 (was B 168); april 1922.

Dorp Sloterdijk
In het uiterste westen van de polder bevond zich het dorp Sloterdijk. De meeste bebouwing lag langs de Spaarndammerdijk, maar de Petruskerk en ook de bebouwing ten zuiden daarvan, langs de Molenwerf, lag in de polder. Vanaf de 18e eeuw ontwikkelde er zich ook enige bedrijvigheid tussen het dorp en de vaart, waaronder een industriemolen (houtzaagmolen, later loodwitmolen). De straatnaam Molenwerf herinnert hier nog aan. Sinds 1839 werd het dorp doorsneden door de spoorlijn Amsterdam – Haarlem. Er was vanaf 1890 een spoorweghalte die in 1905 werd gesloten. In 1955-1956 werd een nieuwe voorstadshalte Amsterdam Sloterdijk gebouwd. Hiervoor en ook voor de toegangswegen, werd een groot deel van de zuidoostkant van het dorp Sloterdijk gesloopt. Ook de Kerksloot werd gedempt en de nieuwe Molenwerf werd als toegangsweg aangelegd. Hierbij verviel o.m. een inlaatduiker uit de Kerksloot.

Kaart van het dorp Sloterdijk en omgeving uit circa 1910 met rechtsboven de Overbraker buitenpolder en de Overbraker binnenpolder. In het midden polder De Baten en links daarvan de Vennerpolder. Linksboven de Groote IJpolder. Ten zuiden van de Haarlemmervaart ligt de Sloterpolder.

Het dorp Sloterdijk langs de Spaarndammerdijk, gezien vanaf de Nederlands Hervormde Petruskerk (Spaarndammerdijk 681), in westelijke richting naar de huizen aan de Velserweg; circa 1950.

Spaarndammerdijk
Langs de Spaarndammerdijk, de noordelijke begrenzing van de Overbraker Binnenpolder, waren van oudsher diverse huizen en boerderijen gelegen. Met de verstedelijking vanaf 1877 zijn de meeste hiervan verdwenen, eerst voor de Spaarndammerbuurt, later voor de aanleg van de bedrijventerreinen ten noordoosten van Sloterdijk. In de jaren zestig en zeventig is een deel van de Spaarndammerdijk afgegraven voor de aanleg van de bedrijventerreinen en de nieuwe spoorlijn naar Zaandam (geopend in 1983). Tussen de Spaarndammerbuurt (Zaanstraat) en de Contactweg is nog een klein gedeelte van de dijk bewaard gebleven. Hierlangs ligt, op het terrein van de vroegere Boerenhofstede Leeuwendael in Overbraker Binnenpolder, de begraafplaats Sint-Barbara, aangelegd vanaf 1888 naar ontwerp van architect A.C. Bleijs. Hiertoe werd het terrein met twee meter duinzand opgehoogd. De opening was in 1893. Enkele jaren later, in 1896, kwam dit deel van de polder, wat tot dan toe tot Sloten behoorde, na een grenscorrectie in de gemeente Amsterdam te liggen.

Huis aan de Spaarndammerdijk 185, gezien in oostelijke richting. Op de achtergrond links Spaarndammerdijk 112 en 114. Op de achtergrond de Spaarndammerbuurt; april 1925.

Iets ten westen van de begraafplaats lag op polderniveau de boerderij van de familie Hogenes uit 1880. Tot eind 20e eeuw bleef deze familie hier wonen. In 2001 dreigde de boerderij gesloopt te worden, maar deze werd toen gekraakt en kwam in gebruik als ‘vrijplaats’. Sinds 2007 heeft de ‘Buurtboerderij Ons Genoegen’ onder andere een horecafunctie. Erachter is nog een klein stukje van het oude veenweidelandschap, dat vroeger doorliep tot aan het dorp Sloten, gespaard gebleven. Ook tussen de nieuwe spoorlijn en de Westergasfabriek is nog een stukje veenweideland blijven bestaan, hier ligt onder andere een natuurspeeltuin. Op 28 augustus 2001 is dit gedeelte van de Spaarndammerdijk aangewezen als gemeentelijk monument. De dijk tussen het spoorwegemplacement en het Overbrakerpad is één van de zeer weinige overgebleven stukken origineel 13e eeuwse historische zeedijk.

Kaart van de Vennerpolder en Batenpolder omstreeks 1900. Het dorp Sloterdijk ligt aan de kenmerkende U-bocht in de Spaarndammerdijk en wordt inmiddels doorsneden door de spoorlijn Amsterdam – Haarlem.

Batenpolder
Dit was een kleine polder in de U-bocht van het dorp Sloterdijk. Aanvankelijk was hier grasland / hooiland. Na de droogmaking van de Groote IJpolder in 1875 grensde de polder niet meer aan het buitenwater. In de jaren dertig werden er sportvelden aangelegd. In de jaren zestig werd dwars door de Batenpolder het dijklichaam aangelegd voor de Einsteinweg, het wegtracé tussen de Haarlemmerweg en de Coentunnel, tegenwoordig onderdeel van de Ringweg-West (A10).

Spaarndammerdijk 312-319 (v.r.n.l.). Op de voorgrond op nummer 319 de achterzijde van boerderij ‘Ons Genoegen’ uit 1880. Op de achtergrond de nummers 313-315 en tussen de bomen het torentje van de kapel van begraafplaats Sint Barbara, Spaarndammerdijk 312.

Vennerpolder
Dit was een kleine polder ten zuiden van de Spaarndammerdijk en ten westen van de Slochter aan de westkant van dorp Sloterdijk. De herkomst van de naam is onduidelijk, op een 18e eeuwse kaart komt de naam ‘Achter-Sloterdijkpolder’ voor. De polder ontstond na de aanleg van de Haarlemmervaart in 1632 en was een klein stukje van de Sloterpolder afgescheiden stuk land.

De Haarlemmervaart met Haarlemmerweg (rechts). In het midden de spoorlijn Amsterdam – Haarlem met trein. Links Volkstuinenpark ‘Nut en Genoegen’ in de Overbraker Binnenpolder. Linksachter het zandlichaam voor de Hemspoorlijn; 31 juli 1979.

Deze polder had een eigen molen die uitwaterde op de Haarlemmervaart. Dit was een lage molen met een gedrongen uiterlijk. Wellicht kreeg hij daarom de naam Molen ‘De Bul’. Hij had een vlucht van 12,5 m en een vijzeldoorsnede van 0,91 m. De molen stond tussen de Haarlemmervaart en de spoorlijn ten westen van Sloterdijk. Hij was voor 1832 gebouwd en werd gesloopt in 1925. Dit was nodig voor de aanleg van de Ringspoordijk, die werd aangelegd t.b.v. een toekomstige goederenspoorlijn. Het omstreeks 1930 aangelegde dijklichaam bleef lang braak liggen, sinds 1986 loopt hierover de spoorlijn naar Schiphol.

De Spaarndammerdijk gezien in oostelijke richting naar bolwerk Westerbeer. In het verschiet: de toren van de Haarlemmerpoort en rechts toren van de Westerkerk. Rechts molen de Zeeuw en erachter molen de Koe; circa 1830.

De molen werd vervangen door een klein gemaaltje met centrifugaalpomp aan het watertje de Slochter. De polder bleef zo bestaan tot in de jaren vijftig. Toen werd deze opgehoogd met havenslib en zand. De huidige spoorbanen ten noordwesten van het dorp Sloterdijk doorsnijden de Vennerpolder. Ook het in de de jaren tachtig gebouwde Station Amsterdam Sloterdijk ligt in de vroegere Vennerpolder. Het gebied is tegenwoordig helemaal verstedelijkt en wordt aangeduid als Sloterdijk-Centrum.

De westelijke buitenbocht van de Spaarndammerdijk, later Velserweg, bij Sloterdijk, gezien uit westelijke riching. Links de kerk van Sloterdijk; circa 1800.

De Westelijke binnenbocht van de Spaarndammerdijk bij Sloterdijk (na 1934 Velserweg), gezien uit oostelijke richting. Op de voorgrond de Overbraker Buitenpolder; circa 1800.

Buitendijkse gebieden
Ten noorden van de Spaarndammerdijk lag nog een polder die vanaf de 14e eeuw alleen door een lage kade werd beschermd tegen het water van het IJ. Dit was de Overbraker Buitenpolder, ook wel aangeduid met ‘Slooten Buytendijks’. Na de aanleg van de IJpolders omstreeks 1875 grensde deze aan de Amsterdammerpolder en de Groote IJpolder.

In deze polder was nauwelijks bebouwing. Tot de jaren vijftig van de 20e eeuw hield dit gebied een agrarische bestemming. Daarna verdween ook deze polder onder het zand. In een strook langs de Spaarndammerdijk, ten noorden van de begraafplaats Sint-Barbara, werd het sportpark Transformatorweg aangelegd.

Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

Literatuur
Tussen Haarlemmerpoort en Halfweg, Historische atlas van de Brettenzone in Amsterdam. Auteurs: Jaap Evert Abrahamse, Menne Kosian en Erik Schmitz. Uitgeverij Thoth, Bussum, oktober 2010. ISBN 978-906868-515-2

De Riekerpolder

De Riekerpolder is de meest zuidelijk gelegen polder in de vroegere gemeente Sloten. Deze polder ligt geheel ten zuiden van de Sloterweg.

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

De Riekerpolder is een voortzetting van de Rietwijkerpolder en de Bovenwegse Sloterpolder (of Sloterbuitenpolder) en ontstond in 1636 toen het gebied tussen de Sloterweg en de Nieuwe Meer werd bedijkt en werd bemalen met de Riekermolen. De Sloterweg en het Jaagpad waren de begrenzingen aan de noord-, oost- en zuidzijde. Aan de westkant werd de polder oorspronkelijk begrensd door de Haarlemmermeer.

Het restant van het dorp Rijck in 1615. Links de Helle Meer (onderdeel van de Haarlemmermeer), onder de Nieuwe Meer.

Kaart van Nieuwerkerck, Rietwijck en Slooten uit 1575, met daarop nog de later door de ‘Waterwolf’, de Haarlemmermeer, verzwolgen dorpen. In het midden de kerk van Slooten met daarnaast de banpaal.

Kaart uit 1637 (een kopie naar een oudere kaart uit 1552) van het nog overgebleven gebied van het dorp Ryck dat werd ingericht tot polder. Het noorden is onder. In het midden de dorpsweg en rechts de kerk van Rijck. Rechtsonder de ban van Nieuwerkerck. Links boven de uitwatering met de (molen)sloot naar de Nieuwe Meer, waar de Riekermolen werd gebouwd.

Het aldus ontstane weidegebied bleef tot in de 20e eeuw grotendeels ongeschonden. Bij de aanleg van de Ringvaart van de Haarlemmermeer (1840-1848) werd een stukje van de polder in het zuidwesten doorgraven waardoor een klein gedeelte van het westen van de polder vanaf 1852 in de Haarlemmermeerpolder is komen te liggen. Dit wordt begrensd door de Koekoekslaan, waar voorheen de oever van de Haarlemmermeer lag.

Kaart uit 1746 met de grenzen van de Haarlemmermeer en de oevers tussen 1531 en 1746. In deze periode zijn de dorpen Vijfhuizen, Nieuwerkerk en Rijck door de ‘Waterwolf’ verzwolgen. In het midden ligt het behouden gebleven dorp Slooten. Links daarvan de Aaker Polder. Rechts daaronder de Bovenwegse Polder, dit werd later de Riekerpolder.

De Riekermolen was de oudste molen in de buurt van het dorp Sloten, gebouwd in 1636, toen de Riekerpolder werd bedijkt. De molen bleef in gebruik tot 1932, toen er een motorgemaaltje naast werd geplaatst, maar werd als reserve achter de hand gehouden. Toen in de jaren vijftig de Nieuwe Meer voor de zandwinning in noordelijke richting werd uitgebreid ontstond de Riekerplas. De molen moest daar verdwijnen en werd in 1956 afgebroken, maar kon in 1961 gelukkig weer opgebouwd worden op een andere locatie, aan de Amstel bij de Kalfjeslaan. Daar is deze molen nog steeds te bewonderen.

De Sloter Bovenwegs Polder (later Riekerpolder), linksonder doorsneden door de pas gegraven Ringvaart van de Haarlemmermeer, die hier nog niet is drooggemalen. Linksboven het dorp Sloten. Kaart uit circa 1848.

Uitsnede van een kaart uit 1746 van de bangebieden rond het dorp Sloten. Het driehoekige roze gebied is de Geer Ban, links daarvan Den Aecker (geel en groen), rechts ervan de ban van Slooten (geel) en aan de onderkant (lichtgroen) het restant van Rijck, rechts daarvan de latere Riekerpolder. Het grijze gebied is het door de ‘Waterwolf’ van de Haarlemmermeer verzwolgen land.

Sloten Bovenwegsepolder
Het gebied ten zuiden van de Sloterweg werd ook wel aangeduid als Sloten Bovenwegs, of de Sloten Bovenwegsepolder (Sloterbuitenpolder). Ten noorden van de Sloterweg lag de Sloterbinnenpolder, binnen de dijken van deze polder uit 1628. Het gebied ten zuiden daarvan was een veenweidegebied dat direct grensde aan de Nieuwe Meer, respectievelijk Haarlemmermeer, zoals ook de Osdorper Bovenpolder ten westen lag van de Osdorperweg en aan de Haarlemmermeer grensde. Deze polders waren slechts door een lage kade beschermd tegen het buitenwater en daardoor ook veel kwetsbaarder voor overstromingen bij zuidwesterstorm en ook drassiger, zodat er eigenlijk alleen veeteelt mogelijk was en geen tuinbouw, zoals in de Sloterbinnenpolder.

De Riekermolen en het motorgemaaltje; 30 mei 1941.

Het melken van koeien aan de zuidzijde van de Sloterweg in de Riekerpolder. Gezien in zuidoostelijke richting naar de Schinkel en de Amstelveenseweg; circa 1920.

Dorp Rietwijk of Rijk
Ten zuidwesten van het dorp Sloten lag tot circa 1600 het dorp Rietwijk, ook wel Ryck of Rijk genoemd. De oudste vermelding van Rietwijk dateert van 1248. Het dorpsgebied was toen al geheel ontgonnen. Dit dorp was net als Sloten een lintbebouwing van boerderijen met halverwege een kerkje. Toen de Haarlemmermeer als ‘Waterwolf’, vanaf de 13e eeuw steeds verder naar het noordoosten oprukte werd er telkens een stukje van het dorp weggevreten, totdat er omstreeks 1600 niets meer van over was. De kerk van Sloten nam in 1597 de rol van de kerk van Rijk over en werd daarvoor zelfs een stukje vergroot. Het meest oostelijke, onbebouwde deel van Rijk, grenzend aan Sloten Bovenwegs, bleef nog het langst bestaan. Toen in 1636 dit gebied van een kade en een molen werd voorzien en zo tot polder werd ingericht, kwam ook het oostelijkste nog overgebleven stukje van Rijk hierbinnen te liggen. Zo leeft de naam van het verdronken dorp Rijk nog voort in de Riekerpolder

De Riekerpolder met de Riekermolen, ten noordwesten van het Sloterjaagpad gezien naar Sloten in noordwestelijke richting; 1922.

Ringspoordijk
Omstreeks 1930 werd de Riekerpolder aan de oostkant doorsneden door de aanleg van het dijklichaam van de toekomstige Ringspoorlijn. Deze was bedoeld als goederenspoorlijn, maar is nooit als zodanig in gebruik genomen. Sinds 1986 is een deel hiervan in gebruik als Schipholspoorlijn en sinds 1997 als metrolijn. Het deel van de polder ten oosten van de Ringspoordijk werd vanaf de jaren vijftig ingericht tot bedrijventerrein Riekerhaven en Sportpark Riekerhaven.

Luchtfoto van de Riekerpolder gezien in noordwestelijke richting. Onderaan de Nieuwe Meer. In het midden volkstuinencomplex Ons Buiten, Riekerweg 15. Linksonder lagen de sportvelden van Famos; 28 september 1937.

Sinds 1927 zijn er de volkstuinen van ‘Ons Buiten’ aan de Riekerweg, nabij de oever van de Nieuwe Meer. Tussen het tuinpark en het Jaagpad lagen tussen 1921 en 1962 de sportvelden van Famos (Federatie Amsterdamse Middelbare scholen voor Ontspanning en Sport). Langs de Sloterweg bevindt zich sinds 1937 het (oude) Bijenpark met het Siegerpark. Ook het Sportpark Sloten, en de tuinparken ‘Lissabon’, ‘Eigen Hof’ en ‘VAT’ liggen langs de Sloterweg in de Riekerpolder.

Luchtfoto van het Nieuwe Meer en omgeving gezien in oostelijke richting. Midden links de Riekerpolder. Midden bovenaan de Ringspoordijk. Rechts boven de Amstelveenseweg; 12 augustus 1952.

Haagseweg
In de jaren dertig werd het gebied in tweeën gedeeld door de aanleg van de nieuwe Rijksweg 4 naar Schiphol en Den Haag (Haagseweg), geopend in 1938. In de jaren zestig werd een nieuw dijklichaam aangelegd voor de Nieuwe Haagseweg (autosnelweg A4), die vanaf 1972 de rol van de Oude Haagseweg overnam. Eind jaren zeventig werd in de middenberm van deze snelweg de Schipholspoorlijn aangelegd, waarvan het eerste gedeelte in 1978 in gebruik kwam.

Luchtfoto van de Nieuwe Meer en omgeving gezien in noordoostelijke richting. Onderaan de Ringvaart; 5 juni 1931.

Zandwinning
Vanaf 1954 werd er een flinke hap uit de Riekerpolder genomen als gevolg van zandwinning. Het meest zuidwestelijke deel, grenzend aan het Jaagpad langs de Nieuwe Meer, werd uitgegraven tot een diepte van circa 30 meter. Het vrijgekomen zand werd onder andere gebruikt voor de ophoging van de tuinstad Osdorp. De zo ontstane Riekerplas werd na het weggraven van het aangrenzende deel van het Jaagpad verbonden met de Nieuwe Meer en vormt sindsdien een geheel hiermee. De in de weekeinden varende veerdienst naar het Amsterdamse Bos doorkruist dit gedeelte.

Stafkaart van de Riekerpolder uit circa 1940. Van linksonder naar rechtsboven de in 1938 geopende Haagseweg, die de Riekerpolder doorsnijdt. Links daarvan de Drinkwaterinstallatie en het dorp Sloten.

De bebouwing langs het afgegraven deel van het Jaagpad moest verdwijnen, waaronder het Café Opoe en de Riekermolen. Langs de Ringvaart bleef een strook land bestaan, met daarop de magazijnen van Defensie. Deze zijn sinds de jaren tachtig bekend als de kunstenaarskolonie ‘Nieuw en Meer’. Tussen de Haagseweg en de Sloterweg bevindt zich het complex van de militaire Nooddrinkwatervoorziening, Dit is aangelegd in 1908 en sinds 1950 gedeeltelijk in gebruik bij de Luchtverkeersleiding van Schiphol met twee zendmasten. Een ander deel is sinds de jaren negentig in gebruik als broedplaats voor kunstenaars met de naam ‘Rijkshemelvaartdienst’.

De brug voor de Haagseweg over de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder naar de Riekerpolder. Gezien in noordoostelijke richting naar Amsterdam. Op de achtergrond links de Bronwaterinstallatie; juni 1953.

Natuurgebied ‘De Oeverlanden’
De gemeente Amsterdam gebruikte het restant van de Riekerpolder ten zuiden van de Haagseweg tot 1985 om grond en puin op te slaan. Het gebied tussen de Oude Haagseweg en de vergrote Nieuwe Meer werd aan zijn lot overgelaten en raakte spontaan begroeid als bosgebied. Toen er halverwege de jaren tachtig plannen kwamen voor woningbouw zijn natuurliefhebbers in verzet gekomen en hebben sindsdien gestreden voor het behoud als natuurgebied ‘De Oeverlanden’.

Luchtfoto van de Riekerpolder gezien in westelijke richting met in het midden de Nieuwe Haagseweg (A4) en links de Oude Haagseweg. In het midden de Militaire Drinkwatervoorziening; 11 augustus 1987.

Luchtfoto van de Riekerpolder gezien in westelijke richting met rechts de Nieuwe Haagseweg (A4) en links daarvan de Oude Haagseweg en de vergrote Nieuwe Meer. Daarlangs de Oeverlanden; 12 mei 1982.

Luchtfoto van de Riekerpolder gezien in zuidelijke richting naar de Nieuwe Meer. Links volkstuinenpark ‘Ons Buiten’ langs de Riekerweg. Op de voorgrond de Nieuwe Haagseweg; 11 augustus 1987.

Restanten veenweidegebied
Er zijn nog kleine stukjes van het oorspronkelijke poldergebied in intact gebleven, onder andere tussen de Sloterweg, de nieuwe Haagseweg en de Oude Haagseweg. Deze werden bedreigd door de aanleg van bebouwing en wegen, alsmede een nieuwe aansluiting bij de Anderlechtlaan met de A4 en uitbreiding van kantoorgebouwen in het kantorengebied Riekerpolder.

Kantoorgebouwen
Sinds de jaren zeventig is de IBM gevestigd aan de Johan Huizingalaan nr. 765 (architect W.Th. Ellerman, bureau Lucas & Niemeijer, 1978). Het kantoorgebouw staat sinds 2008 als een der jongste gebouwen op de gemeentelijke monumentenlijst. Na het IBM-gebouw zijn er nog diverse kantoorgebouwen in de omgeving verrezen.

Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

 

De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

Zie ook: Wat er nog rest van de Riekerpolder

De Spieringhorner Binnenpolder

De vroegere gemeente Sloten strekte zich, voor de droogmaking van het IJ in de jaren zeventig van de 19e eeuw, uit vanaf de Spaarndammerdijk aan de noordkant, tot aan het Jaagpad aan de zuidkant bij de Nieuwe Meer. Het gedeelte ten westen van het dorp Sloterdijk heette vanaf 1921 Spaarnwouderdijk.

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

Kaart van het poldergebied Spierinx Hoorn met de pas aangelegde trekvaart naar Haarlem, die het gebied in tweeën deelt. De noordelijke helft werd de Spieringhorner Binnenpolder, de zuidelijke helft de Osdorper Binnenpolder, met daarin het Ookmeertje; circa 1650.

In de ontginningsperiode, vanaf zo’n duizend jaar geleden, begon de kolonisatie vanaf het IJ in zuidwestelijke richting. Zo ontstond in de 11e en 12e eeuw het gebied waartoe nu nog Landelijk Osdorp behoort. Dit gebied werd op oude kaarten aangeduid als ‘Spierinx Hoorn’. De uitwatering van dit gebied werd oorspronkelijk gevormd door het veenriviertje De Drecht, dat met een spuisluisje uitwaterde op het IJ. Ook de latere Sloterpolder werd aan de noordzijde begrensd door de Spaarndammerdijk, aangelegd in de 13e eeuw.

Uitsnede uit de Topografisch Militaire Atlas uit circa 1850 met de Spieringhorner Polder ten noorden van de Haarlemmervaart (van links naar rechts). In het nog niet drooggemaakte IJ liggen de eilanden Ruygoort (links) en Den Hoorn met de Jan Rebellenwaard (rechts).

Spaarndammerdijk
De Spaarndammerdijk liep vanaf de Haarlemmerpoort in Amsterdam in noordwestelijke richting en boog aan de noordkant van Spierinx Hoorn af naar het zuidwesten, naar Polanen en Houtrijk, sinds halverwege de 17e eeuw ligt daar Halfweg. Van daaraf liep de dijk verder naar het noordwesten richting Spaarndam. Deze dijk is daar nu nog duidelijk in het landschap aanwezig.

Kaart van Spierincxhoorn uit 1746 ten noorden van de Haarlemmervaart (van linksonder naar rechtsboven). In het nog niet drooggemaakte IJ liggen de eilanden Ruygoort (links) en Den Hoorn met de Jan Rebellenwaard (rechts).

Door de vele dijkdoorbraken kreeg de Spaarndammerdijk een steeds meer bochtig verloop. Telkens als de dijk doorbrak werd een nieuw stuk dijk om de doorbraak heen gelegd. Lange tijd was deze dijk de voornaamste landverbinding tussen de steden Amsterdam en Haarlem. Hierin kwam verbetering na de aanleg van de trekvaart met jaagpad tussen Amsterdam en Haarlem in 1632. Langs de dijk vond bewoning plaats, in elk geval vanaf de 15de eeuw, maar mogelijk al direct na de aanleg van de dijk.

Langs de Spaarndammerdijk lagen vanaf de ontginning tot halverwege de 20e eeuw een reeks boerderijen. Op de stroken land werd aanvankelijk akkerbouw bedreven, vanaf ongeveer de 14e eeuw werd het land door inklinking van het veen te drassig waardoor er werd omgeschakeld op veeteelt.

Spierinx Hoorn
Tot in de 16e eeuw was Spierinx Hoorn wel beschermd tegen het buitenwater van het IJ, maar verder waren er slechts lage kaden. In 1567 verleenden Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland vergunning het gebied van de Spieringhornerpolder te omdijken. Een drietal afwateringssloten, die van de Osdorperweg naar de Spaarndammerdijk liepen, zorgden voor de natuurlijke afwatering op het IJ. Er waren kleine spuisluisjes in de Spaarndammerdijk. Ter hoogte van de Jan Louwesbraak bevond zich de Middelveldssluis, voor de afwatering van de naastgelegen Middelveldsche Polder.

Spieringhorner en Osdorper Polders in 1900. In het midden deelt de Haarlemmervaart het gebied in tweeën. Van linksboven naar middenkader loopt de Osdorperweg, met het dorp Osdorp. Rechts loopt de Uitweg.

Na het graven van de Haarlemmervaart in 1632 werd het gedeelte ten noorden van die vaart de Spieringhorner Binnenpolder en het gebied ten zuiden daarvan de Osdorper Binnenpolder. Aan weerszijden van de Haarlemmervaart kwamen poldermolens voor deze beide polders.

Op de topografische kaarten uit de 20e eeuw zijn daar langs de Spaarndammerdijk circa veertien boerderijen te onderscheiden, met onder andere de volgende namen: Altijd Zorg, Lindeboom, Altijd Strijd, Alles wacht op Zegen en Overzaan. In de Heining lag nog boerderij De Heining. Sinds de annexatie door Amsterdam in 1921 heette dit gedeelte van de dijk, tussen Sloterdijk en Halfweg, Spaarnwouderdijk.

Links de Haarlemmerweg met in het midden de spoorlijn Amsterdam – Haarlem (geëlectrificeerd in 1927). De ‘Dikke Molen’ van de Spieringhornerbinnenpolder aan de Haarlemmervaart.

Begrenzingen
De westelijke begrenzing van Spierinx Hoorn was het Houtrak, onderdeel van het IJ, vanaf 1873 de Houtrakpolder en de Groote IJpolder (ook aan de noordkant), en ten zuiden van de Haarlemmervaart (vanaf 1632 Osdorper Binnenpolder) de Osdorperweg.

De oostelijke begrenzing van Spierinx Hoorn en de Osdorper Binnenpolder was de Groeneweg, een zijweg van de Spaarndammerdijk, en later de Haarlemmerweg, die naar het zuidwesten liep richting Uitweg en Osdorperweg. Na aanleg van de Haarlemmervaart lag er nog een klein stukje van deze weg tussen deze vaart en de Spaarndammerdijk.

Ten oosten daarvan lag nog een klein restant van de vroegere Middelveldsche Polder, met daarin de ‘Jan Louwens Braek’, met de Middelvelts Sluys en daar weer ten oosten van het ‘Huis te Bretten’ of ‘Huis te Britten’. Dit landhuis stond in een klein poldertje met dezelfde naam.

De ‘Dikke Molen’ van de Spieringhorner Buitenpolder. Door vonken van een stoomlocomotief van een van de treinen op de spoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem, die hier tot 1985 nog lag, is de molen op 15 juli 1928 afgebrand. Later stond er een bakstenen gemaaltje.

Het huis stond vanaf de 17e eeuw op een smalle strook tussen de Spaarndammerdijk en de Haarlemmervaart. Het was een van de diverse landhuizen die langs deze vaart heeft gestaan. Dit huis werd lange tijd gebruikt als herberg en tapperij. Het werd afgebroken omstreeks 1837 voor de aanleg van de eerste spoorlijn van Nederland, van Amsterdam naar Haarlem. Mogelijk is de naam van dit landhuis afgeleid van Borch te Bretten bij Katwijk en/of de Brittenburg, een Romeins fort nabij Katwijk. De naam van dit gebied sinds de jaren zeventig is Brettenzone, genoemd naar dit voormalige huis.

Het gemaal van de Spieringhorner Binnenpolder aan de Spaarnwouderdijk 225. Op de achtergrond de Haarlemmerweg met de spoorlijn naar Haarlem, gezien in zuidelijke richting; augustus 1956.

Doorbraken
Ten westen van de Groeneweg lagen langs de Spaarndammerdijk diverse ‘wielen’, watertjes die herinnerden aan vroegere dijkdoorbraken, waarbij er land was weggespoeld en een diep (rond) water overbleef. Dit werd ook wel aangeduid met ‘braak’. Zo waren er in deze omgeving de ‘Jan Louwes Braeck’ (ten oosten van de Groeneweg) en de ‘Doggenaers Braeck’ (ten westen van de Groeneweg). Meer naar het westen waren er nog de ‘Sant Braeck’ en de ‘Nieuwe Braeck’. Deze laatste bestaat nog en heet tegenwoordig ‘Groote Braak’. Deze braak is ook de jongste van de doorbraakwatertjes, deze ontstond na een dijkdoorbraak in 1675 en ligt nu nog net ten noordoosten van Halfweg. Alle andere braken zijn verdwenen.

De Spaarnwouderdijk met de Kleine Braak, gezien in oostelijke richting.

Buitendijkse gebieden
Aan de noord(west)kant van Spierinx Hoorn lagen ook nog enkele buitendijkse gebieden, zoals ‘Spierinx Hoorn Buiten’, later de Spieringhorner Buitenpolder, en ‘Den Heining’, een driehoekige landtong aan de noordwestkant. Voor de kust lagen hier nog enkele eilandjes: ‘Buyten Heining’, ‘Houckx Nes’ en ten westen daarvan ‘Kooyen Eiland’, ook bekend als ‘Ruygoort’. Van deze buitendijkse gebieden en eilandjes bestaat bijna niets meer, alles in de jaren zestig onder een dikke laag ophogingszand verdwenen. Alleen een klein stukje van Ruigoord, met een restant van het dorp, bestaat nog als kunstenaarskolonie. De straatnaam De Heining in het Westelijk Havengebied herinnert nog aan de vroegere landtong, die hier heeft gelegen. De straat Hoekenes en de Hoekenesgracht in de tuinstad Osdorp zijn in 1958 vernoemd naar ‘Houckx Nes’.

De Spaarnwouderdijk met de Spieringhorner Binnenpolder gezien in zuidwestelijke richting naar de Haarlemmerweg. In de verte molen de 1200 Roe. Op de voorgrond een braak.

Alleen de buitendijkse gebieden Spieringhorner Buitenpolder en Den Heining behoorden tot de banne van Osdorp, vanaf 1816 gemeente Sloten, Ruigoord was aanvankelijk verdeeld over Hout Ryck (zuidelijke helft) en Westsanen (noordelijke helft). Later behoorde dit tot de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude, vanaf 1997 ligt Ruigoord in de gemeente Amsterdam.

Haarlemmervaart
Na de aanleg van de Haarlemmervaart in 1631-1632 werd dit gebied doorsneden en in tweeën gedeeld. Ten noorden van de vaart kwam de Spieringhorner Binnenpolder, ten zuiden daarvan de Osdorper Binnenpolder, die aan de zuidwestkant begrensd werd door de Osdorperweg. Hiervan is nog een klein stukje bewaard gebleven.

Boerderij in de Spieringhorner Binnenpolder aan de Spaarnwouderdijk nr. 431; september 1956.

Spieringhorner Binnenpolder
Beide polders werden voortaan bemalen door een poldermolen, die uitwaterde op de Haarlemmervaart, onderdeel van het Hoogheemraadschap Rijnland. Dit waren de nog bestaande Molen de 1200 Roe uit 1632 van de Osdorper Binnenpolder en de ‘Dikke Molen’ van de Spieringhorner Binnenpolder uit circa 1650. Sinds 1839 liep de spoorlijn Amsterdam – Haarlem er vlak langs. Deze molen, met een vlucht van 25,50 meter, had aanvankelijk een scheprad, dit werd in 1873 vervangen door een vijzel. Dit om de waterstand in de polder 20 cm te kunnen verlagen voor een betere opbrengst van het land. De vijzel werd in 1926 vernieuwd. Op 15 juli 1928 is de molen door brand verloren gegaan, deze werd mogelijk veroorzaakt door de vonken van een langsrijdende stoomlocomotief op de spoorlijn. De vijzel bleef echter behouden. Deze werd opgenomen in een klein bakstenen motorgemaal dat hier in 1928 werd gebouwd. Het nieuwe gebouw was tevens woning voor de machinist, voorheen molenaar. De bouw kostte 12.253 gulden en de Kromhout ruwoliemotor kwam op 7.680 gulden. Later kwam er een elektromotor.

Boerderij in de Spieringhorner Binnenpolder aan de Spaarnwouderdijk nr. 541; september 1956.

Dit gemaal werd in de jaren zestig gesloopt en vervangen door het met een elektromotor aangedreven huidige gemaal op de voormalige molenwerf, net ten oosten van de Australiëhavenweg, dat nog steeds het water uitslaat op de Haarlemmervaart. Een restant van de vroegere molensloot is in het natuurgebied De Bretten nog terug te vinden. Een ander restant van het vroegere poldergebied dat weer zichtbaar is gemaakt is dat van het riviertje De Drecht, een kronkelige sloot in het natuurgebied. Deze kreek liep voor de bouw van de molen naar de Doggenaarsbraak, met een uitmonding in het IJ.

Het waterpeil van de Spieringhorner Binnenpolder bedroeg halverwege de 19e eeuw nog 1,25 m onder NAP. Dit werd geleidelijk aan verlaagd tot 1,92 m onder NAP in 1955. De oppervlakte bedroeg 365 hectare. De kleine polder Huis de Bretten met een oppervlakte van 3 hectare had geen vast peil en werd bemalen door een staartvijzelmolentje. In 1904 kwam er via een duiker onder de Jan Louwenbraak een verbinding met de Spieringhorner Binnenpolder.

Boerderij in de Spieringhorner Binnenpolder aan de Spaarnwouderdijk nr. 603; september 1956.

Spoorlijn Amsterdam – Haarlem
Langs de zuidrand van de Spieringhorner Binnenpolder, de Haarlemmervaart, lag vanaf 1839 de oudste spoorlijn van Nederland, de op 20 september 1839 geopende lijn Amsterdam – Halfweg – Haarlem. Sindsdien lagen er langs de Haarlemmervaart aan beide kanten verbindingen: aan de zuidkant de Haarlemmerweg, met de tramlijn Amsterdam – Haarlem – Zandvoort (1904-1957) en aan de noordkant de spoorlijn (vanaf 1839). Een gedeelte van de spoorlijn is in 1985 verlegd naar een noordelijker tracé, om aansluiting te krijgen op het nieuwe Station Amsterdam Sloterdijk, maar ten westen van de Australiëhavenweg ligt de spoorlijn nog steeds op het inmiddels ruim 180 jaar oude tracé. Hierlangs stonden voorheen ook enkele baanwachterswoningen in de Spieringhorner Binnenpolder.

Boerderij in de Spieringhorner Binnenpolder aan de Spaarnwouderdijk nr. 645; september 1956.

Groote IJpolder
Met de aanleg van het Noordzeekanaal tussen 1865 en 1876 werd ook de zeearm het IJ ingepolderd. Dit werden de IJ-polders, die vanaf 1872 gereed kwamen. Deze polders werden ingedeeld bij de aangrenzende gemeenten. Zo werd de Groote IJpolder, gelegen ten noorden van de Spaarndammerdijk tussen Sloterdijk en Halfweg, in 1877 (grotendeels) toegevoegd aan de gemeente Sloten, die daarmee een flinke gebiedsuitbreiding kreeg. De gehele nieuwe droogmakerij werd bestemd voor de akkerbouw en er werden vele nieuwe boerderijen gebouwd.

Kassen bij de Spaarnwouderdijk nummer 241, in westelijke richting gezien. In het verschiet ligt de Haarlemmerweg, met molen de 1100 Roe, verderop molen de 1200 Roe; september 1956.

Westelijk Havengebied
In de jaren zestig kwam er een einde aan het hele poldergebied tussen de Haarlemmervaart (ten oosten van Halfweg) en het Noordzeekanaal, toen het werd opgespoten met een dikke laag zand ten behoeve van de aanleg van het Westelijk Havengebied. Ook de Spieringhornerpolder verdween geheel onder het zand, nadat alle boerderijen waren afgebroken. Er is in deze omgeving (bijna) niets wat nog herinnert aan vroeger. Het grootste deel van de uit de middeleeuwen daterende Spaarnwouderdijk (voorheen Spaarndammerdijk) werd afgegraven. Tot de weinige uitzonderingen behoren twee restanten van deze dijk. Eén net ten westen van het oude dorp Sloterdijk, nabij het sportpark Spieringhorn, en een gedeelte ten noordoosten van Halfweg. Hier ligt ook nog een stuk van het in 1634 en 1651 met stenen versterkte dijklichaam.

De Spaarnwouderdijk gezien vanaf de Velserweg (Sloterdijk); 8 april 1960.

Ter vervanging van de in 1963 afgegraven middeleeuwse Spaarndammerdijk kwam er iets zuidelijker een nieuwe waterkering te liggen. Deze verlegde Rijnlandse hoogwaterkering vormt de zuidelijke begrenzing van het Westelijk Havengebied. Evenwijdig hieraan ligt ten westen van de Australiëhavenweg een fietspad met de naam Daveren en ten oosten daarvan de Theemsweg. Ten oosten van de Seineweg vormt de spoordijk de waterkering.

Aan de westkant wordt verlegde Rijnlandse hoogwaterkering begrensd door de Groote Braak. Dit meertje is ontstaan na de dijkdoorbraak in de Spaarndammerdijk in 1675. De dijk is daarna er met een boog omheen gelegd. Ten zuiden van de spoorlijn en Haarlemmerweg lag ook nog de Kleine Braak. Net ten oosten van de bebouwing van Halfweg is dit deels dichtgegroeide watertje nog als een klein natuurgebiedje blijven bestaan.

De Spaarnwouderdijk gezien vanaf de Overbrakerweg; 2 augustus 1960.

De Lange Bretten
Ten zuiden van de hoogwaterkering en ten westen van de Radarweg ligt evenwijdig aan de Haarlemmervaart sinds de jaren zestig een onbebouwd en braakliggend gebied, de Brettenzone, tegenwoordig Lange Bretten genoemd. De niet-officiële naam van de bemalen gronden is ‘Polder De Lange Bretten’. Het water wordt (nog steeds) uitgeslagen op de Haarlemmervaart, onderdeel van Rijnlands Boezem (0,60 onder NAP) met een in 1980 gebouwd gemaal. De oppervlakte bedraagt 244 hectare. Het polderpeil is 1,20 m onder NAP.

Deze polder vormt de zuidelijke strook van de vroegere Spieringhorner Binnenpolder, voorts het kleine poldertje Huis te Bretten en een deel van de Groote IJpolder.

De Spaarnwouderdijk (langs de Groote IJpolder) nabij Halfweg; april 1936.

In deze strook zijn in de jaren zeventig en tachtig het Sportpark Spieringhorn en twee volkstuinparken aangelegd, Volkstuinpark De Bretten en Tuinpark De Groote Braak. Deze namen herinneren aan historische namen in dit gebied. Er waren plannen voor de aanleg van het park Brettenburg en het sportpark De Hoorn. Beide zijn nooit gerealiseerd. De rest van het terrein werd aan zijn lot overgelaten. In de loop der tijd raakte dit begroeid en ontstond er rietland en een natuurlijk bos. Dit wordt wel de ‘laatste stadswildernis van Amsterdam’ genoemd. In de jaren ’90 kreeg het een officiële natuurbescherming. Van oost naar west loopt hier het Brettenpad, een fiets- en wandelpad tussen Sloterdijk en Halfweg.

De Overbrakerweg gezien in zuidoostelijke richting naar nummer 263 (in de bocht). Op de achtergrond de Spaarnwouderdijk. In het verschiet: de spoorlijn Amsterdam – Haarlem en een flatgebouw en huizen van de tuinstad Slotermeer; 1958.

Aan de westkant wordt De Lange Bretten begrensd door de Groote Braak. In het tussengelegen verwilderde gebied is het natuurgebied De Kluut ontstaan, in het rietland zitten veel vogels.

De Spaarnwouderdijk gezien in oostelijke richting naar de stad. Op de voorgrond links zijn de boerderijen aan de Overbrakerweg 271-267; 1958.

Banpaal
Nabij het boezemgemaal Halfweg uit 1977 is een restant van de vroegere banpaal herplaatst. Rond Amsterdam stonden van 1560 tot in de 18e eeuw zes banpalen, die de ‘bangrenzen’ van Amsterdam aangaven. Na de de uitbreiding van Amsterdam met de derde uitleg, tot aan de Singelgracht, werden de banpalen omstreeks 1625 verder van de stad af geplaatst. In 1795 verloren zij hun functie, maar bleven deels bestaan. Ook langs de Spaarndammerdijk, tussen Sloterdijk en Halfweg, stond op een mijl afstand van de stadsgrens een banpaal. Aanvankelijk stond deze tussen de Doggenaers Braeck en Spierinx Hoorn Buyten, vanaf circa 1625 had deze een plek circa 7,5 kilometer vanaf de Haarlemmerpoort, ten westen van Spierinx Hoorn Buyten, nabij de het ‘Gerecht van Rijnland’. Hier stond ter afschrikking de galg, waar door Rijnland ter dood veroordeelden konden worden opgehangen. Dit is één keer voorgekomen.

Kaart van een gedeelte van de Spieringhorner en Osdorper Polders in 1900. In het midden het gedeelte van de Groote IJpolder dat tot de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude behoorde. Midden onder de Groote Braak uit 1675. Daaronder de Kleine Braak en linksonder Polanen, later Halfweg.

De banpaal is in 1867 daar verdwenen, doch onderdelen daarvan bleven bewaard. Het bovenstuk kwam terecht bij het stoomgemaal in Halfweg en werd daar in 1927 herontdekt. Sinds 1954 stond het bovenstuk in een tuin naast het Oosterpark nabij het Tropeninstituut. In 2006 zijn deze bewaarde delen na restauratie weer teruggeplaatst op een klein bewaard gebleven restant van de Spaarndammerdijk, nabij het Boezemgemaal Halfweg. De paal kon niet op zijn oorspronkelijke plek worden teruggeplaatst, omdat de dijk daar in 1963 is vergraven en onderdeel is geworden van het bedrijvengebied Sloterdijk III in Westpoort.

Kanaal om de West en Afwateringskanaal Halfweg
Als onderdeel van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Amsterdam uit 1935 werd tussen de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en zijkanaal F / Noordzeekanaal een nieuwe scheepvaartverbinding voorzien die de verbinding via Kostverlorenvaart en Schinkel door Amsterdam-West zou moeten ontlasten. Dit kanaal is er volgens de oorspronkelijke plannen nooit gekomen, doch er is in 1977 wel een klein deel van aangelegd als onderdeel van de afwatering naar het Boezemgemaal Halfweg. Dit afwateringskanaal takt ten noorden van Halfweg af van het restant van Zijkanaal F naar het oosten en doorsnijdt even verderop het overgebleven restant van de Spaarnwouderdijk ten noordoosten van Halfweg. Vanaf dit punt tot aan het nieuwe Boezemgemaal uit 1977, loopt het kanaal een stukje door de vroegere Spieringhorner Binnenpolder.

Kaart van de Spieringhorner Binnenpolder in 1957, enkele jaren voordat deze onder het zand voor het Westelijk Havengebied verdween. Langs de Spaarnwouderdijk zijn een hele reeks boerderijen zichtbaar. Links boven de vroegere landtong De Heining, in het midden de Spieringhorner Buitenpolder.

Erik Swierstra, maart 2023.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

De (meeste) foto’s en kaarten zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

Literatuur
Tussen Haarlemmerpoort en Halfweg, Historische atlas van de Brettenzone in Amsterdam. Auteurs: Jaap Evert Abrahamse, Menne Kosian en Erik Schmitz. Uitgeverij Thoth, Bussum, oktober 2010. ISBN 978-906868-515-2