Geschiedenis

100 jaar bij Amsterdam

Op 1 januari 2021 is het precies 100 jaar geleden dat Amsterdam een enorme gebiedsuitbreiding kreeg. Vijf omliggende gemeentes werden compleet door de stad ingelijfd, en daarmee dus opgeheven. Daarnaast moesten zes andere gemeentes delen van hun gebied afstaan. Alles bij elkaar werd Amsterdam 100 jaar geleden door de annexaties van zijn 11 buurgemeentes in één klap vier keer zo groot.

Dit artikel is een gedeelte uit een langer artikel van Theo Durenkamp. Voor het gehele verhaal en meer foto’s, zie: www.theodurenkamp.nl/artikelen-1/100-jaar-bij-amsterdam

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

De Overtoomse Sluis in de Kostverlorenvaart of Schinkel is tot 1921 de grens tussen de gemeente Amsterdam (links) en de gemeente Sloten (rechts). De sluis bevindt zich nét voor de Andreas Schelfhoutstraat, de eerste zijstraat rechts vlak vóór het nog steeds bestaande Aalsmeerse Veerhuis, dat uiterst rechts nog is te zien. Op deze foto uit de jaren ’20 is de ophaalbrug vlak voorbij de sluis al vervangen door een nieuwe brug iets meer noordwaarts, dus net buiten beeld. De beide hoge huizen links op de achtergrond staan ter weerszijden aan het begin van de Amstelveenseweg. Op die plek lag jaren eerder nog een andere gemeentegrens, die met Nieuwer-Amstel. Vandaar de ‘Dubbele Buurt’, waarmee dit grensgebied van 3 samenkomende gemeentes toen werd aangeduid. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De 5 aangrenzende gemeentes die door annexatie op 1 januari 1921 geheel worden opgeheven zijn Sloten, Watergraafsmeer, Buiksloot, Nieuwendam en Ransdorp. De andere aangrenzende gemeentes die geamputeerd worden zijn Westzaan, Zaandam, Oostzaan, Diemen, Ouder-Amstel en Nieuwer-Amstel. In één klap wordt het Amsterdams grondoppervlak uitgebreid van 4.630 naar 17.455 hectare. En met alle 36.000 inwoners uit deze randgemeentes tezamen stijgt de Amsterdamse bevolking met 5 (!) procent van ca. 640.000 naar 676.000.

Amputatie
Eerder, eind 19e eeuw, is de stad dan al uitgebreid met delen van deze buurgemeentes: zo moest Sloten al eerder stukken afstaan voor de Spaarndammerbuurt en de Staatsliedenbuurt. En Nieuwer-Amstel werd geamputeerd voor de bouw van Oud-West, Oud Zuid, De Pijp en de Rivierenbuurt. De gemeente Nieuwer-Amstel, die het raadhuis destijds bewust zo dicht mogelijk tegen de grens met Amsterdam bouwde aan de Amsteldijk hoek Tolstraat, heeft op deze wijze echter maar enkele jaren weerstand tegen zijn opdringerige grote broer kunnen bieden.

Amsterdam vóór 1921 betrof alleen het gele gebied. Op 1 januari 1921 werden alle gebieden met een andere kleur geannexeerd, inclusief een stuk van Het Y en de Zuiderzee. Kaart: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Annexatie als wens…
Opvallend bij deze grote annexatie van 1921 zijn de verschillen in reacties van de bewoners van de op te heffen gemeentes. De dorpen in Noord zijn blij, de overige bieden min of meer felle weerstand. Dat de drie voormalige gemeentes ten noorden van het IJ geen weerstand bieden, heeft alles te maken met de armoede in het dunbevolkte Waterland, nog eens verergerd door de watersnoodramp van 1916 waarbij het zoute zeewater (van de Zuiderzee, want nog geen Afsluitdijk) alle agrarische grond deed verzilten. Aansluiting bij Amsterdam is daarom de wensdroom van de bewoners die nu uit kan komen…

Annexatie als bedreiging
De gemeenten Sloten en Watergraafsmeer zitten in een heel andere situatie. Hun randgebieden tegen de grote stad zijn al uitgegroeid tot forenzenwijken van Amsterdam hetgeen de welvaart van de gehele plattelandsgemeente ten goede komt. De annexatie brengt hier dan ook geen financieel voordeel. De agrarische bevolking ziet de aansluiting bij de grote stad vooral als een bedreiging voor het plattelandskarakter. Hoezeer Watergraafsmeer de afbouw als zelfstandige gemeente beleeft, compleet met een begrafenis op oudejaarsdag 1920, is te lezen op www.annexaties1921.com/watergraafsmeer/

De verrader van Sloten
Hoe anders loopt dat allemaal in de gemeente Sloten. Ook hier is de weerstand tegen de  annexatie groot. Maar wat de kwestie nog verergert, is het optreden van de Slotense wethouder Willem Hendrik de Buisonjé. Omdat hij daarnaast ook nog Tweede Kamerlid is, speelt hij bij de behandeling van de naderende annexatie een wel heel bedenkelijke rol door in het Parlement te verkondigen dat de meerderheid van de gemeente Sloten hiermee instemt! Gevolg hiervan is dat een amendement van een collega-Tweede Kamerlid, nl. om alleen het min of meer verstedelijkte grensgebied van Sloten bij Amsterdam te voegen, hierdoor geen kans meer krijgt. De Buisonjé gaat vanaf dat moment de geschiedenis in als de ‘verrader van Sloten’…

Uitstel van executie?
Interessant bij dit alles is vooral ook de hele geschiedenis rond deze ‘verrader’ in de jaren rond 1920. Slotenaar Kees Loogman dook in diens persoonlijke historie en dan wordt duidelijk wat er in zijn privé- en zakelijk leven allemaal voorafging. Lees het op www.slotenoudosdorp.nl/het-verhaal-van-willem-de-buisonje-de-man-die-sloten-verraadde/ en www.parool.nl/nieuws/het-verhaal-van-willem-de-buisonje-de-man-die-sloten-verraadde~b25b15de/

Het blijft natuurlijk koffiedik kijken wat er gebeurd zou zijn, als De Buisonjé in de Tweede Kamer wél de juiste mening van Sloten had ingebracht. Wie weet was de annexatie dan tóch beperkt gebleven tot de buurt rond de Admiraal de Ruyterweg (waar de tram naar Zandvoort al reed) en de buurt rond de Sloterkade. Maar in dat geval zou de annexatie jaren later toch zeker opnieuw zijn doorgerold tot de ringvaart van de Haarlemmermeer. En … zou het tuinstadplan van Van Eesteren in de jaren ’30 er dan heel anders hebben uitgezien…?

30 jaar wachten
Dat het nog minstens 30 jaar gaat duren eer het agrarische Sloten onder het zand zal verdwijnen is bij de annexatie in 1921 niet voorzien. In de jaren ’20 ontwikkelt de gemeentelijke afdeling Publieke Werken bouwplannen voor Nieuw-West die echter door het Rijk worden afgeschoten. De latere plannen van de gerenommeerde planoloog Cornelis van Eesteren kunnen wél genade vinden, maar dan zijn de crisisjaren ’30 al aangebroken, gevolgd door de oorlog. Pas na de bevrijding komen de plannen uit de jaren ’30, al of niet aangepast, tot verdere ontwikkeling om vanaf begin jaren ’50 te worden uitgevoerd met als eerste de opening door Koningin Juliana van Tuinstad Slotermeer op 7 oktober 1952. Het gezin Reusch, de eerste bewoners van Nieuw-West aan de Walraven van Hallweg 5, krijgt die middag een uur lang de Majesteit op theevisite!

Theo Durenkamp; 9 december 2020.

Voor het volledige artikel en meer foto’s: zie: www.theodurenkamp.nl/artikelen-1/100-jaar-bij-amsterdam

Alles rond de annexaties van 1921 is te lezen op www.annexaties1921.com/

De geannexeerde gemeente Sloten; toen, nu en straks

Doe mee met de schilderwedstrijd

Op 1 januari 1921 annexeerde de gemeente Amsterdam het grote Slotense grondgebied: vanaf de Schinkel tot aan de Haarlemmermeer. Op de huidige plattegrond van Amsterdam gaat het om het grondgebied van heel stadsdeel Nieuw-West plus nog een stuk van West.

‘Blik op Sloterdijk’ (1920) van Dirk Johannes van Haaren (1878 – 1953).

Het schilderij ‘Blik op Sloterdijk’  uit 1920 laat zien hoe dit stuk van de gemeente Sloten er honderd jaar geleden uitzag. Er is daar sindsdien heel wat veranderd…

Nu, honderd jaar later, organiseert de werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp in samenwerking met Ons Amsterdam een schilderwedstrijd. Deelnemers worden uitgenodigd te verbeelden hoe Sloten er vroeger uitzag, hoe het huidige grondgebied er uitziet of hoe u verwacht (of vreest) dat het er in de toekomst uit zal zien. In schilderijen is álles mogelijk: Ook een combinatie van verleden, heden en toekomst is mogelijk.

Mooie prijzen
Op deze manier wil de werkgroep Historie aandacht vragen voor een stukje recente geschiedenis van Amsterdam en het behoud van de cultuurhistorie uit de voormalige gemeente Sloten. Alle (amateur)schilders van alle leeftijden mogen deelnemen aan deze wedstrijd, die ook een leuke vrijetijdsbesteding (in coronatijd) wil bieden. Er zijn geen kosten verboden aan deelname. Een professionele jury voorgezeten door een oud-docent van de Rietveld academie zal een keuze maken uit de inzendingen. De winnaars ontvangen een cheque van 500 euro, 250 euro en een duo-cadeaubon voor een workshop. Deze wedstrijd wordt mogelijk gemaakt door het Fonds voor Nieuw-West.

Annexaties1921.com
Van twintig genomineerde schilderijen zal een tentoonstelling worden gemaakt. Aan alle inzenders wordt gevraagd bij de inzending bondig te omschrijven wat er te zien is op het schilderij. Alle inzendingen zullen met deze teksten worden opgenomen op de website geheugenvanwest.amsterdam. Als de kunstenaar daar toestemming voor geeft, dan zal het Amsterdam Museum bekijken of een of meer inzendingen in hun collectie passen. Schilderijen kunnen tot en met 15 juni ingestuurd worden. Meer informatie staat op de website annexaties1921.com.

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 30 december 2020.

 

* Voorwaarden schilderwedstrijd ‘De geannexeerde gemeente Sloten; toen, nu en straks’

* Inschrijfformulier schilderwedstrijd ‘De geannexeerde gemeente Sloten; toen, nu en straks’

Sloten: 100 jaar geleden geannexeerd door Amsterdam

Op 1 januari 1921 werd Amsterdam vier keer zo groot. De stad annexeerde op die dag de grote gemeente Sloten. Zeg maar het hele gebied dat tegenwoordig ‘Nieuw-West’ heet en nog een stuk van huidige ‘West’. Amsterdam slokte op diezelfde datum ook de gemeenten Nieuwendam, Ransdorp, Watergraafsmeer en Buiksloot op.

Veel informatie en illustraties op de speciale website www.annexaties1921.com.

In één klap verviervoudigde het grondgebied van de gemeente Amsterdam en telde de stad 35.481 nieuwe inwoners. De werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp zag deze gedenkwaardige datum uiteraard allang aankomen en klopte aan bij het maandblad Ons Amsterdam: “Jullie gaan daar toch wel aandacht aan besteden?” “Ja”, was het duidelijke antwoord.

Jaar vol activiteiten
Ons Amsterdam zocht contact met de tien historische verenigingen uit alle in 1921 geannexeerde gebieden. Afgelopen november verscheen een prachtige annexatie-special van het maandblad. Geschiedenisstudent en stagiaire Janna Toepoel coördineert het project en tuigde een prachtige website op: www.annexaties1921.com. Hierop staat interessante achtergrondinformatie over alle geannexeerde gemeenten. In de komende tijd komt daar nog veel meer informatie bij.

Als dat straks weer mogelijk is, zullen in alle gebieden ook speciale annexatie-activiteiten worden georganiseerd. Uiteraard treft u op deze website hiervan dan een overzicht. Ook de werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp heeft allerlei plannen: Er wordt een speciale fietsfolder uitgebracht, wie dat wil kan deze route begeleid met uitleg afleggen, er worden – als dat weer kan – lezingen georganiseerd en er komt een schilderwedstrijd met de titel ‘De geannexeerde gemeente Sloten; toen, nu en straks’. Deze wedstrijd gaat volgende week, op 30 december 2020, van start. Wordt volgende week in deze Rubriek dus vervolgd.

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 23 december 2020.

Als de brug kon spreken – Sloterbrug, navelstreng tussen twee werelden

De oeververbinding die als een navelstreng Badhoevedorp met Sloten verbindt

Tot de opening van de Haagseweg (RW4) in 1938 de enige verbinding tussen Amsterdam en Schiphol. Er zijn herinneringen, maar er zijn ook zorgen.

De oude draaibrug tussen Badhoevedorp en Sloten in 1962. De draaibrug werd in beweging gebracht door een sleutel die in een rondsel in werking bracht. Foto: Noord-Hollands Archief.

De foto in de krant van de oude Sloterbrug zorgde voor een enthousiaste reactie van John Kessen. Hij overspoelde de redactie met jeugdherinneringen. De brug, de beide dorpen, alles kwam weer boven. John werd geboren in de Sloterpolder waar zijn vader een tuinderij had. Na onteigening in verband met woningbouw verhuist het gezin naar de Louwesweg in Sloten, een compleet nieuw tuinbouwgebied. Hier groeit hij op en haalt kattenkwaad uit. Hij koestert de kostbare herinneringen aan het landelijke Sloten dat zo nauw verbonden was met het in zijn ogen beetje elitaire Badhoevedorp. Twee heel verschillende werelden met de Sloterbrug als onmisbare schakel.

Van oudsher vormden de twee dorpen één leefgemeenschap. Badhoevedorpers gingen naar Sloten voor de kapper, de kerk en de kroeg, Slotenaren kwamen nog vaker de brug over nadat voetbalclub St. Pancratius in 1955 was verhuisd naar eerst de huidige Stevinstraat en later naar het complex aan de Lindberghstraat. De wedstrijden tegen SV Lijnden liepen niet zelden uit in complete veldslagen tussen supporters van beide clubs. In de loop van de jaren volgden winkels en voorzieningen waardoor de Slotenaren steeds meer op Badhoevedorp aangewezen raakten. De rollen waren omgedraaid.

Bus G
In de jaren 40 tot 60 telde Sloten liefst zo’n vijftig winkels en bedrijfjes. Een indrukwekkend aantal voor zo’n klein dorp. De talrijke neringdoenden hadden veel Badhoevedorpers tot klant. John Kessen die vandaag de dag een hoveniersbedrijf heeft in Haarlemmermeer, herinnert ze zich nog feilloos. Drogisterij Olie, slagerij Kool, schoenenzaak Toby, het ijs van Kees Grevenstuk, garage Kuijkhoven, de St. Jozefschool, het zwembad, de legendarische Gerrit van der Puij, de tabakswinkel van Eilander waar je je fiets kon stallen en kaartjes kon kopen voor bus G. Er komt nog meer moois naar boven.

“Sloten had ook een huisarts. Dokter Faber. Paardendokter werd hij genoemd”, grijnst John die ook mooie herinneringen bewaart aan de cafés van het dorp. “Café Fransen waar onze vaders heengingen en café Kerkzicht dat favoriet was bij de jeugd. Met kroegbaas Jan Koopmans kon je verschrikkelijk lachen. Alles kon. Als we naar Zandvoort wilden kregen we z’n auto mee”

Broeivet
Heel lang is Sloten en omgeving de groenteleverancier van Amsterdam geweest. “Het was hard werken voor een klein beetje geld”, weet John. “Of voor nop want regelmatig werd de groente op de veiling doorgedraaid en ving je niks. Een belangrijke teelt was veldsla. Slotenaren noemden het ‘broeivet’. Geen idee waar die naam vandaan komt.”

De eerste brug, een smalle, metalen en handbediende draaibrug werd in 1879 in gebruik genomen. Ook tot vreugde van mr. Amersfoort van De Badhoeve. Vanaf de Sloterbrug leidde de Sloterstraatweg rechtstreeks naar de Overtoom van waar men de stadswallen van Amsterdam konden bereiken. De hoofdstad was een belangrijk afzetgebied voor de producten van de boerderij. Later wurmden zich de bussen van Maarse & Kroon er overheen. Om het vege lijf te redden dienden fietsers zich strak tegen de leuning te persen. De tweede en huidige brug werd in het voorjaar van 1962 geopend. Twee rijrichtingen, een hele vooruitgang.

De opening van de Lijndenbrug in 2003 gaf de inmiddels drukke brug wat lucht. Het was slechts tijdelijk, mede vanwege de wijk Nieuw- Sloten die in het Louwesweggebied kwam. Voor Haarlemmermeer en Amsterdam reden om in 2013 te besluiten dat er een nieuwe brug moet komen. De laatste prognose is dat de bouw van de derde brug eind 2023 van start gaat.

Bestuurslid Albert Roos van de dorpsraad van Badhoevedorp gelooft er niets van. “Het is al een tijdje oorverdovend stil. Meepraten over de verkeersafwikkeling mogen we niet. Er is veel onrust in het dorp. Mensen zijn bang dat van uitstel afstel komt. Sloten en wij hebben in een brief aan de beide gemeenten gevraagd met elkaar in gesprek te gaan. Er moet eindelijk duidelijkheid komen.”

Uit: HC Nieuws van 11 november 2020.

Zie ook: www.hcnieuws.nl

Zie ook: Als de brug kon spreken (pdf)

Zie ook: Geschiedenis van de Sloterbrug

Het Jaagpad langs de Schinkel en Nieuwe Meer

Ten zuiden van Sloten en de Sloterweg ligt de Riekerpolder, die aan de zuid(oost)kant begrensd wordt door het Jaagpad langs de Schinkel en Nieuwe Meer.

Over wat er in dit gebied te zien is en over de geschiedenis daarvan is veel te vertellen en er zijn ook veel foto’s te bekijken. Recent zijn er op de website www.slotenoudosdorp.nl enkele artikelen hierover gepubliceerd door de Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp.

Het Jaagpad langs de Nieuwe Meer met weids uitzicht en Hollandse wolkenlucht, gezien naar het oosten. Foto: Erik Swierstra; 22 augustus 2020.

De gekanaliseerde rivier de Schinkel loopt vanaf de Overtoomse Sluis naar het zuiden en gaat bij de Nieuwe Meersluizen over in de Nieuwe Meer, dit loopt verder in zuidwestelijke richting naar de Ringvaart van de Haarlemmermeer. Oorspronkelijk was de Nieuwe Meer een uitloper van de Haarlemmermeer, waarvan een gedeelte ook wel Oude Meer werd genoemd.

Wilt u meer lezen en zien over de (geschiedenis van) de Riekerpolder en het Jaagpad langs de Schinkel en Nieuwe Meer? Na lezing van de volgende artikelen weet u álles over dit bijzondere stukje van (tegenwoordig) Amsterdam, dat tot 1921 de zuidwestelijke grens van de gemeente Sloten vormde:

* Het Jaagpad langs de Schinkel en Nieuwe Meer;

* Herinneringen aan Jaagpad nr. 200 bij de Nieuwe Meer;

* Herinneringen aan het witte huisje aan Jaagpad nr. 220;

* Wat er nog rest van de Riekerpolder;

* Het Jaagpad, Café Opoe;

* Sloten en de verbinding van Amsterdam naar Den Haag.

Erik Swierstra,
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp.

Herinneringen aan Jaagpad nr. 200 bij de Nieuwe Meer

Op het in 2006 op deze website gepubliceerde artikel ‘Het Jaagpad, Café Opoe‘ kwam in mei 2020 een reactie van Marian Merkestein. Zij heeft als kind gewoond aan het deel van het Jaagpad dat in 1956 is vergraven tot Riekerplas, nu deel van de Nieuwe Meer.

Uitwisseling van foto’s en informatie inspireerde haar om haar herinneringen uit de jaren vijftig op te schrijven en aan deze website ter beschikking te stellen. Het geeft een beeld van een geheel verdwenen wereld, nu circa 65 jaar geleden.

Tevens hierbij een artikel over het Jaagpad langs de Schinkel en Nieuwe Meer, wat meer achtergronden geeft van deze omgeving.

Erik Swierstra; augustus 2020
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

 

“Mijn prilste levensjaren – de jaren aan Het Nieuwe Meer- hebben mij gevormd.”

Ik ben geboren als Marianneke Merkestein op 6 mei 1952 aan het Jaagpad 200 (‘Het Kruithuis’) uit de liefde van mijn ouders, die elkaar al vanaf hun zestiende levensjaar liefhadden. Ze hebben op 11 september 1951 deze ‘dienstwoning’ betrokken, mama was op dat moment reeds een maand zwanger van mij en papa was al langer in Amsterdam werkzaam bij de marechaussee.

Het huis aan Jaagpad 200-201, gezien vanaf de Nieuwe Meer; begin 20e eeuw.

Uitzicht vanaf het Amsterdamse Bos over de Nieuwe Meer naar het Jaagpad, met het huis op nr. 200-201; 2 mei 1940. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Huisarts Sabel die assisteerde bij de geboorte kon niet met een auto gekomen zijn, Jaagpad 200 was immers onbereikbaar dus waarschijnlijk is hij met zijn fiets op het trekpontje de Ringvaart overgestoken…

‘Onbereikbaar’ voor de buitenwereld, zo was eigenlijk wel het overheersende gevoel over onze woonlocatie, getuige ook het schaarse bezoek van familie die in Houten woonde. Het allereerste bezoek van mijn oma was daags na mijn geboorte, ik was haar eerste kleinkind.

Ze kwam met de trein en ik weet niet tot hoever er destijds een bus reed vanaf het Amstelstation richting het Jaagpad, en óf er überhaupt een bus reed die kant op. Feit is dat ze een ontzettend lange wandeling heeft moeten maken en op het eerste de beste bankje aan het Jaagpad geruime tijd uitgeput heeft zitten uitrusten om het laatste traject te kunnen volbrengen. Begrijpelijk is dit dus tevens haar laatste bezoek geweest.

Andere familieleden zetten hun fiets op de trein en de sportievelingen legden bij gunstige weersomstandigheden de afstand geheel per fiets af, maar dat was toch wel een rit van zo’n drie uur.

Jaagpad 200-201, de woning bij het Kruithuis. Op de voorgrond het smalspoor voor materiaaltransport; juni 1953. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Bij de militaire magazijnen aan het Jaagpad. Rechts het huis Jaagpad 200-201. Links de Riekerpolder; juni 1953. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Jaagpad 200, ‘Het Kruithuis’, deel uitmakend van de Stelling van Amsterdam, ontleende zijn naam aan de militaire magazijnen achter ons huis alwaar munitie lag opgeslagen, – vandaar dat wij achter een imposant hekwerk woonden – en de aanvoer ging over water. Afgemeerd aan de grote steiger voor ons huis, werd de munitie uitgeladen en op lorries gezet die op de rails naar de opslagplaatsen rolden.

Jaagpad 200 was een twee-onder-een-kapwoning, de andere helft (nummer 201) werd bewoond door Tiemen Dijkema, de laatste veldwachter van Sloten, die achter zijn huis een plaatsje had waar een groot hok was met kippen die ook losliepen, evenals de haan die zijn snavel had zitten op dezelfde hoogte als mijn wapperende handjes en ongelukkigerwijs ooit flink in mijn pink pikte.

Jaagpad 200. Het gezinnetje Merkestein compleet; 1952. Foto: collectie Marian Merkestein.

Tiemen Dijkema, de laatste veldwachter van het dorp Sloten. Hij woonde op Jaagpad 201; circa 1926. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het verweerde houtwerk buiten en binnen verraadde de oudheid van deze donkere, vochtige en tochtige woning die bovendien verstoken was van alle comfort. In de keuken was een aanrecht van steen met een grote gootsteen maar er was geen kraan want er was geen stromend water.

In de tuin stond echter een handzwengelpomp waarmee het water uit de grond gepompt moest worden. Ja, hoe primitief. en voorwaar een zware klus waaraan mijn moeder een hardnekkige blessure heeft overgehouden. Er was een bleekveld en een groentetuin waar de spinaziebladeren een formaat hadden dat daarna nooit en nergens meer geëvenaard zou worden.

De wanden in het huis waren voorzien van lambrisering en in de benedenkamers hingen lange bruine veloursgordijnen. De vloeren waren belegd met parket en op het parket in de woonkamer lag een karpet waarop ik sociaal brabbelde met ene ‘Okoeke’. Nee, er was niets of niemand, ik verzon ‘het’ en gaf het de naam ‘Okoeke’.

Jaagpad 200. Mijn nichtje en ik achter de lorrie (kijk wat een dikke grote bomen); 1955. Foto: collectie Marian Merkestein.

Jaagpad 200, met zusje van mijn moeder -zicht op de bijkeuken; 1954. Foto: collectie Marian Merkestein.

Mijn slaapkamertje lag boven de entree, aan de waterkant dus. Het zo typerend pruttelende geluid van de dieselmotoren nodigde me altijd uit om op het stoeltje te klauteren om door het raam te kunnen kijken naar een dan passerende boot.

“Hoe doen de bootjes?”, was een repeterende vraag die mijn moeder aan me stelde en ik dan in de scherpte van mijn waarnemingen beantwoordde met het nabootsen van dat bijzondere geluid; in opperste stilte krijgen geluiden een diepere dimensie en beklijven zodanig beter.

Dagelijkse geluiden waren die van de kippen en de haan van de buurman, van het kabbelende water en het geklots tegen de oever, van het gepruttel van de dieselboten, van de gierende wind rond het huis en het ruisende gebladerte van de bomen langs de slootkant achter ons huis en van de velerlei vogels.

In het weekend geluiden van bootjes met klapperende zeilen, sierlijk dansend op het Nieuwe Meer en van de meerstemmigheid die wandelaars en fietsers voortbrachten wanneer ze bij zonnige dagen het Jaagpad bezochten. Eens, op een zondagmiddag, viel pal voor onze woning een mevrouw van haar fiets en zat even later bij ons in de bijkeuken.

Jaagpad 200. Zusje van mijn moeder op de steiger. Zij staat op de rails die naar de munitieloodsen leiden; 1954. Foto: collectie Marian Merkestein.

Jaagpad 200. Zusje van mijn moeder in roeiboot bij de steiger; 1954. Foto: collectie Marian Merkestein.

Ik bleef op veilige afstand buiten staan maar volgde door de openstaande deur nauwlettend de indrukwekkende taferelen daarbinnen: ik zag de mevrouw wier broekspijp was opgerold tot boven haar knie en óp die knie ontwaarde ik een grote wond die ik in mijn spanning steeds groter zag worden en door mijn voorovergebogen moeder werd verzorgd.

Mijn vader was inmiddels al lange tijd overgeplaatst naar Apeldoorn en kwam alleen in het weekend thuis, waardoor mama en ik ruim drie jaar met z’n tweetjes aan het Jaagpad gewoond hebben. Eerst decennia later zou ze het zich niet-veilig voelen gedurende die jaren benoemen, dus achteraf bezien gingen we niet voor niets samen regelmatig uit logeren bij opa en oma, en de rest van de familie in Houten.

Het hierbij horende, constant terugkerende tafereel dat zó vaak zó dierbaar gememoreerd werd door mijn moeder: Samen op de fiets naar het Amstelstation, ik voorop in het zitje en vrolijk zingend: “Jankie kanne mama misse niet.” (Jankie, omdat Marianneke nog niet uit te spreken was voor mij). Dat was ook altijd de lading: ik was zó oneindig aanhankelijk aan haar…

Bij het Jaagpad hebben we met enige regelmaat onze toevlucht gezocht in de Riekermolen (Jaagpad 240) waar molenaar Cor van der Pouw Kraan woonde, met zijn vrouw An en dochters Hennie, Joke en Anneke, al weet ik niet zeker of die laatste op hun volgende adres Jaagpad 160 (bij het poldergemaal) is geboren. Nog weer later is dochter Ineke daar geboren.

Uitsnede uit een luchtfoto van de Nieuwe Meer gezien in oostelijke richting, met links van de oever het huis Jaagpad 200-201, met daarachter het kruitmagazijn en de steiger aan de oever er voor. Op de achtergrond Tuinpark Ons Buiten; 5 juni 1931. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

In november 1955 verhuisden ook mama en ik naar Apeldoorn: een wereld van verschil… Mijn moeder bloeide op in de reuring van haar nieuwe leven en maakte al snel contact met de collega’s van mijn vader en hun echtgenotes, maar ik daarentegen heb altijd moeite gehad- en gehouden met de vele prikkels. Deze wereld was te groot, te vol, te druk….

In maart 1965 overleed mijn vader op 38 jarige leeftijd aan een (toen nog) ongeneeslijke ziekte; in enkele maanden tijd zagen we deze sterke levenslustige man verdwijnen in zijn sterk vermagerde schaduw. Mijn moeder ontvluchtte de leemte door de drukte op te zoeken terwijl ik meer en meer de stilte verkoos.

Op mijn 33ste verruilde ik uiteindelijk het veilige thuisnest voor een eigen stekje en noemde het ‘mijn schelpenhuis’: een penthouse in Bergen aan Zee, pal aan zee en met diezelfde rust en hetzelfde weidse vergezicht als van het Jaagpad aan Het Nieuwe Meer.

Met de familie van der Pouw Kraan zijn we altijd bevriend gebleven, al was het contact de laatste jaren i.v.m. leeftijd uitsluitend via de telefoon. Eind december 2008 ben ik naar de begrafenis van Cor geweest, als plaatsvervanger van mijn moeder, maar ook de jaren daarna bleef ze contact houden met de oudste dochter van Cor en An.

Op 6 mei 2007 ben ik samen met mijn moeder, voor het eerst na ons vertrek eind 1955, teruggegaan naar de plek waar Jaagpad 200 ooit stond. Terug naar de plek waar ik geboren ben en 3,5 jaar heb geleefd, verafgelegen van de bewoonde wereld en omgeven door ongerepte natuur en maagdelijke stilte, waar de enige passanten boten waren en in het weekend fietsers en wandelaars, en waar we met een trekpontje het water van de Ringvaart moesten oversteken om bij het dichtstbijzijnde kruideniertje te kunnen komen.

Mijn hele leven had zich de vraag gesteld waar toch die ‘ondefinieerbare stilte’ vandaan kwam, die zich altijd in mijn hoofd herbergde… Toen we echter weer hier stonden, ruim 40 jaar na ons vertrek en zó tastbaar dichtbij mijn prilste levensjaren, wist ik het: “Het is DEZE stilte die mij gevormd heeft.”

Marian Merkestein; juni 2020.

Dit artikel als pdf-bestand: Herinneringen aan Jaagpad nr. 200 bij de Nieuwe Meer.pdf

Herinneringen aan het witte huisje aan Jaagpad nr. 220

In het gedeelte van de Nieuwe Meer dat in de jaren vijftig is uitgebreid voor de zandwinning stonden tot de vergraving verschillende huizen langs het Jaagpad.

Een vroegere bewoonster vertelt over haar herinneringen. Het geeft een beeld van een geheel verdwenen wereld, nu circa 65 jaar geleden.

Tevens hierbij een artikel over het Jaagpad langs de Schinkel en Nieuwe Meer, wat meer achtergronden geeft van deze omgeving.

Erik Swierstra; augustus 2020
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

 

Aan het Jaagpad stond op nr. 220 een klein wit huisje. Een vroegere bewoonster, mevr. Van der Vliet, heeft aantekeningen gemaakt van de tijd dat zij hier woonde.

Van 1950 tot 1952 woonden we in een klein huisje aan het Jaagpad, nr. 220. Later zijn we weer op het Jaagpad gaan wonen, 1953, in een schuurtje achter café Opoe. Daar moesten we ook weer vertrekken in augustus 1955.

We kregen toen eindelijk een woning, maar hadden liever op het Jaagpad blijven wonen. De vrijheid en het primitieve leven lag ons wel, maar de wet was onverbiddelijk.

Omtrent april 1950 tot december 1952 (sloop) – Jaagpad 220, Riekerpolder, Post Sloten
Ons eerste huisje in 1950 was indertijd gebouwd van tufsteen, en geïsoleerd met een dikke laag cement. De hoeken en de staanders waren van dikke balken, versterkt met hoekijzers. Het heeft vele stormen doorstaan, hoewel het dak erg amateuristisch in elkaar geknutseld was, heeft het ook tot de sloop zich heftig verweerd, om het niet op te geven.

Jaagpad 220 – fam. v.d. Vliet ca. 1951. Foto: collectie familie v.d. Vliet.

Het was goed regendicht met dik rubberroid en teer, waar overheen wat armoedig uitziende latten vastgetimmerd, om alles op z’n plaats vast te houden. Het was beslist geen villa, en indertijd gebouwd om kippen in te houden, hetgeen maar een smoes was om een vergunning te verkrijgen.

Er heeft jaren een man-alleen in gewoond, toen wij erin trokken stond het al een jaar leeg en het was erg smerig. Geen water, toilet, licht, gas. Als dat niet middeleeuws was? Vanaf het fiets- en wandelpad liepen we schuin de slaperdijk af, en daar lag een smal water van ongeveer twee meter breed, ook rondom het land als afscheiding van de overige weilanden.

Een bruggetje van ongeveer vier meter moesten we over en dan een lang paadje tot het huisje. Op het brugje stond halverwege een ijzeren hek met prikkeldraad, zodat het moeilijk was om er over- of omheen te klimmen. Het woeste stuk land (pachtgrond) was zeer verwaarloosd en begroeid met distels en een soort bindgras. Tegen het huisje aan de linkerzijde stond iets dat op een kippenren moest lijken en een oude regenton, welke het water via een hele vieze goot van het dak moest opvangen.

Binnen bestond de ruimte uit een kamer van ongeveer vier bij vier meter en iets wat voor een slaapkamer moest door gaan van twee bij twee meter. Een kast van amper een meter diep, daar kon nog net een wiegje in staan. Wat voor keuken moest dienen was een meter diep en daar moest nog een aanrecht van af, de bestond uit een soort sinaasappelkrattenhout, met een plaatje zink er overheen, met twee hele oude petroliestellen, wat oude vieze ingedeukte aluminium pannen, nog een kleine ruimte wat voor berghok moest dienen.

Er zat warempel nog een kraan boven de gootsteen met een brok ijzeren buis als afvoer, die nergens op aangesloten was, alleen een oude zinken emmer stond eronder. Er kwam immers toch geen water uit het kraantje, gewoon show. Er lag een oud stuk balatum zeil op de vloer, en een paar stoelen met een tafel stoffeerde de “villa”. O, ja, in de slaapkamer was er iets van een oud ledikant vastgeklonken in de muur, wel stevig hoor..haha.

Maar het kon ons allemaal niets schelen, je kon er alles van maken en op de eerste plaats uitmesten en schoonmaken, fan nog wat aanbouwen. Nu nog achter de eigenaar komen, dus op speurtocht. Via de man van het overhaaltje (een roeiboot) kwamen we toch uiteindelijk achter de eigenaar en toen begon de story.

Ouwe Theo
Ook de story van Theo Verhey, alias ouwe Theo. Door een oud potkacheltje. (ik sla een stukje over) Mijn man wist dat er op de Schinkelkade een kachelsmid woonde, maar persoonlijk kende hij hem niet. We hadden cement nodig om de scheuren in het kacheltje te repareren en besloten hem om deskundig advies te vragen, want wij hadden geen ervaring omtrent dit euvel.

Jaagpad 220 – T. Verheij, fam. v.d. Vliet ca. 1951. Foto: collectie familie v.d. Vliet.

Op de fiets, in die jaren deden wij alles met fiets of de benenwagen. Mijn man keek door het raam naar binnen en zag een vreselijke troep opgestapeld, oude ijzeren buizen en fietswielen, oude waterketeltjes, je kon het zo gek niet bedenken. Er was nauwelijks nog een looppaadje. Een kerkhof van voor onze begrippen oud roest, maar voor hem kennelijk een soort goudmijn.

Er was warempel voor het raam (etalageraam..haha..) een soort vensterbank, waarop een paar potten met aarde stonden. Mijn man keek eens goed naar wat er in die potten met verdroogde aarde zat en schoot in de lach. Zag hij het goed? In drie van die potten staken drie afgesneden gerookte bokking koppen uit, en in twee ernaast een stompje sigaar.

Toen hij zich omdraaide keek hij in twee lachende kraalogen van de eigenaar van dit wonderlijke imperium. Mijn man zei goeiemorgen en wees op de viskoppen en zei lachend zo’n wonder der natuur heb ik niet eerder gezien. Waarop de kachelsmid zei: “je moet alles een keer proberen. Wat zijn de problemen, man?”

Mijn man legde het uit, waarop Theo wat acrobatische toeren moest uithalen om ergens uit een bouwvallige kast een zak cement tevoorschijn te halen. “Is dit genoeg”? Nou, dat lijkt mij wel, antwoordde mijn man.

“Ik wil het wel even brengen, waar woont U?” Nou, niet vlak naast de deur, ik woon op het Jaagpad.

“Het Jaagpad? Daar kom ik minstens drie keer in de week als ik het niet te druk heb. Waar ongeveer, voor- of achteraan?” Hij vroeg het enigszins verbaasd. Mijn man legde heel duidelijk uit waar wij woonden, waarop Theo zijn ogen fonkelden.

Er viel een stilte, hij lichtte zijn wat Frans uitziende pinobaret op (die later van ons de bijnaam “klapbes” kreeg), wreef eens met zijn eeltige handen over zijn dun begroeide schedel, en ging verder: “Ik ken dat huisje wel, en heb me vaak afgevraagd wie er nu in zo’n krotje wonen zou, want er hing ook vaak wasgoed aan de lijn. Ik zou er best eens een kijkje willen nemen.” Waarop mij man zei: “Nou, bij deze nodig ik U dan uit, als U weer eens een fietstocht maakt.”

Hij greep die kans met beide handen aan, want de volgende dag stond hij in de namiddag al op ons bruggetje, maar het hek was op slot, omdat wij niet onverwachts met bezoek verrast wilden worden. We hadden een paar schapen lopen en die mochten niet weglopen, dus moest het hek altijd goed gesloten zijn.

Ik bood hem koffie aan en we maakten kennis met elkaar. Ik zei voorlopig maar mijnheer, in die tijd noemde je iemand, en zeker geen oudere persoon, zomaar bij zijn of haar voornaam. Het was mooi weer en voorlopig moesten de mannen maar even geduld hebben, want voordat het water kookte op mijn oliestel, dat duurde wel even.

Dat was geen probleem, want beiden hielden van de buitenlucht en Theo zag al snel spullen die voor ons niet bruikbaar waren, maar waar hij nog wel wat mee kon. Hij kwam heel dikwijls bij ons, niet altijd gelegen omdat ik een baby had en alle handelingen vaak meer tijd kosten dan voor mensen in de stad die van alle gemakken voorzien waren.

Soms hadden we net genoeg eten overgehouden van de vorige dag voor ons tweeën, maar Theo was een echte vrijgezel die van geen tijd wist. Zoals de meesten wel weten leefde hij samen ment zijn eveneens vrijgezelle zuster. Die had wel enige regelmaat, maar Theo trok zich er weinig van aan en dat gaf de nodige ruzies, om het maar vriendelijk uit te drukken.

Meestal hoorden wij hem al van verre aankomen, als de wind in onze richting waaide. Aan zijn stuur had hij een grove, zware ketting hangen die tegen zijn fiets sloeg. Hij was geen doorsnee burger en had een boeiende verteltrant. Mijn man en Theo konden het samen goed met elkaar vinden.

Vertrek uit eerste huisje (verplicht door sloop) zonder vooruitzicht op een woning. Het huis werd op de dag dat we het verlieten voor onze ogen gesloopt, omdat we geen woonvergunning hadden voor dat pandje. Wij stonden op straat met en kleuter van twee jaar, een bouvier en een fox.

We sliepen afwisselend dan bij familie, dan bij vrienden. We trokken steeds weer naar de plek waar we zo gelukkig waren. Na een maand of zeven reden we weer met ons dochtertje op de fiets over het Jaagpad en kwamen Wim v.d. Zee tegen. Mijn man vroeg: “weet jij geen huisje of schuur voor ons?” Waarop hij antwoordde:”dat moet je maar aan het polderbestuur vragen.”

Het nieuwe gebouw uit 1937 van Café ‘Meerzicht’ gezien in zuidelijke richting naar de Nieuwe Meer; jaren dertig. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Schuurtje bij café Opoe
Daar bedoelde hij zijn vrouw Nel (v.d. Zee-Stoel) mee, eigenaresse van café Opoe en tevens lid van het bestuur van de Riekerpolder. Ze had wel met ons te doen, het enige wat ze had was een bergschuurtje waar terrasstoelen en andere spullen in opgeslagen waren. Die konden wel naar een grotere schuur, maar we moesten het dan helemaal van binnen betimmeren, want het was voor bewoning ’s winters te koud en ’s zomers te heet.

Voor vijf gulden in de week huur en er werd een tussenmeter geplaatst voor electra, zodat we een eerlijk verbruik aan haar betaalden. Water mochten we mondjesmaat uit de regenput gebruiken als er genoeg was. We mochten het buitenstilletje gebruiken als we het maar op tijd leegden en schoonhielden. Daar maakten we bijna nooit gebruik van, want het was bedoeld voor de mensen (het publiek) van de botenstallers en botenhuurders.

Schilderij van M.G. v.d. Vliet – Zicht op de Nieuwe Meer; circa 1952. Foto: collectie familie v.d. Vliet.

Schilderij van M.G. v.d. Vliet – Nieuwe Meer met zicht op café Opoe; circa 1952. Foto: collectie familie v.d. Vliet.

Ik kookte nog steeds op oliestellen, de kleine ruimte was ongeveer hetzelfde als ons eerste huisje. Maar mijn man mocht er een atelier aanbouwen voor zijn werk. Hij was kunstschilder, geen klodderaar, maar een echte realistische schilder. Ook tekenen kon hij als de beste. Wat waren we gelukkig dat we weer op ons zelf woonden, en ja hoor, daar hoorden we weer de ketting rammelen van Ouwe Theo.

Die naam had hij aan onze dochter Linda te danken, want Nel v.d. Zee had een zoon die ook Theo heette, die werd door ons dochtertje Nieuwe Theo genoemd. Een jaar later werd onze zoon geboren en toen die ongeveer anderhalf jaar oud was moesten we voor de tweede keer ruimte maken voor de plannen die de gemeente al jaren had met de polder. Maar deze keer konden ze het niet maken om ons wederom zonder een huis toe te wijzen op straat te zetten. Theo was nu weer zijn uitstapje kwijt. Toen wij in de stad Amsterdam een woning kregen kwam hij ons weer bezoeken, maar niet voor lang.

Schilderij van M.G. v.d. Vliet – Wegsloot Jaagpad; circa 1952. Foto: collectie familie v.d. Vliet.

Theo’s laatste avond
Zoals gewoonlijk kwam hij weer bij ons koffie drinken en zei: “ik mis die ritjes op de zomeravond naar jullie toe wel erg.” De laatste avond (wat wij toen nog niet wisten dat het zijn laatste bezoek zou zijn) was hij een beetje stil. Opeens, zoals gewoonlijk, stond hij op en meestal zei hij, of liever, gaf hij het geluid, van een groet. Maar dit keer deed hij wat vreemd, hij liep naar de deur, pakte zijn zakdoek uit zijn zak, zwaaide ermee, liep weer naar de deur en herhaald het weer. Toen ging hij weg, we zagen hem wegfietsen.

Later zeiden we tegen elkaar, wat deed Theo vreemd daar straks met die zakdoek zwaaien, en nog een keer. De volgende namiddag kwam er een jongen van een jaar of dertienveertien bij ons met de mededeling dat zijn buurman Theo die nacht, in de vroege morgen, was overleden. Toen leek het ons duidelijk, hij moet het haast wel aangevoeld hebben dat het zijn laatste bezoek aan ons was geweest.

We hebben hem zeker lang gemist, hij was door de jaren toch een vriend van ons geworden. Ik zie hem nog komen met zijn lange magere lijf, hoge rug, zijn ongepolitoerde nagels. Of het nu zondag was of niet, hij droeg altijd om zijn broek een touw inplaats van een riem. Maar wel zijn Flambaar hoed, hoge schoenen. Zijn ogen lagen wat diep en zijn gebogen neus deed wat Grieks aan.

Een niet alledaagse figuur. Dom was hij om de drommel niet, want zijn gesprekken waren beslist niet oppervlakkig. Maar we konden ook enorm lachen met hem. Een enkele keer hielp mijn man wel eens bij een klus, als er iets zwaar te sjouwen was. Hij had vaste klanten waar hij ieder jaar terugkwam om de haardkachel schoon te maken. Soms kwamen ze met verhalen ergens vandaan, nou jongens om te lachen, achteraf. Ik kan zo wel doorgaan,maar nu stop ik maar.

Teloorgang van de polder
Grote stukken van die prachtige polder moest ten koste van veel natuurschoon verdwijnen en moest een stuk geschiedenis radicaal verwoest worden.

Waarvoor? Jammer – Jammer – Jammer! Het was zo’n prachtig mooi stuk natuur daar. Ze hadden bagger en zand nodig werd toen beweerd, voor het Vondelpark en (het toen nog zogenoemde) Bosplan, nu Amsterdamse Bos genaamd. Het zand werd gebruikt voor het ophogen van de tuinstad Osdorp.

P.S.
Ik ben kort geleden (na vele jaren) weer eens naar de buurt van het Jaagpad geweest, maar ik herkende er niets meer van omdat het pad waaraan ik woonde er niet meer is, alles water. Vreselijk jammer, het was een schitterend stuk natuur. We gingen vaak met het pontje over van het Jaagpad om boodschappen te doen naar het kruidenierswinkeltje aan de Ringvaart en zwommen heerlijk vanaf de steiger van café Opoe.

Oostzaan, Mw. van der Vliet-Lagerweij; Aantekening Jaagpad, impressie – donderdag 25 augustus 2005

Uit: het blad ‘Oever’ , van de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’, zie ook: www.oeverlanden.nl

 

Aantekeningen van Henk Smit, van gesprek met Mw. v.d. Vliet en dochter Linda op 14 september 2005.

De Riekermolen, ten noorden van het Jaagpad, gezien naar de Sloterweg. Foto: J. van Eck – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De echtgenoot/vader is Maarten Gerrit van der Vliet, afkomstig van Texel, woonachtig geweest aan de Aalsmeerweg. Kunstschilder, overleden in 1966. Het schilderij van zijn hand met zicht op café Opoe en het Nieuwe Meer en Jaagpad, vanuit het Boschplan is afgedrukt.

Mw. van der Vliet-Lagerweij is opgegroeid in de Veerstraat, naast de school. Dochter Linda is geboren december 1950. Café Opoe (Meerzicht) wordt dan gedreven door Wim van de Zee en Nel van der Stoel, met zoon Theo. Nel is een befaamd naaktzwemster, zomer en winter. Op het munitiedepôt woont in een huis op nummer 200-201 de familie Dijkema, oud veldwachter (de laatste) van Sloten.

De molenaar op de Riekermolen is Cor van de Pouw Kraan, met vrouw en twee kinderen. Achteraan het Jaagpad (tegenwoordig: Driessen) woont een oud (koloniaal) soldaat met een Thaise vrouw en dochter Diana. De pont over de Ringvaart is van Piet Eilander, die op de Ringvaartdijk / hoek Koekoekslaan woont. De oversteek is voor fam. v.d. Vliet gratis. Zie hier de gehele kosmos van het westelijke deel van het Jaagpad in de periode van 1950 tot het einde in 1955.

Uit: het blad ‘Oever’ , van de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’, zie ook: www.oeverlanden.nl

Dit artikel als pdf-bestand: Herinneringen aan het witte huisje aan Jaagpad nr. 220,pdf

Het Jaagpad langs de Schinkel en Nieuwe Meer

Het Jaagpad is een fiets- en voetpad langs de de Schinkel en Nieuwe Meer in het zuidwesten van Amsterdam.

(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)

De gekanaliseerde rivier de Schinkel loopt vanaf de Overtoomse Sluis naar het zuiden en gaat bij de Nieuwe Meersluizen over in de Nieuwe Meer, dit loopt verder in zuidwestelijke richting naar de Ringvaart van de Haarlemmermeer. Oorspronkelijk was de Nieuwe Meer een uitloper van de Haarlemmermeer, waarvan een gedeelte ook wel Oude Meer werd genoemd.

Uitsnede van de kaart van Floris Balthasar en zijn zoon Balthasar Florisz van Berckenrode uit 1615 met de Nieuwe Meer en de Schinkel. Duidelijk zichtbaar de grenzen van de Sloterban (lichtgroen), met een ‘Tonne’ in de ban van Nieuwer-Amstel aan de noordelijke oever van het water.

Scheepvaart ten zuidwesten van Amsterdam
Vanaf de 14e eeuw waren deze wateren een belangrijke scheepvaartroute tussen Amsterdam en Aalsmeer en Leiden. Na de aanleg van de Kostverlorenwetering vanaf 1413 vanaf de Schinkel in noordoostelijke richting was er een vaarweg in de richting van Amsterdam. Het Aalsmeerder Veerhuis uit 1634 aan de Sloterkade 21-22 herinnert hier nog aan. Deze weg heette in de 17e eeuw ‘Schinkelwegh’.

Dam in de Schinkel
Tussen Amsterdam en Haarlem ontstond een conflict over de betaling van grafelijke tolrechten. Nadat op last van de Graaf van Holland in 1434 een dam in de Schinkel werd gelegd werd het rechtstreekse scheepvaartverkeer vanaf Amsterdam sterk bemoeilijkt. Over die dam werd in 1515 een overhaal gemaakt, ook wel overtoom genoemd, waar kleinere schepen overheen getrokken konden worden.

Uitsnede van een gemeentelijke kaart uit 1921 van de Schinkel met aan de westkant het Jaagpad. Helemaal links de Generaal Vetterstraat en het Spijtellaantje. Het grijze vlak in het midden is Begraafplaats ‘Huis te Vraag’, rechts daarvan het begin van het Jaagpad en de scheepswerf die op de plaats kwam van Huis te Vraag. Ten noorden van de begraafplaats is nog de gasfabriek van de gemeente Sloten te zien.

Overtoomse Sluis
Ten tijde van Lodewijk Napoleon werd er in 1809 ter plaatse van de overhaal een schutsluis aangelegd, de Overtoomse Sluis, waardoor er doorgaand scheepvaartverkeer mogelijk werd. Met het drukker worden van de scheepvaart werd omstreeks 1900 ook deze sluis een obstakel. In 1942 werd deze uiteindelijk vervangen door de Nieuwe Meersluis, die sindsdien de scheiding vormt tussen de Schinkel en de Nieuwe Meer. Het hoogteverschil in het waterpeil is 20 cm.

Het jagen van een hooischip door de Kostverlorenvaart langs het jaagpad van de Baarsjesweg; 1907. Foto: Bernard F. Eilers – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Jagen van schepen
Voor de komst van stoomschepen en motorschepen voeren er voornamelijk zeilschepen. Bij een gunstige windrichting konden deze zich zelf voortbewegen, maar bij tegenwind kon er op een smalle vaarweg niet gekruist worden en moesten de zeilschepen voortgetrokken, gejaagd, worden. Het jagen (voorttrekken) kon met behulp van een paard, maar als dit niet beschikbaar was werd ook mankracht ingezet.

Uitsnede van de topografische kaart met de ‘Sloter Bovenwegs Polder’ (= Riekerpolder), met aan de onderkant het Jaagpad langs de Nieuwe Meer, rechtsboven de Schinkel; circa 1850.

Jaagpad
Ten behoeve van dit jagen van schepen werden op diverse plaatsen in Holland en elders langs de waterwegen jaagpaden aangelegd. Met de komst van de motorschepen raakten deze langzamerhand in onbruik. Maar op diverse plaatsen herinnert de naam Jaagpad nog aan deze geschiedenis. Dit geldt ook voor het Jaagpad aan de zuidwestkant van Amsterdam. Dit jaagpad is aangelegd in de het begin van de 19e eeuw, na de aanleg van de schutsluis bij de Overtoom. Het paste in het beleid van Lodewijk Napoleon in 1809 om de faciliteiten voor het scheepvaartverkeer te verbeteren. Er werd toen een deel van het buitendijkse land voor de Riekerpolder ingedijkt. Op de dijk werd het Jaagpad aangelegd. De oever van de Riekerpolder kwam hiermee zuidelijker te liggen dan voorheen. Een deel van het land buiten de polderkade was nu afgescheiden van de Nieuwe Meer. Bij het Huis te Vraag was al bebouwing langs de oever van de Schinkel, zodat daar niet gejaagd kon worden. Het Jaagpad begon bij het Huis te Vraag en liep door tot aan de oever van de Haarlemmermeer. Na de aanleg van de Ringvaart van de Haarlemmermeer eindigde het Jaagpad daar. Er was een pontje waarmee voetgangers konden oversteken naar de Haarlemmermeerpolder. Het jaagpad liep nu verder langs de oever van de Ringvaart verder in zuidwestelijke richting.

Wandelaars op het Jaagpad met het ’tweede brugje’, gezien in zuidelijke richting. Links is de Schinkel; 1910. Foto: Bernard F. Eilers – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Wandelroute
Het Jaagpad had in het verleden ook al een functie als wandelroute voor Amsterdammers die een eindje buiten de stad wilden wandelen richting de Nieuwe Meer en/of het dorp Sloten. Vanaf de Overtoomse Sluis of later ook vanaf de Zeilstraatbrug (brug nr. 348) kon eerst de Sloterkade gevolgd worden tot de plek waar vroeger het Huis te Vraag stond. Dit stond aan de oever van de Schinkel nabij de plek waar de Sloterstraatweg in westelijke richting afboog. Dit deel van de Sloterweg heet sinds 1973 Rijnsburgstraat.

Oever van de Schinkel bij de Sloterweg, waar deze naar het westen afbuigt, gezien in zuidelijke richting. In het midden ‘Huis te Vraag’, links de Schinkel; 1814. Tekening: Hermanus Numan – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Huis te Vraag
De geschiedenis gaat terug tot minstens de 15e eeuw, toen hier een boerenhofstede stond. Volgens de legende zou Maximiliaan van Oostenrijk tijdens zijn pelgrimstocht langs de Heiligeweg naar de mirakelkerk in Amsterdam in 1489 de weg hebben gevraagd. Nadien stond er een handwijzer, waarna het buitenhuis eeuwenlang de naam ‘Huis te Vraag’ droeg. In de 18e eeuw was er een katoendrukkerij gevestigd. In de 19e eeuw raakte het huis in verval en in 1891 werd het in slechte staat verkerende huis gesloopt.

Veerpontje vanaf de Schinkelkade, hoek Vlietstraat, gezien naar het zuiden in de richting van de Nieuwe Meer. Rechts aan de overzijde Sloterweg 1-7 (na 1973 Rijnsburgstraat), hoek Jaagpad; 1909. Foto: Bernard F. Eilers – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Scheepswerfje en café
Er kwamen een scheepswerfje en een rijtje woningen. Op de hoek met de Schinkel was een Café ‘Huis te Vraag’. Dit was gebouwd in 1907 en werd in 1965 gesloopt. Toen verdwenen ook de huizen en het scheepswerfje. In 1967 verrees op de plek hiervan het grote Kantoorgebouw ‘De Schinkel’.

Begraafplaats ‘Huis te Vraag’
Er naast ligt sinds 1891 de particuliere begraafplaats ‘Huis te Vraag’, waarin de naam van het vroegere huis voortleeft. Het terrein werd drie meter opgehoogd met 50.000 kubieke meter zand afkomstig uit Muiden. De begraafplaats werd gesloten in 1962, dat wil zeggen dat er niet meer begraven wordt, maar bleef bestaan. Het terrein met de voormalige aula werd sinds 1987 door enthousiaste cultuur- en natuurliefhebbers opgeknapt en is nu een prachtig stukje natuur.

Het terrein van Huis te Vraag is echter groter, achter de begraafplaats ligt nog een boomgaard en een weiland, de totale oppervlakte bedraagt circa 2,5 hectare. Het is een apart poldertje, met een eigen gemaal bij de zuidelijke punt van het driehoekige terrein.

Arbeiderswoningen aan het Jaagpad 3-7; 12 april 1926. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Begin van het Jaagpad
Tussen het kantoorgebouw en de begraafplaats is het beginpunt van het Jaagpad. Van hieraf loopt er een smal pad tussen de oever van de Schinkel en het nog overgebleven stukje polderland naast de begraafplaats. Het zicht op de Schinkel wordt tegenwoordig grotendeels benomen door de woonschepen en -arken die hier afgemeerd liggen. Het is nu een woonbotenwijkje zo net buiten de stadsrand.

Uitsnede van een gemeentelijke kaart uit 1900 van de Schinkel met aan de westkant het Jaagpad. Helemaal links het Spijtellaantje. Het groene vlak in het midden is Begraafplaats ‘Huis te Vraag’, rechts daarvan het begin van het Jaagpad en de scheepswerf die op de plaats kwam van Huis te Vraag.

Spijtellaantje
Aan het einde van het weiland in het aparte poldertje staat nog een klein poldergemaal. Hier was vanaf 1885 een scheepswerfje van de heer Speidel. Het laantje er naar toe werd naar hem genoemd en is later verbasterd tot Spijtellaantje. De naam is in 1949 officieel vastgesteld. Hier was vroeger ook het ‘eerste brugje’ in het Jaagpad, een van de karakteristieke hoge brugjes met witte leuningen, waar Bernard Eilers in het begin van de twintigste eeuw mooie foto’s van maakte. Op de kaart uit 1900 is dit aangeduid met ‘brug 311’.

De blauw geschilderde ophaalbrug in het Jaagpad over de Riekerhaven uit 1950, naar ontwerp van Piet Kramer. Hier lag vroeger het ’tweede brugje’. Foto: Erik Swierstra; 13 juni 2020.

Ophaalbrug Riekerhaven
Daar voorbij gaat het pad langzamerhand omhoog naar de ophaalbrug over de Riekerhaven. Deze brug is gekomen op de plaats van het ’tweede brugje’ in het Jaagpad. Op de kaart uit 1900 is dit aangeduid met ‘brug 319’. De ophaalbrug (nr. 307) is naar een ontwerp van de bekende bruggenarchitect Piet Kramer en is gebouwd in 1950. De brug heeft geen officiële naam, maar werd wel ‘Riekerhavenbrug’ genoemd.

Nieuwe Meersluis
Ook voorbij de ophaalbrug liggen woonboten tot aan de afslag naar de sluis. De Nieuwe Meersluis is hier aangelegd vanaf 1937 en in gebruik genomen in 1942. Deze verving toen de oude Overtoomse Sluis uit 1809 die een flessehals voor het scheepvaartverkeer was geworden. Het gedeelte van de Schinkel waar deze zich langzamerhand verbreedde tot de Nieuwe Meer is de plek die de ontwerpers  uiteindelijk geschikt achtten als locatie voor de nieuwe sluis. Dit nadat een eerder plan uit 1919 om de sluis in de Nieuwe Meer aan te leggen ongeschikt was bevonden.

De nog jonge Nieuwe Meersluis, gezien in noordelijke richting met drie personenschepen. Geheel links het Jaagpad. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Vijf hoge bruggen
Rechts van het Jaagpad, tegenover de sluis, ligt sinds 1956 het Sportpark Jaagpad (tennispark). Iets ten zuiden hiervan liggen de vijf hoge bruggen van de Ringweg, de Schipholspoorlijn en de metrolijn. Waar deze nu liggen was al in de jaren twintig-dertig de Ringspoordijk aangelegd die bestemd was als goederenspoorlijn. Deze is er in die vorm nooit gekomen en het oude dijklichaam is in de jaren zeventig opgegaan in de nieuwe spoorweg- en wegenstructuur. De huidige Schinkelbruggen zijn gebouwd in 1972 (Ringweg Zuid), de eerste spoorbrug in 1978, de metrobrug in 1990 en de tweede spoorbrug kwam gereed in 2015.

De Schinkelbrug in de Ringweg-Zuid over het Jaagpad vormt een soort stadspoort vanaf de Nieuwe Meer. Foto: Erik Swierstra; 22 augustus 2020.

Poort naar de stad
De bruggen functioneren hier ook als een soort ‘stadspoort’. Er voorbij gaande kom je echt buiten de stad. Hier strekt zich ook het weidse uitzicht uit op de zich verbredende Nieuwe Meer. Aan de rechterkant, net ten zuiden van het huidige talud van de snelweg, stond tot in de jaren zestig de Uitspanning ‘Bella Vista’, adres Jaagpad 123 (voorheen A368). Aanvankelijk was de locatie voor de nieuw te bouwen Nieuwe Meersluis ten zuiden van Bella Vista. De vaargeul ligt dicht langs de oever. Er zou dan een dam door de Nieuwe Meer naar de Koenenkade zijn gekomen. Op een kaart uit 1922 is deze aangeduid. In 1923 ontstond er discussie over de juiste locatie voor de sluis. Uiteindelijk is de sluis noordelijker gebouwd. Het wandel- en fietspad is hier aangelegd in de jaren dertig.

Luchtfoto van de Riekerpolder gezien in noordwestelijke richting, met Tuinpark ‘Ons Buiten’ en op de voorgrond het Jaagpad met de sportvelden van ‘Famos’; 28 september 1937. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Riekerweg en Ons Buiten
Even verderop takt sinds 1936 naar rechts de Riekerweg af. Deze leidt naar de hoofdingang van het tuinpark ‘Ons Buiten’. Dit werd hier in 1927 aangelegd, nadat het van zijn oude locatie in de Baarsjespolder moest verdwijnen voor woningbouw. Van het oorspronkelijke tuinpark resteert nog ongeveer de helft, de noordelijke helft verdween voor het dijklichaam van de snelweg. Als compensatie is het tuinpark toen iets verder naar het westen uitgebreid. Vanaf het Jaagpad is het tuinpark niet toegankelijk en ook nauwelijks zichtbaar. Er ligt een dichtbegroeid bosperceel dat hier sinds de jaren zestig spontaan is gegroeid, het zogenaamde ‘Jaagpadbos’.

Sportvelden en verenigingsgebouw van ‘Famos’ aan het Jaagpad 129. Op de achtergrond de Ringspoordijk; juli 1932. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Sportvelden Famos
Voorheen lagen ten zuiden van het tuinpark vanaf 1922 sportvelden van de ‘Famos’ (Federatie Amsterdamse Middelbare scholieren voor Ontspanning en Sport), adres Jaagpad 129. Vanaf 1923 stond er ook een verenigingsgebouw. In 1925 kwam er een botenhuis bij en werden er tennisvelden aangelegd. Zij zijn begin jaren zestig verhuisd naar een modern sportpark elders. Het terrein is in 1962 opgespoten en verder verwilderd. Vervolgens is er een wilgenbos gegroeid.

Luchtfoto van de Nieuwe Meer gezien in noordoostelijke richting. Links het Jaagpad, op het water veel zeilboten; 13 juni 1948. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Weids uitzicht
Aan de linkerkant is er een weids uitzicht op de Nieuwe Meer. Bij alle weersomstandigheden is het mooi. Bij goed zomerweer wordt er ook veel gezeild. De zeilsport is hier al in de eerste decennia van de 20e eeuw populair geworden. Aan de oost- en zuidoostkant van het water liggen diverse jachthavens. Tegenwoordig wordt er niet alleen op ‘klassieke wijze’ gezeild, maar ook met de surfplank. Het aantal motorboten is echter de laatste jaren groter geworden dan het aantal zeiljachten.

Uitsnede van een kaart van het Hoogheemraadschap Rijnland uit 1746, met de Nieuwe Meer en de Slooter Polder Kade (later Jaagpad). Duidelijk zichtbaar de grenzen van de Sloterban (geel), met een ‘Ton’ in de ban van Nieuwer-Amstel aan de noordelijke oever van het water.

Zuidgrens van Sloten
Sinds de instelling van de gemeente Sloten in 1816 was de Nieuwe Meer de zuidelijke begrenzing. Op oude kaarten uit de 17e en 18e eeuw is te zien dat een deel van de Sloterban zich uitstrekte ten zuiden van de Nieuwe Meer, ten noorden van de Koenenkade, wat de grens met Rietwijkeroord (Ryckeroord) was. Daarentegen lag er ook een stukje van Nieuwer-Amstel ten noorden van de Nieuwe Meer. Ongeveer waar het Jaagpad nu in noordelijke richting afbuigt lag een stukje Nieuwer-Amstel, met daarin een ton, t.b.v. de scheepvaart.

Het bankje van Jac.P. (Jacobus Pieter Thijsse), geplaatst door de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’. Foto: Erik Swierstra; 22 augustus 2020.

Jac. P. Thijsse
De bekende schrijver, onderwijzer en natuurbeschermer Jacobus Pieter Thijsse (1865-1945) was in het begin van de 20e eeuw al een liefhebber van de Nieuwe Meer en de oeverlanden daarvan. Hij was gecharmeerd van de weidse uitzichten en de bloempracht in de bermen van het Jaagpad. In het Algemeen Handelsblad van 5 januari 1908 beschreef hij in een artikel over de ‘Parkenquaestie’: “Op deze manier krijgen we, zonder goote onkosten niet een park, maar een parklandschap met het Nieuwe Meer als centrale waterpartij”. Hij wordt ook wel beschouwd als geestelijk vader van het Amsterdamse Bos en De Oeverlanden.

In ‘De Groene Amsterdammer’ van 23 maart 1923 beschreef hij de schoonheid van dit gebied en pleitte voor het behoud. Dit onder andere naar aanleiding van de plannen voor de aanleg van een schutsluis in de Nieuwe Meer, die uiteindelijk, zoals Thijsse ook bepleitte, noordwestelijker, bij het uiteinde van de Schinkel werd aangelegd. Ter herinnering aan deze pionier in de natuurbescherming staat er langs de oever ‘Het bankje van Jac. P’. Dit is hier geplaatst door de Vereniging ‘De Oeverlanden Blijven’.

* Zie ook artikel: Het Nieuwe Meer

Uitsnede van een gemeentelijke kaart uit 1930 van de Nieuwe Meer met aan de noordkant het Jaagpad, met links Café ‘Meerzicht’ en de uitwatering van de Riekermolen, rechts daar van het Kruithuis met woning aan Jaagpad 200-201, rechts in het midden het Tuinpark ‘Ons Buiten’ en daarnaast de sportvelden van ‘Famos’. De grijze boog is de Ringspoordijk.

Jaagpad 160 met het gemaal van de Riekerpolder; 26 februari 1975. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Einde van het Jaagpad
Het Jaagpad maakt enkele lichte bochten en na een lang recht stuk buigt het pad naar rechts en gaat over in de Riekerweg. Aan de rechterkant staat sinds de jaren vijftig het Riekergemaal, adres Jaagpad 160. Dit zorgt voor de bemaling van het overgebleven deel van de Riekerpolder. Voorbij dit gemaal liep het Jaagpad tot 1956 rechtdoor, waar nu een grote watervlakte is. Door het graven van deze plas is de lengte van het Jaagpad met een derde bekort. Voordat het plan voor de aanleg van de zandwinningsplas er kwam was er in het Algemeen Uitbreidings Plan van 1935 aanvankelijk sprake van dat langs de noordelijke oever sportvelden en volkstuinen zouden komen. Deze moesten met de wijziging van het AUP in 1950 plaatsmaken voor de uitbreiding van de Nieuwe Meer.

Het ontwerp van een grondsluis aan het Nieuwe Meer, met in de grijze arcering de afgraving t.b.v. de zandwinning in de Riekerpolder, waardoor de NIeuwe Meer twee keer zo groot werd; circa 1952.

Riekerplas
Tussen 1954 en 1956 werd een flink stuk van het polderland van de Riekerpolder vergraven tot Riekerplas. Dit ten behoeve van de zandwinning voor het opspuiten van de tuinstad Osdorp. Door de zandwinning heeft de plas een diepte van zo’n dertig meter gekregen. Door het weggraven van het oude Jaagpad is de Riekerplas onderdeel van de Nieuwe Meer geworden. In de zomermaanden wordt hier veel met surfplanken gezeild.

* Zie ook artikel: De geschiedenis van de Oeverlanden

Café ‘Meerzicht’ (ook wel Café Opoe’) aan het Jaagpad nr. 241. In de verte het huis Jaagpad 200-201; 1922. Foto: J. van Eck – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het verdwenen Jaagpad
Langs het nu in het water verdwenen Jaagpad stonden nog diverse huizen. Het dichtst bij het huidige gemaal stond ongeveer 400 meter naar het westen het ‘Het Kruithuis’, het adres was Jaagpad 200-201 (voorheen A390). Hierachter lagen militaire magazijnen, die vermomd waren als boerderij. Er was een smalspoortje voor transport van materialen naar de oever met een steiger.

* Zie ook artikel: Herinneringen aan Jaagpad nr. 200 bij de Nieuwe Meer

* Zie ook artikel: Herinneringen aan het witte huisje aan Jaagpad nr. 220

Circa 250 meter naar het westen kwam er uit noordelijke richting uit de polder een uitwateringsloot, met daarover een voetgangersbrugje. Dit was het ‘derde brugje’ in het Jaagpad. Hierlangs werd het water vanaf de Riekermolen uitgepompt in de Nieuwe Meer.

Uitsnede van een Minuutplan uit 1820 met de Nieuwe Meer en het Jaagpad aan de noordelijke oever. Linksboven de Riekermolen met de uitwatering.

De Riekermolen, ten noorden van het Jaagpad, gezien naar de Sloterweg. Foto: J. van Eck – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Riekermolen
In 1636 werd door Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Rijnland aan de inwoners van Sloten, de Vrije Geer en Rieck vergunning verleend om hun landen te bepolderen en te bemalen met een “bequame achtkante wint watermolen”. De toen gebouwde Bovenwegsmolen, afgebrand en herbouwd in 1893, bemaalde de polder op windkracht tot de bouw van een motorgemaal naast de molen in 1932. In de loop van de 19e eeuw werd de polder en de molen ook Riekerpolder en Riekermolen genoemd, naar de aan de westzijde gelegen polder Rieck, die halverwege de 19e eeuw goeddeels door het Haarlemmermeer was verzwolgen. De polder, Sloter Bovenwegs Polder, Sloterbuitenpolder of Riekerpolder genaamd had een oppvervlakte van circa 395 hectare.

De Riekermolen staat sinds 1961 aan de Amstel bij de Kalfjeslaan. Foto: Erik Swierstra; 7 april 2020.

Toen de molen werd gebouwd stond deze op de polderkade langs de Nieuwe Meer. Na aanleg van het Jaagpad in de 19e eeuw kwam de polderkade een stuk zuidelijker te liggen, daardoor stond de molen ruim 300 meter ten noorden van het Jaagpad.

De schepradmolen werd vervijzeld in 1871 (scheprad vervangen door vijzel) en bleef in gebruik tot 1932, toen er naast een motorgemaaltje met een ruwoliemotor met centrifugaalpomp werd geplaatst. De molen werd als reserve achter de hand gehouden. Het gemaal werd aangedreven door een ruwolie-centrifugaalpomp. De architect was W.C. & K. de Wit.

De Riekermolen heeft hier ruim drie eeuwen gestaan, van 1636 tot 1956. Voor het vergraven van de Riekerpolder moest de molen verdwijnen. De goed onderhouden molen werd echter niet gesloopt, de gedemonteerde onderdelen werden vijf jaar later, in 1961, herbouwd aan de Amstel bij de Kalfjeslaan. De Riekermolen is hier nog steeds te bewonderen. Het gemaal aan de Riekerweg heeft de functie overgenomen van de vroegere Riekermolen. De Riekerpolder is in 1963 opgeheven als zelfstandig waterschap. Het adres van de Riekermolen werd aangeduid met A356. Als de Riekermolen er nu nog zou staan, zou hij midden in de Nieuwe Meer staan, ongeveer halverwege de route van de veerboot die ’s zomers over de Nieuwe Meer vaart.

* Zie ook artikel: Wat er nog rest van de Riekerpolder

Café ‘Meerzicht’ (ook wel Café ‘Opoe’), het oude gebouw aan het Jaagpad, gezien in zuidelijke richting naar de Nieuwe Meer; 1922. Foto: J. van Eck – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het nieuwe gebouw uit 1937 van Café ‘Meerzicht’ gezien in zuidelijke richting naar de Nieuwe Meer; jaren dertig. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Café Opoe
Nabij de uitwatering stond vanaf halverwege de 19e eeuw ‘Café Meerzicht’, ook ‘Café Opoe’ genoemd, het adres was Jaagpad 241 (voorheen A394). De bijnaam was ontleend aan de beheerster, Cornelia Jongbloed. In 1937 werd het oude kleine gebouw, na te zijn afgebrand, vervangen door nieuwbouw met twee etages. Voor de wandelaars langs de oever van de Nieuwe Meer was dit een geliefde uitspanning met een mooi uitzicht op de polder Meerzicht aan de overkant, nu onderdeel van het Amsterdamse Bos. In de zomer van 1956 was het voor het laatst open. Ook dit café moest wijken voor de zandwinning.

* Zie ook artikel: Het Jaagpad, Café Opoe

Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder gezien in oostelijke richting, met overzetveer naar het Jaagpad; juni 1953. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder
Het Jaagpad liep nog 300 meter door tot aan de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Hier was een pontveer naar de overkant. Er naast lag nog een klein pontje, waar voetgangers konden worden overgezet naar de Nieuwe Meerdijk. Van hieraf kon je rechtsaf naar Badhoevedorp of linksaf in de richting van Schiphol gaan.

Erik Swierstra, augustus 2020
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

Informatie is ontleend aan
* het blad ‘Oever’ , van de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’, zie ook: www.oeverlanden.nl/archief/
* de beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, zie ook: www.archief.amsterdam/beeldbank/
* de cultuurhistorische verkenning van het gebied groot amsterdamse bos; november 2017

Zie ook:
* www.slotenoudosdorp.nl/de-geschiedenis-van-de-oeverlanden/
* www.slotenoudosdorp.nl/het-nieuwe-meer/

Luchtfoto van de Nieuwe Meer en omgeving gezien in noordoostelijke richting. Links boven de Ringspoordijk. Lins van de Nieuwe Meer het Jaagpad. Onderaan de Ringvaart; 5 juni 1931. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Beelden van het Jaagpad ’toen en nu’

Oever van de Schinkel bij de Sloterweg, waar deze naar het westen afbuigt, gezien in zuidelijke richting. In het midden ‘Huis te Vraag’, links de Schinkel; 19e eeuw. Tekening: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De Schinkel gezien in zuidelijke richting op de plek waar de Rijnsburgstraat (voor 1973 Sloterweg) afbuigt naar het zuidwesten richting Sloten. Foto: Erik Swierstra; 22 augustus 2020.

Hoek van de Sloterweg 33 en het begin van het Jaagpad met de huisnummers 1-4; 1922. Foto: J. van Eck – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het begin van het Jaagpad bij de Rijnsburgstraat (voor 1973: Sloterweg). Links het kantoorgebouw de Schinkel, op de plaats waar tot 1890 Huis ’te Vraag’ stond. Rechts de begraafplaats Huis ’te Vraag’. Foto: Erik Swierstra; 22 augustus 2020.

Jaagpad langs de Schinkel, met links in de verte de Begraafplaats ‘Huis te Vraag’. Rechts in de verte de tramremise; 1922. Foto: J. van Eck – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Jaagpad gezien in noordelijke richting, met rechts woonarken in de Schinkel. Op de achtergrond het kantoorgebouw de ‘Schinkel’, links daarvan begraafplaats ‘Huis te Vraag’; 10 oktober 1974. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Jaagpad met het ’tweede brugje’, gezien naar de Schinkel in oostelijke richting; 1922. Foto: J. van Eck – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De blauw geschilderde ophaalbrug in het Jaagpad over de Riekerhaven uit 1950, naar ontwerp van Piet Kramer. Hier lag vroeger het ’tweede brugje’. Foto: Erik Swierstra; 13 juni 2020.

Jaagpad met het ’tweede brugje’, gezien in noordelijke richting. Rechts de Schinkel met zeilschip; 1910. Foto: Bernard F. Eilers – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De Schinkel gezien vanaf de Nieuwe Meersluis naar het noorden, met aan beide oevers woonarken. Foto: Erik Swierstra; 22 augustus 2020.

De nog jonge Nieuwe Meersluis, gezien in noordelijke richting met drie personenschepen. Geheel links het Jaagpad. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De Nieuwe Meersluis met oude en moderne bedieningspost. Foto: Erik Swierstra; 22 augustus 2020.

Jaagpad bij de nog nieuwe bruggen in de Ringweg-Zuid over de Schinkel; 26 februari 1975. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De Schinkelbrug in de Ringweg-Zuid over het Jaagpad vormt een soort stadspoort vanaf de Nieuwe Meer. Foto: Erik Swierstra; 22 augustus 2020.

Wegens brandstofschaarste gesloopte bank aan het Jaagpad. In de verte links het gebouw van ‘Famos’, in het midden de Uitspanning ‘Bella Vista’, adres Jaagpad 123. Erachter de Ringspoordijk; 1945. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het Jaagpad bij de Schinkelbrug, die ligt op de plek van de vroegere Ringspoordijk. Links stond tot de jaren zestig de Uitspanning ‘Bella Vista’. Foto: Erik Swierstra; 21 augustus 2020.

Het Jaagpad langs de Nieuwe Meer met zeilboten, gezien in oostelijke richting, met nieuw geasfalteerd fiets- en wandelpad; juli 1939. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het Jaagpad langs de Nieuwe Meer met weids uitzicht en Hollandse wolkenlucht, gezien naar het oosten. Foto: Erik Swierstra; 22 augustus 2020.

Jaagpad met bankje, gezien in westelijke richting; 26 februari 1975. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het Jaagpad langs de Nieuwe Meer met weids uitzicht en Hollandse wolkenlucht, gezien naar het westen. Foto: Erik Swierstra; 22 augustus 2020.

De Riekermolen, met zicht in noordelijke richting op de Riekerpolder. In de verte de Sloterweg en links het dorp Sloten; 1922. Foto: J. van Eck – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De Riekermolen staat sinds 1961 aan de Amstel bij de Kalfjeslaan. Foto: Erik Swierstra; 7 april 2020.

Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder gezien in oostelijke richting, met overzetveer naar het Jaagpad; juni 1953. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De aansluiting van de Nieuwe Meer op de Ringvaart van de Haarlemmermeer, gezien vanaf de Nieuwe Meerdijk in oostelijke richting. Aan de overkant was tot in de jaren vijftig het einde van het Jaagpad, met een overzetveer. Foto: Erik Swierstra; 5 april 2020.

Dit artikel als pdf-bestand: Het Jaagpad langs de Schinkel en Nieuwe Meer.pdf

Katholieke kerk werd gesloopt, begraafplaats bleef

In de weilanden achter Osdorp ligt de grafkelder van de familie Deckers. De bijzondere rustplaats wordt eindelijk een gemeentelijk monument.

Door: Patrick Meershoek – Het Parool; 6 maart 2018.

De grafkelder in Osdorp is al die tijd in gebruik gebleven door de familie Decker. Vorig jaar werd er nog een familielid begraven. Beeld Dingena Mol.

Game of Thrones in Osdorp. In de weilanden naast de Osdorperweg ligt onder een knoestige boom een kleine begraafplaats met een tiental verweerde stenen, overblijfselen uit de negentiende eeuw, toen op dezelfde plek een kleine kerk stond waar katholieken ongehinderd ter kerke konden gaan.

De kerk werd kort na de vorige eeuwwisseling afgebroken, maar de begraafplaats bleef al die jaren op dezelfde plek liggen, met als pronkstuk de grafkelder uit 1878 van de familie Deckers uit Heemstede.

Een magnifiek beeldhouwwerk, zegt Margriet de Roever over de fraai versierde grafkelder in de weilanden. De Roever is deskundige op het gebied van funerair erfgoed, deed uitgebreid onderzoek naar begraafplaatsen in Amsterdam en dook ook in de geschiedenis van de kleine grafheuvel in Osdorp.

“Het familiegraf is gemaakt door Johannes Schumaker, een beroemde steenhouwer uit Den Bosch. Dit is het enige grafmonument van zijn hand boven de grote rivieren. We moeten daar echt ontzettend zuinig op zijn.”

Dat is precies de bedoeling van het stadsdeel Nieuw-West, dat al enkele jaren geleden het voornemen uitsprak de grafheuvel tot gemeentelijk monument uit te roepen. 

Dat leidde echter tot verzet van de katholieke parochie in Halfweg, de eigenaar van de grond. Die speelde met de gedachte de graven naar Halfweg te verhuizen en de grond voor veel geld te verkopen.

Buitenveldert en Bilderdijkpark
Dat plan is nu helemaal van tafel, met dank aan de nazaten van de familie Deckers die eigenaar zijn van de grafkelder en er niet over piekerden hun voorouders postuum naar een nieuwe rustplaats te verkassen. 

De eerste bewoner van het familiegraf was Aleide Deckers-Schaar, die er na haar overlijden op 36-jarige leeftijd op 14 februari 1878 in werd begraven. Haar echtgenoot Alphonse volgde haar in 1909.

De Roever prijst de begraafplaats als een waardevolle herinnering aan de godsdiensthistorie in Amsterdam en omstreken. Na de reformatie was het katholieken niet toegestaan nieuwe begraafplaatsen in de stad aan te leggen.

Een nieuwe wet in 1830 bracht daar verandering in, en in korte tijd verschenen katholieke kerkhoven in het huidige Buitenveldert en bij het huidige Bilderdijkpark.

In Osdorp ondernam de pastoor van de Pancratiuskerk vanaf 1845 ook stappen om een begraafplaats te realiseren. Het plaatselijke bestuur wist dat nog tien jaar tegen te houden, maar in 1854 werd het kerkhof alsnog in gebruik genomen.

Na de drooglegging van de Akerpolder en de Osdorperpolder groeide de bevolking snel. Architect Jan Stuyt kreeg opdracht een nieuw kerkgebouw neer te zetten in het nabijgelegen Sloten, waarna de kerk in Osdorp werd afgebroken.

Geweldige neus voor wijn
Opmerkelijk is dat ook na de afbraak van de kerk de graftombe van de familie Deckers in gebruik bleef. Aleide en Alphonse kregen gezelschap van hun kinderen Isabella, Johannes en Maria en als laatste hun kleindochter Mieke, die in 1969 werd bijgezet. 

Daarna bleef het halve eeuw rustig, tot vorig jaar de politiek filosoof Jeroen Buve na zijn overlijden in zijn woonplaats Deventer naar Osdorp werd overgebracht om tussen de weilanden zijn laatste rustplaats te vinden.

Buve was de kleinzoon van Mieke, vertelt zoon Sybrand. “Mijn vader was erg gesteld op zijn grootmoeder, vandaar de wens om in het graf van zijn voorouders te worden bijgezet.”

Dat gebeurde in september, in het bijzijn van Philippe Bär, oud-bisschop van Rotterdam, met wie Buve goed bevriend was. Sybrand Buve spreekt van een indrukwekkende uitvaart, met ‘enkele toespraken te velde’ en een uitgebreide nabeschouwing in de nabijgelegen brouwerij De Zeven Deugden.

Op het familiewapen van de Deckers staat een koe, maar het geslacht maakte zijn fortuin in de wijnhandel, zegt Sybrand Buve. “Het was katholieke bourgeoisie. Volgens de overlevering ging de overgrootmoeder van mijn vader als twaalfjarig meisje met haar vader mee naar Frankrijk omdat zij een geweldige neus had voor goede wijn. Als zij knikte, werd de wijn aangekocht.” 

Over de vraag of hij ook in Osdorp wil eindigen, heeft Sybrand Buve nog niet nagedacht. “Het zou fantastisch zijn als er iets omheen kan worden aangelegd. Een mooi park. Het zou zonde zijn als ze de boel zouden volbouwen.”

Van: www.parool.nl/nieuws/katholieke-kerk-werd-gesloopt-begraafplaats-bleef~bcdb4271/

 

Oneindig Noord-Holland lanceert historische kalender

Kalender is een ontdekkingstocht door het verleden van de provincie

Ook diverse gebeurtenissen in de vroegere gemeente Sloten komen voor in de kalender.

Oneindig Noord-Holland heeft er sinds kort een nieuwe rubriek bij: een uitgebreide historische kalender van onze provincie. Op de kalender kun je per dag zien wat er in het verleden gebeurd is.

De afgelopen maanden heeft de redactie van Oneindig Noord-Holland achter de schermen gewerkt aan het verzamelen van historische gebeurtenissen uit de provincie. Het resultaat mag er zijn. Sinds kort kun je in onze nieuwe kalender zien wat er per dag in het verleden gebeurd is.

Denk aan de overstroming van West-Friesland (5 november 1675), de arrestatie van verzetsheldin Hannie Schaft (21 maart 1945) of Alkmaar ontzet (8 oktober 1573). Ook data aangedragen door de Provincie Noord-Holland, verschillende musea en historische verenigingen zijn in de kalender verwerkt.

Benieuwd wat er vandaag in het verleden is gebeurd? Je kunt hier een kijkje nemen in de historische kalender. Elke keer als je de kalender opent, krijg je bovendien nieuwe gebeurtenissen te zien. Op sommige dagen is door de eeuwen heen immers meer gebeurd dan op andere. Zo is de kalender bij elk bezoek weer anders.

Waar je op sommige dagen meerdere gebeurtenissen kunt vinden, zijn andere dagen in de kalender juist nog leeg. Omdat we willen dat het een kalender van en voor alle Noord-Hollanders wordt, roepen we iedereen op suggesties aan te dragen. Stuur jouw datum uit het verleden op naar redactie@onh.nl, dan zorgen wij dat hij straks in de kalender te zien is.

Zie ook: www.onh.nl – kalender Oneindig Noord-Holland