Geschiedenis

Concordia Inter Nos

Concordia Inter Nos was een woningbouwvereniging die aan het begin van de 20e eeuw werd opgericht in de voormalige gemeente Sloten om in Osdorp betaalbare en degelijke arbeiderswoningen te bouwen voor veenarbeiders en landarbeiders.

Het woningbezit werd in 1958 overgedragen aan de gemeente Amsterdam, waarna de vereniging werd geliquideerd.

Osdorperweg 778 – 772; juni 1937. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Osdorperweg 846 – 840. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Sociale woningbouw
Sociale woningbouw leek landelijk mogelijk geworden door invoering van de Woningwet in 1902. Sindsdien konden erkende instellingen die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam waren, aanspraak maken op financiële steun van de rijksoverheid voor de bouw van woningwetwoningen. In vele gemeenten werden verenigingen opgericht om aanspraak te kunnen maken op deze rijksvoorschotten. Bij Koninklijk Besluit werd de vereniging op 14 maart 1919 toegelaten in de zin van de Woningwet. De vereniging Concordia Inter Nos maakte plannen voor de bouw van 28 woningen aan de Osdorperweg, verspreid over zeven blokken van vier arbeiderswoningen.

Osdorperweg 728 – 734. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Osdorperweg 728 – 734. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het Rijk verleende hiervoor een voorschot van 12.000 gulden voor de grond en een van 170.000 gulden voor de bouw. In 1921 werden de woningen opgeleverd en waren ze gereed voor de verhuur. Inmiddels was de gemeente Sloten op 1 januari van dat jaar geannexeerd door de gemeente Amsterdam.

Verkoop
Woningbouwvereeniging Concordia Inter Nos beheerde en exploiteerde slechts 28 woningen in Osdorp. De veenderswoningen waren niet groter dan circa 76 m2, en beschikten niet over een doucheruimte.

Toen de bestuursleden van de kleine woningbouwvereniging medio jaren 50 worstelden met allerlei beheersproblemen, bleek dit voor het bestuur aanleiding om de woningen aan te bieden aan de Gemeentelijke Woningdienst Amsterdam. In 1958 kreeg dit zijn beslag.

De Osdorperweg uit de lucht gezien. In het midden de huizen 762 – 778. Rechts daarvan de nog bestaande stolpboerderij op nr. 756; 25 april 1973. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Renovatie
In 1985 startten gesprekken tussen de bewonerscommissie en het Woningbedrijf Westelijke Tuinsteden over een verbeteringsprogramma voor de woningen. De bewoners wilden niet akkoord gaan met de huurverhoging die uit het plan voortvloeide. Vervolgens werd overgestapt op een plan voor groot onderhoud, dat een tekort opleverde van 250.000 gulden, waar het gemeentebestuur desalniettemin in 1987 mee instemde.

Osdorperweg 762 – 778. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Osdorperweg 942 – 930. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Tijdens de verdere uitwerking van het plan werd de fundering van de woningen nader onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat deze was verrot; de woningen rustten niet of nauwelijks meer op de palen. Herstel van de fundering maakte de totale verbouwkosten te hoog.

Terugkeer
Deze stijging kon niet in de huren worden doorberekend. Bovendien werd renovatie dan duurder dan vervangende nieuwbouw, en zou in dat geval voor alle bewoners herplaatsing noodzakelijk zijn. Na de nodige discussie en bemiddeling tussen het Woningbedrijf en de huurders gingen de bewoners akkoord met sloop en vervangende nieuwbouw, mits zij allemaal konden terugkeren in de nieuwe woningen op deze plek.

De huizen Osdorperweg 848 – 840, tegenover de Raasdorperweg, waren de laatste nog overgebleven oorspronkelijke woningen. Hier werd later het viaduct van de Westrandweg gebouwd. De al leegstaande huizen kort voor de sloop; 25 juni 2003. Foto: Erik Swierstra.

Sloop en nieuwbouw
Na sloop van de 28 woningen werden in 1991 in totaal 28 woningen teruggebouwd aan de Osdorperweg: 24 woningen met stadsvernieuwingshuren en vier premie-A koopwoningen. De bewoners en de stadsdeelraad Osdorp konden zich hiermee verenigen. In verband met de aanleg van de Westrandweg kon één blokje van vier woningen niet op dezelfde plaats worden teruggebouwd. Daarom werd dit blokje op een nog onbebouwde kavel iets noordelijker hiervan gebouwd, nl. de koopwoningen met de huisnrs. 900-906.

De uit 1990 daterende nieuwbouwwoningen Osdorperweg 762 – 778 op 21 april 2012. Foto: A. Bakker, Wikimedia Commons.

De uit 1990 daterende nieuwbouwwoningen Osdorperweg 768 – 762 op 21 april 2012. Foto: A. Bakker, Wikimedia Commons.

Woningcorporatie
Het Gemeentelijk Woningbedrijf Amsterdam werd in 1994 geprivatiseerd in de Stichting Het Woningbedrijf Amsterdam. Tussen 2004 en 2014 fuseerde deze stichting met woningcorporaties in Amsterdam, Almere, Haarlem, Haarlemmermeer, Noord-Kennemerland en Weesp tot de huidige Stichting Ymere, waardoor een van de grootste woningcorporaties van Nederland ontstond. De woningen op deze plek werden daardoor sindsdien verhuurd door deze woningcorporatie. Enkele huurwoningen zijn inmiddels verkocht.

Bronnen, noten en/of referenties
Het begint met wonen : Ymere – wonen, leven, groeien, Uitgeverij THOTH Bussum, Amsterdam 2008

Dit artikel is overgenomen van Wikipedia – juli 2020.
Zie ook: https://nl.wikipedia.org/wiki/Concordia_Inter_Nos

Annexatie verhindert dorpsuitbreiding Sloten

Plan voor nieuwbouwwijk met 135 woningen

Het had niet veel gescheeld, of de dorpskern van Sloten was 100 jaar geleden aan de oostzijde uitgebreid met een woonwijk met 135 woningen. Om dat doel te bereiken werd in 1919 speciaal daarvoor  de ‘Woningbouwvereeniging Sloten’ opgericht. Deze stelde zich ten doel om een compacte wijk met 135 laagbouwwoningen te bouwen op het terrein aan de noordzijde van de Sloterweg tussen Ditlaar en huisnummer 1104. Dat het plan drie jaar later moest worden afgeblazen had niet alleen te maken met de veranderde subsidieregeling voor sociale woningbouw, maar vooral omdat Amsterdam heel andere regels stelde aan deze nieuwbouw dan de voormalige gemeente Sloten vóór de annexatie op 1 januari 1921.

Boerderij Rijnhof aan de Sloterweg 1148-1142 in de jaren vijftig. Als het plan voor het ‘Tuindorp Sloten’ zou zijn gerealiseerd, zou zich dat bevinden achter de bomen aan de rechterzijde. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Onthullend archief geopend
Bij de opheffing van de St. Jozefschool in Sloten in 1988 kwam min of meer toevallig het archief van de ‘Woningbouwvereeniging Sloten’ boven tafel. Het pakket betreft de periode december 1919 tot en met februari 1923.

De archiefstukken bevatten de unieke en wellicht thans geheel vergeten historie van de woningbouwplannen die in deze ruim drie jaar werden nagestreefd op de weilanden ten oosten van de dorpskern van Sloten.

Hoe had het dorp Sloten er uitgezien als deze plannen wél waren doorgegaan? Lees deze boeiende historie van de plannenmakers uit het Sloten van 100 jaar terug, met drie dorpsnotabelen in de hoofdrol waarvan schoolhoofd H.J. Schuss als secretaris o.a. borg heeft gestaan voor het veilig stellen van dit complete en onthullende archief.

Theo Durenkamp, 1 juli 2020.

Voor de uitgebreidere versie van dit artikel, met meer illustraties en ook de geschiedenis van de ‘Woningbouwvereeniging Sloten’, zie: www.theodurenkamp.nl/artikelen-1/annexatie-verhindert-dorpsuitbreiding-sloten

 

‘Woningbouwvereeniging Sloten’

Vanaf de ontdekking van dit archief in 1988 hebben deze stukken als het ware liggen wachten op openbaring. En nu, na 32 jaar is het dan zo ver om deze gegevens en hun tekeningen van 100 jaar geleden te openbaren.

Na bestudering van al het materiaal ontvouwde zich het verhaal van een te bouwen woonwijk die er nooit kwam. Was hij er wél gekomen, dan was het nu wellicht een gemeentelijk monument. En dan waren de huizen aan de binnenzijde vast en zeker  aangepast aan de huidige eisen. En wie weet was er dan nog wel tenminste één woning waarvan de ‘kamer-en-suite’  niet was doorgebroken, alleen maar omdat de bewoners die oude sfeer juist wilden bewaren. Het heeft echter niet zo mogen zijn. Op nagenoeg hetzelfde oppervlak staat nu nieuwbouw die vanuit de stad tegen het dorp is uitgerold. En langs de Sloterweg staan nu huizen die na 1923 zijn gebouwd op de weilanden ter weerszijden van boerderij Rijnhof die later zelf ook van gedaante is veranderd, maar nog steeds met zijn voorgevel dusdanig naar voren staat dat het verkeer er ook nù nog met een flauwe bocht om heen moet, net als 100 jaar geleden…

Woningbouwvereniging van start
Op 17 december 1919 werd de ‘Woningbouwvereeniging Sloten’ opgericht die vervolgens op 10 februari 1920 koninklijke goedkeuring verkreeg. De statuten vermelden dat de vereniging in het belang van de verbetering van de volkshuisvesting werkzaam wil zijn. Het bestuur van de vereniging, die 8 leden telt, bestaat uit drie dorpsnotabelen:
– dokter L.A. Faber Jr. als voorzitter, wonend Sloten A 249 (thans Sloterweg 1301),
– schoolhoofd H.J. Schuss als secretaris, wonend Sloten A 173 (thans Sloterweg 1190), en
– makelaar C. Onkenhout als penningmeester, wonend Sloten A 157 (thans Sloterweg 1199).

In een brief van 10 maart 1920 laten de architecten Jan Gratama en Gerrit Versteeg weten mee te willen werken aan het plan door het leveren van alle tekeningen en bescheiden die nodig zijn voor het verkrijgen van regeringssteun. Hun brief eindigt met de zin: “Honorarium hiervoor geschat op ƒ 500.- uit te betalen wanneer de bouw onverhoopt niet doorgaat, mits de kas uwer vereeniging dit toelaat.” Dat laatste is niet voor niets een veilige toevoeging, want het avontuur voor een nieuw te bouwen woonwijk blijkt niet over rozen te gaan…

Voortvarend ontwerp
Al binnen een half jaar nadat beide architecten de opdracht hebben aanvaard (maart 1920) ligt er een compleet pakket aan bouwtekeningen. Het gaat dan om zowel de diverse plattegronden van het terrein waarop gebouwd gaat worden als de tekeningen van de vier verschillende types huizen, elk met voor-, achter- en zijaanzicht en hun plattegronden van beide verdiepingen.

Het nieuwbouwproject zoals dat was gesitueerd aan de oostzijde van de dorpskern van Sloten. De architecten zijn zo vrij geweest ook alvast de nodige ontsluitingswegen in te tekenen aan de noordzijde van de dorpskern, waaronder een zijweg van de Sloterweg over het perceel van Bakkerij Griffioen, toen de nummers 1208 t/m 1212 nog onbebouwd waren.

De locatie waar het nieuwe ‘Tuindorp Sloten’ gebouwd zou moeten worden, ten oosten van Boerderij Rijnhof aan de Sloterweg.

Sloten krijgt ‘Amsterdamse Schoolstijl’
Jan Gratama is met name bekend om zijn ontwerpen voor woonblokken in Betondorp, de Olympiabuurt en de Transvaalbuurt. Tussen 1914 en 1930 werkte hij veel samen met Gerrit Versteeg en had hij een positie in diverse schoonheidscommissies in Amsterdam. Vanuit die positie én als voorzitter van Architectura et Amicitia had hij een enorme invloed op de invulling van de nieuw te bouwen wijken in Amsterdam. Gratama was het ook die de term ‘Amsterdamse School‘ als eerste gebruikte voor deze zo bekend geworden architectonische bouwstijl. Zijn opvatting over een woningontwerp vinden we dan ook duidelijk terug in de ontwerptekeningen voor deze in Sloten te bouwen arbeiderswoningen, zoals ze worden aangeduid. De hele wijk is gebaseerd op het typische ontwerp dat zo kenmerkend is voor de jaren 20: een dakpartij die laag begint en via een knik hoog doorloopt met onder het midden van de dakhoogte een minimale dakkapel voor de slaapkamerramen.
Eén van de vier woningtypes die gepland staan als rijtjeswoning of twee onder één kap.

Geen badkamer
De 135 woningen zijn verdeeld over 4 verschillende woningtypes die weinig van elkaar afwijken: op de begane grond een dubbele woonkamer met schuifdeuren (‘kamer-en-suite’), keuken en toilet, op de verdieping 3 slaapkamers en een berging. Opvallend is het ontbreken van een badkamer, voor die tijd echter heel normaal! Het huis telt slechts één kraan: in de keuken! Waren deze huizen daadwerkelijk gebouwd, dan zou de berging op de bovenverdieping later zeker zijn omgebouwd tot badkamer, zoals met dit type woningen elders inmiddels overal is gebeurd.

Grondaankoop
Het bouwterrein dat de woningbouwvereniging op het oog heeft is de grond van Slotenaar Willem van der Laan van Boerderij Rijnhof. Hij heeft zijn veehouderij op de weilanden aan de Sloterweg tussen waar nu de Ditlaar als zijweg uitkomt en het huis op nummer 1104. Zijn hele kavel bedraagt 14 ha en loopt als een langgerekt smal perceel van bijna 1 km in noordelijke richting helemaal door tot aan het water van de Slotervaart. Uit een brief van de heer Vermeer van Publieke Werken blijkt dat in eerste instantie de grondoverdracht begroot is op ƒ 106.272,-, maar later gaat hij akkoord met een bedrag van ƒ 95.000.-, hoewel ook dan nog wordt gesproken van een te hoog bedrag. In de koopakte zal daarbij de bepaling worden opgenomen dat in de aanloop naar de bouw de diverse bouwmaterialen alvast op het boerenerf mogen worden opgeslagen. Uit diezelfde brief blijkt ook dat aanvankelijk het plan bestond om boerderij Rijnhof te handhaven, wellicht ten koste van een aantal woningen. Maar de heer Vermeer van Publieke Werken schrijft “dat van de zijde der Gemeente bezwaar bestaat tegen de … voorgestelde transactie, ook omdat het behoud van een veeboerderij bij een te stichten complex woningen niet gewenscht wordt geacht.”

Plattegrond van het geplande ‘Tuindorp Sloten’, ten oosten van Boerderij Rijnhof aan de Sloterweg.

Woonwijk met school
Overigens wordt van de aangekochte grond slechts een kwart bebouwd, nl. het gedeelte dat direct grenst aan de Sloterweg. Volgens de opgeleverde plattegronden zou voor dit plan boerderij Rijnhof moeten wijken. Alle overige bebouwing was er toen nog niet. Het reeds bestaande woonhuis op 1104 wordt gespaard, maar wellicht niet van harte, want de nieuwbouwwijk wordt er a.h.w. omheen gedrapeerd. Op deze wijze beslaat het bouwterrein een breedte van 150 meter langs de noordzijde van de Sloterweg en heeft het een diepte van 225 meter.

Zo te zien hebben alle 135 woningen een kleine voortuin plus achtertuin en in het hart van het plan is zelfs een school opgenomen. Niet duidelijk is of het hier gaat om een nieuw te stichten school of dat het een vervanging betreft van de reeds bestaande openbare school. Ook is het mogelijk dat het hier gaat om een nieuw te stichten r.k. meisjesschool. Daar was nl. in deze tijd sprake van vanwege de ontwikkeling van het leerlingenaantal op de St. Jozefschool die in 1914 als nieuwgebouwde gemengde school van start ging.

Vooraanzicht van een woning in het Plan voor ‘Tuindorp Sloten’, ten oosten van Boerderij Rijnhof aan de Sloterweg.

Eerste tegenslagen 
Op 10 juni 1921 schrijft architect Jan Gratama aan de woningbouwvereniging dat hij nodig met het bestuur wil overleggen: “Er zijn belangrijke punten te bespreken, o.a. zullen de woningtypen kleiner gemaakt moeten worden in verband met de jongste circulaire van den Minister.”
Op 29 juli 1921 deelt Gratama aan de woningbouwvereniging mee dat hij bij de Gemeentelijke Woningdienst van Amsterdam heeft geïnformeerd naar de vorderingen rond de aankoop van de grond door de gemeente. Immers, sinds 1 januari 1921 heeft de Woningbouwvereeniging Sloten niet meer van doen met de Gemeente Sloten, maar met Amsterdam dat de omliggende gemeenten zojuist heeft geannexeerd. De Commissie van Bijstand is tegen de grondaankoop, de wethouder Publieke Werken vóór. Dit betekent, schat Gratama in, dat B&W aan de gemeenteraad hoogstwaarschijnlijk wel een voorstel tot aankoop zullen indienen. Maar dan volgt de domper in zijn brief:
“Zooals u echter weet, zal de Minister voorloopig geen woningbouwaanvragen meer behandelen, in verband met de 90.000 die onder handen zijn, zodat ik vermoed, dat de bouw in Sloten nog wel niet spoedig tot stand zal komen. Wij zullen echter eerst afwachten of de grond door de Gemeente aangekocht wordt of niet.”

Grondperikelen
Begin 1922 benadert ‘Woningbouwvereeniging Sloten’ de gemeente opnieuw, nu om bezwaar aan te tekenen tegen de wijze waarop de gemeente eisen stelt aan de overdracht van de grond. De gemeente vindt de gevraagde grondprijs te hoog en wil bovendien het bouwterrein namelijk flink ophogen, waardoor het project financieel onhaalbaar wordt. Namens de vereniging schrijft de secretaris, de heer Schuss:
“De plannen zijn hangende gebleven doordat Publieke Werken de prijs van den grond te hoog vond. Volgens ons inzicht was dat niet het geval. De koopprijs voor den grond was voor bouwterrein in de onmiddellijke omgeving van Amsterdam zelfs laag. Dat de grond te duur zou worden was grootendeels het gevolg daarvan dat P.W. het noodig oordeelde evenveel op te hoogen als in Amsterdam, hetgeen volgens ons inzicht hier niet alleen onnoodig, doch zelfs ongewenscht is omdat daardoor het nieuwe complex ver boven het niveau van de omringende bebouwing zou komen te liggen. De door P.W. gewenschte ophooging zou de prijs van den grond met vele honderden procenten verhoogen en op een bedrag brengen, waarbij de oorspronkelijke koopprijs geheel in het niet valt. Doordat de gemeente niet tot aankoop van den grond heeft willen overgaan zijn onze plannen tot een dood punt gekomen.”

Architect Jan Gratama laat op 5 april 1922 in een brief aan de heer Schuss weten dat de voorbereiding op de woningbouw al geruime tijd stil ligt, omdat de aanvraag tot grondaankoop nog steeds niet bij de gemeenteraad is ingediend. De reden? B&W zijn vóór aankoop, de Commissie van Bijstand is tegen. Gratama voegt er aan toe dat door de algemene stagnatie in de volkswoningbouw en in verband met de vermindering van de rijkssubsidie ook het plan Sloten voorlopig moet blijven rusten.

Annexatie: de doodsteek
Later in 1922 zet dokter Faber in een brief aan de directeur van Publieke Werken alle perikelen rond de stilstand van het bouwplan nog eens op een rij. Hij herinnert aan eerdere onderhandelingen over de overdracht van 14 ha weiland door grondeigenaar Van der Laan uit de periode van vóór de annexatie:

“Reeds voor de annexatie waren deze onderhandelingen begonnen naar aanleiding van een plan tot den bouw van 128 arbeiderswoningen in verschillende typen. Ware de annexatie niet tusschen beide gekomen, dan zou de voormalige gemeente Sloten, overtuigd van de belangrijkheid en noodzakelijkheid daarvan deze plannen zonder twijfel hebben gesteund en zouden thans de vele woningzoekenden uit het plattelandsgedeelte een behoorlijk onderdak hebben gevonden. De annexatie maakte het echter nodig dat de grond niet door de bouwvereeniging zelf werd gekocht, maar dat dit moest worden overgelaten aan Publieke Werken, omdat de bouwvereeniging alleen het voorschot kon krijgen, indien de grond door de gemeente in erfpacht werd gegeven. Het feit dat deze verplichting den aankoop uit onze handen deed geven maakt dat onze bouwvereeniging niet alleen werkeloos moet toezien, maar de vele woningzoekenden moet teleurstellen en hen moest meedeelen dat dit de gevolgen van de annexatie zijn. Waar wij van alle kanten hierover klachten krijgen, voelen wij ons genoodzaakt U te verzoeken ons te willen mededeelen in welk stadium de plannen tot aankoop zijn en zóo deze zijn verworpen welke weg wij moeten inslaan om tot de zoo noodige bouw der arbeiderswoningen te kunnen overgaan.”

Einde sociale woningbouw
Het laatste bericht van architect Gratama aan dokter Faber is zijn brief van 29 januari 1923 waarin hij meldt Willem van der Laan op bezoek te hebben gehad die kwam informeren of er nog een mogelijkheid van bouwen was.

Gratama ziet onder de huidige omstandigheden nog maar één mogelijkheid: “Ik voor mij geloof dat de eenige mogelijkheid zou bestaan in een opzet, waarbij niet gerekend wordt op geldelijke steun van Rijk en Gemeente, omdat nu in Amsterdam ook arbeiderswoningen gebouwd worden zonder steun. Dat wil dus zeggen dat de huren volledig de onkosten moeten dekken. Alvorens ik hier echter moeite voor doe, zou ik gaarne van uw Bestuur vernemen of het nog gewenscht acht, dat deze woningen op dat terrein gebouwd worden.”

Opheffing vereniging
Hiermee is duidelijk dat niet alleen de annexatie, maar nu ook nog eens het overheidsbeleid met betrekking tot sociale woningbouw geen kansen meer biedt voor gesubsidieerde woningbouw. Het laatste archiefstuk is dan ook het formulier aan de Kamer van Koophandel waarmee de opheffing van de ‘Woningbouwvereeniging Sloten’ per 2 februari 1923 definitief wordt bezegeld.

Na ruim 3 jaar plannenmakerij verdwijnt het woningbouwplan voor 135 woningen dus voorgoed in het archief. Pas zo’n 60 jaar later zou het voor het eerst weer mogelijk worden om een nieuwe woonwijk van enige omvang tegen de dorpskern aan te bouwen, maar dan aan de noordwestzijde van het dorp op een braakliggend terrein aan de Osdorperweg hoek Vrije Geer.

Van: www.theodurenkamp.nl; juli 2020.

Voor het volledige artikel met alle illustraties zie: www.theodurenkamp.nl/artikelen-1/annexatie-verhindert-dorpsuitbreiding-sloten

Onderzeeboot Sloterweg – Jan van der Veldt deed een macabere vondst

Door: Paul Kroes

Meer dan 60 jaar al markeert een rode duikboot met witte flanken het erf van de familie Van der Veldt aan de Sloterweg. Een echte blikvanger. Het piepkleine vaartuig figureerde in 1978 in een opzienbarende televisie-uitzending.

Marja van der Veldt, geboren en getogen aan de Sloterweg, keek als kind dagelijks op een rode onderzeeboot uit. Die stond op het erf en was daar kort na de Tweede Wereldoorlog komen te staan door toedoen van haar vader. Een jaar of vijftien eerder, in 1932, was Jan van der Veldt in het koetshuis naast boerderij Fenix, waar hij woonde, begonnen met het repareren van auto’s. Aan de weg plaatste hij een Texaco-benzinepomp – de Sloterweg was destijds nog een belangrijke verbindingsweg. Het bedrijf breidde zich uit. Op het hooihuis plaatste hij een niet te missen bord met het opschrift ‘GARAGE’. Hij bouwde een loods op het erf en direct na de oorlog wierp hij zich op de handel in legervoertuigen.

Hij schreef in op aanbestedingen van de overheid om achtergebleven oorlogsmaterieel te verwijderen. Van der Veldt hielp hij mee Limburgse wegen op te ruimen en kreeg de opdracht om de Waalhaven in Rotterdam schoon te maken. Daar deed hij een macabere vondst. Hij bracht een onderzeeboot boven water. Een scherp gesneden vaartuig, egaal grijs met een indrukwekkende haaienkop en kogelgaten in de romp. Het bleek een eenpersoons onderzeeboot van Duitse makelij, bekend onder de naam Biber (bever). Naar verluidt zat de piloot er nog in. De onderzeeboot kon twee torpedo’s aan zijn flanken dragen, maar die ontbraken. Afgeschoten in het oorlogsgeweld.

Al bij de eerste aanblik van de Biber moet bij hem het idee zijn ontstaan de onderzeeboot te gebruiken als blikvanger voor zijn bedrijf. Jan van der Veldt kon nogal impulsief zijn. Zo kocht hij rond 1950 samen met andere ondernemers vier mijnenvegers van de Deutsche Kriegsmarine, die hij dwars door Amsterdam naar de Ringvaart liet varen, waar ze een paar jaar aangemeerd lagen. Voor de scheepsmotoren had hij een bestemming, de schepen zijn later gesloopt. Ook reed hij een poos rond in een zwartgeverfde New Yorkse taxi die dienst had gedaan als begrafenisauto.

Cockpit
Hij bracht de onderzeeboot naar zijn erf, verwijderde de oorlogskleuren, schilderde hem in de kleuren rood en wit en schreef er zijn naam op. Op de punt van het vaartuig kwam Fenix te staan. Fenix: zoals de boerderij, die in het verleden tweemaal door brand getroffen werd en beide keren uit de as herrees. Geblakerde staanders in het hooihuis getuigden daar nog van tot de sloop van de boerderij, midden jaren zeventig. De naam Fenix was ook een eerbetoon aan de wederopbouw van naoorlogs Nederland.

Het vaartuig kreeg een prominente plek aan de weg, eerst op zijn buik in het gras, later op een sokkel. Tot op de dag van vandaag staat hij op het erf (waar nu zoon Frank van der Veldt een bedrijf heeft) – een opvallend baken. Vader Jan wilde de mini-onderzeeër beslist niet kwijt. Zijn kinderen, hun vriendjes uit de buurt en neefjes en nichtjes speelden erin.

De Biber was 8,85 meter lang, 1,57 meter breed en 1,42 meter hoog en werd in 1944 gebouwd in het Noord-Duitse Lübeck. De bestuurdersruimte was klein en benauwd. Het verblijf in de nauwe cockpit moet voor een volwassen man hoogst onaangenaam zijn geweest. Er was nauwelijks ruimte om te manoeuvreren, laat staan om te eten of te ontlasten.

Ruim 300 zijn er ingezet. De vaartuigjes hadden een actieradius van slechts twaalf zeemijl. Meestal moesten ze door andere schepen tot vlak bij de plek van actie worden gesleept. De maximale duik was twintig meter en de piloot had voor 45 minuten zuurstof. Bibers werden onder meer ingezet in de Westerschelde om vrachtschepen naar de haven van Antwerpen tot zinken te brengen, en in de Maas bij een poging de Maasbrug bij Nijmegen te saboteren.

De Duitsers hadden haast gemaakt met de productie en dat resulteerde in een inferieur vaartuig. De Biber was dan ook weinig succesvol. Twee derde van de piloten kwam om het leven, behalve door vijandelijk vuur ook door zuurstoftekort of koolmonoxidevergiftiging. Feitelijk was elke missie een Himmelfahrtskommando.

Caransa
In 1978 haalde de rode Biber aan de Sloterweg onverwacht het nieuws. Het was kort na de vrijlating van de ontvoerde Maup Caransa, een vastgoedondernemer waar Jan van der Veldt ook wel eens zaken mee deed. Journalist Henk van der Meijden kwam op het idee de helderziende Peter Hurkos samen met Caransa in een taxi te laten rondrijden om zodoende de plek op te sporen waar Caransa moest hebben vastgezeten. De rit door Amsterdam en omgeving werd rechtstreeks op televisie uitgezonden.

Op de Sloterweg liet Hurkos de auto stoppen bij het erf van Van der Veldt. Camera en lampen richtten zich op de rode onderzeeboot. Caransa was in de onderzeeboot vastgehouden, beweerde Hurkos. De uitzending was zo goed bekeken en het onderwerp had zoveel losgemaakt dat het dagenlang zwart zag van de mensen die het duikbootje met eigen ogen wilden zien. De Sloterweg raakte totaal geblokkeerd. Later verklaarde de taxichauffeur dat hij een paar dagen eerder dezelfde rit al drie keer met de helderziende gemaakt had. Hurkos verzon maar wat.

Paul Kroes schreef met Jan en Kees Loogman en Kees Schelling ‘Rond de Sloterbrug’. Dit artikel is gebaseerd op zijn verhaal over de rode onderzeeboot in dit boek. Bestellen via www.ronddesloterbrug.nl en te koop bij boekhandel Meck & Holt in Amsterdam-Osdorp en boekhandel Jaspers in Badhoevedorp.

Uit: Ons Amsterdam, mei 2020.

Van: https://onsamsterdam.nl/onderzeeboot-sloterweg-jan-van-der-veldt-deed-een-macabere-vondst

De Bronwaterleiding in de Riekerpolder

Mr. J.H. van den Hoek Ostende

Uit: Amstelodamum – januari 1970, pagina’s 9 t/m 15.

In mijn artikel over boringen naar drinkwater in Amsterdam (1) schreef ik, dat deze putboringen hun betekenis verloren, toen op 12 december 1853 de Duinwatermaatschappij de hoofdstad van zuiver drinkwater begon te voorzien. Ten behoeve van de watervoorziening van brandweer, reiniging en industrie begon bovendien op 1 mei 1888 de Vechtwaterleiding te werken.

Op 1 mei 1896 kreeg Amsterdam, op dezelfde datum waarop de gemeente de Duinwatermaatschappij naastte, bij de gedeeltelijke annexatie van Nieuwer-Amstel tevens de beschikking over de bronwaterleiding van die gemeente, waarvan de prise d’eau zich bevindt op het terrein Westerveld aan de weg van Hilversum naar Laren.

Volgens de wet van 18 april 1874, S.64, tot regeling en voltooiing van het vestingstelsel, kwam intussen de stelling van Amsterdam tot stand. Deze omgaf de hoofdstad met een kring van 36 verdedigingswerken, ten dele verbonden door wallen, waarachter zich infanterie kon opstellen. De kring had een omtrek van 135 km en een gemiddelde straal van 12 km, zodat, mede door de voor de weerstandslijn te stellen inundaties, de hoofdstad bij de kracht der toenmalige vuurmonden niet gebombardeerd kon worden. De forten waren zodanig gebouwd, dat zij de toegangswegen naar Amsterdam met hun geschut konden afsluiten, zowel waterwegen, landwegen als spoorwegen.

De linie liep van Muiden over Weesp, Nigtevecht, Abcoude en Uithoorn naar Aalsmeer. Verder langs de z.g. vuurlijn door de Haarlemmermeerpolder over Hoofddorp naar Vijfhuizen. Dan in noordelijke richting over de Liede, Spaarndam, Velzen en Krommeniedijk maar Markenbinnen.

In oostelijke richting werd langs de zuidzijde van de Beemster benoorden Purmerend langs bij Edam weer de Zuiderzee bereikt. Werken bij Diemerdam, op Pampus en het vuurtoreneiland bij Durgerdam beschermden Amsterdam aan de zeezijde. Binnen de stelling woonden op 1 januari 1904 ruim 670.000 mensen. Aan militairen werd in oorlogstijd gerekend op 200.000 man. Met vluchtelingen mee berekende men de bevolking bij een beleg op een miljoen personen.

Het was een groot probleem om al deze mensen aan behoorlijk drinkwater te helpen, omdat de winplaatsen van de in de eerste alinea genoemde waterleidingen gelegen waren buiten, of wat die van het in normale omstandigheden niet voor consumptie bestemde Vechtwater betreft, aan de rand van de stelling van Amsterdam. Ook het pompstation te Wijk aan Zee, dat de Zaanstreek van water voorzag, lag buiten de kringstelling.

Was deze geheel ingesloten, dan konden slechts zij, die over regenbakken of Nortonpompen beschikten, op de gebruikelijke wijze in hun behoefte aan drinkwater voorzien. Ten einde een oplossing te vinden werd bij Koninklijk Besluit van 16 januari 1895, nr. 23, een staatscommissie ingesteld om te adviseren omtrent de vraag op welke wijze binnen de stelling van Amsterdam, in tijd van oorlog, voldoende zou kunnen worden voorzien in de behoefte aan drinkwater. Deze commissie bracht op 31 juli 1899 rapport uit aan Hare Majesteit de Koningin.(2)

De bronwaterleiding gezien van de (Oude) Haagse weg in 1953. Het gebouw met de twee torens is de ontijzeringsinrichting uit 1902. Daarachter de ontijzeringsinrichting uit 1908. Op de voorgrond links een der stokerswoningen, rechts de machistenwoning. In het midden de nieuwbouw op de plaats van de filterinstallaties. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De commissie herinnerde eerst aan de vroeger gezochte oplossingen. Gesteld was dat de bevolking bij de aanvang van een beleg water in voorraad zou moeten nemen, maar daartoe ontbraken haar de reservoirs. Dat gebrek aan regenbakken maakte ook het opvangen van hemelwater praktisch onmogelijk. Het boezemwater was onbruikbaar, daar het bij de gestelde inundaties zeker brak zou zijn. Ook het Vechtwater zou daardoor zout worden, zodat zelfs als de reservoirs nog zouden functioneren, dit water voor consumptie toch niet bruikbaar te maken zou zijn.

Distillatie van het zuiverste water binnen de stelling zou te veel van de door het beleg schaarse steenkolen vereisen. Het gebruik van een diepe polder, bijvoorbeeld de Lutkemeerpolder, de Bijlmermeerpolder of de Over-Amstelpolder, als reservoir voor drinkwater, moest worden afgekeurd wegens de onmogelijkheid tevoren het onreine polderwater geheel te verwijderen. De meeste kans van slagen had het werken met zoetwaterbassins, zoals er te Amsterdam zich enige onder pleinen en markten bevonden.(3)

De bronwaterleiding naar de Ringvaart en de oude Haagse weg in 1953. Links van beide ontijzeringsinrichtingen met de nieuwbouw bevindt zich de andere stokerswoning. Het grote gebouw links daarvan is het machinegebouw uit 1903. Door de twee zendtorens heen is nog juist de machinistenwoning te zien. De antennemasten zijn van de Rijks Luchtvaart Dienst. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Tien bassins met een gezamenlijke inhoud van 250.000 kubieke meter zouden nodig zijn, waarvan er twee geprojecteerd waren ten westen van de Hembrug aan de noordzijde van het Noordzeekanaal en acht aan de zuidzijde van dat kanaal in de Grote IJ-polder. Voor een periode van ongeveer drie maanden zou daarmee de behoefte aan water gedekt zijn. Maar omdat de vrees geuit werd, dat de bassins zouden scheuren, daar de bodem der IJ-polder nog inklonk, ging de aanleg van deze vijvers niet door. (4)

Een achtste oplossing was intussen beproefd. In 1887-1889 werden putboringen te Sloten en te Diemerdam gedaan tot diepten van 200 en 347 meter, maar zonder gunstig gevolg. Op verschillende punten werden Nortonpijpen geslagen, waarbij herhaaldelijk tussen 30 en 40 meter diepte water van redelijke hoedanigheid werd aangetroffen. Maar de hoeveelheid daarvan was beperkt, zodat men tot de conclusie kwam, dat door het slaan van Nortonpijpen slechts hier en daar in de locale behoefte aan drinkwater voorzien zou kunnen worden.

In 1890 leverde een tot 54 meter diepte uitgevoerde putboring bij de Nieuwe Meer water op, dat op grond van zijn scheikundige samenstelling voor drinkwater afgekeurd werd. De staatscommissie meende evenwel dat de mogelijkheden van de vindplaats bij de Nieuwe Meer onderschat waren. De productie van 100 kubieke meter water van een laag chloorgehalte per etmaal bij voortdurend pompen gedurende zeven dagen uit een bronbuis met een wijdte van 76 mm, wilde de commissie niet verwaarlozen.

Ingevolge haar voorstellen werd in 1897 nabij het fort aan de Nieuwe Meer (5) een tiental bronbuizen, wijd 76 mm, op een onderlinge afstand van dertig meter aangebracht. Op deze buizen werd gedurende drie maanden onafgebroken gepompt, waartoe ze door een leiding samen aan een stoompomp waren gekoppeld. Gedurende deze tijd werden steeds vijf kubieke meter per uur en per bron opgepompt, terwijl gedurende veertien dagen die hoeveelheid zelfs tot zes kubieke meter werd verhoogd.

In 1898 werden nog weer tien bronbuizen aangebracht met een middellijn van 125 mm en een onderlinge afstand van vijftig meter. Ook deze buizen werden onderling en aan een stoompomp verbonden en bleken op te leveren acht kubieke meter water per bron en per uur. In totaal werd ongeveer 3400 kubieke meter per dag verkregen. Bij het staken van het pompen keerde de waterstand na verloop van een dag weer tot het oorspronkelijke niveau terug.

Na onderzoek werd het ontijzerde water door de Geneeskundige Dienst der Landmacht en de inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht in Noord-Holland geoordeeld geschikt te zijn als drinkwater. Bij een diepte van 55 meter doorboorde men achtereenvolgens veen, klei met schelpen en zand, leem en zand met grint.

Naar aanleiding van het rapport der Staatscommissie werd in 1901 in de Riekerpolder onder Sloten (6) begonnen met aardwerken, het maken van een aanlegsteiger en het bouwen van twee stokerswoningen en een machinistenwoning ten behoeve van de drinkwatervoorziening in de stelling van Amsterdam.(7) In 1902 en 1903 kwamen de ontijzeringsinrichting, de filters, de reinwaterkelder en het machinegebouw tot stand. In 1904 werd een bezinkvijver aangelegd.

In 1906 kwam de verbinding van de winplaats met het buizennet van de Gemeentewaterleidingen aan de orde. De Staatscommissie had een verbindingsbuis geprojecteerd langs de Sloterweg, de Slimmeweg (8) en de Uitweg naar de Haarlemmerweg, waar de aansluiting gedacht was aan de aanvoerleiding van het duinwater uit Leiduin. Later gaf men de voorkeur aan een verbindingsbuis langs de Sloterweg tot de Overtoomse schutsluis met een zinker door de Kostverlorenvaart en dan verder langs de Overtoom tot op de Nassaukade aansluiting werd verkregen aan de ceintuur leiding van de Gemeentewaterleidingen. Een overeenkomst dienaangaande tussen het Rijk en de gemeente Sloten op 1 juli 1906 gesloten, nadat de gemeenteraad van Sloten op 25 november 1905 en 24 februari 1907 de daartoe nodige vergunning gegeven had, die op 17 januari 1906 nog nader gepreciseerd werd. (9)

Het werk was reeds vrijwel voltooid – op zaterdag 1 september 1906 werd de zinker door de Kostverlorenvaart gelegd – toen de Amsterdamse gemeenteraad op 16 januari 1907 burgemeester en wethouders machtigde met de staat der Nederlanden een overeenkomst te sluiten, waarbij aan de staat vergunning werd verleend tot het leggen en hebben van een ijzeren pijpleiding door de Kostverlorenvaart en langs de Overtoom ten behoeve van de watervoorziening van Amsterdam in oorlogstijd. De desbetreffende overeenkomst werd gesloten op 25 februari 1907. (10)

In 1908 werden naast de bestaande inrichtingen een tweede ontijzeringsinrichting, een tweede filterinstallatie en een tweede reinwaterkelder gebouwd. Alle gebouwen werden voorzien van een of meer bliksemafleiders.

De prise d’eau van de militaire waterleiding zou met 106 bronnen naar schatting per etmaal 15.000 kubieke meter gereinigd water kunnen leveren, indien de pompen 22 uur werkten. Door de verbinding met het net der gemeentewaterleidingen waren er geen problemen bij het transport naar en in Amsterdam, zoals het geval zou zijn geweest bij het gebruik van de bij de Hembrug ontworpen waterbassins.

Voor het vervoer van water naar andere plaatsen in de stelling en naar bivaks der militairen wilde men schuiten gebruiken. Deze zouden gevuld kunnen worden aan een daartoe gebouwde steiger in de Ringvaart der Haarlemmermeer. Een pijpleiding met kranen liep van de reinwaterkelder naar de steiger. Toen de installatie in de Riekerpolder bij proefpompen aan de gewekte verwachtingen voldaan had, stelde het ministerie van oorlog geen prijs meer op het behoud van de genoemde verswaterbakken in de Amsterdamse binnenstad. (11)

Terwijl de waterleiding bij de Nieuwe Meer nog in aanleg was, had het gemeentebestuur van Sloten aan de minister van oorlog gevraagd of de gemeente drinkwater uit de installatie in de Riekerpolder zou kunnen kopen.

Voor gemeenterekening zou dan een watertoren gebouwd moeten worden en tevens zou de gemeente de levering van het water aan particulieren ter hand moeten nemen. De gemeente Sloten zag tegen de kosten van deze werken op en het was haar niet onwelkom, dat de N.V. Maatschappij tot Exploitatie der Waterleiding te Sloten de watervoorziening aldaar op zich wilde nemen.

Op 24 november 1908 verleende de raad van Sloten de aangevraagde concessie aan de Waterleidingmaatschappij. Volgens de op 5 december 1908 gesloten overeenkomst mocht de maatschappij geen ander water leveren dan zij betrok uit de pijpwellen op de terreinen der Bouwgrondmaatschappij ‘Overtoom’, nabij het Jacob Marisplein. Over dat water kwamen steeds klachten van gebruikers, die het Slotense bronwater vrijwel dag gelijks konden vergelijken met het voortreffelijke Amsterdamse drinkwater uit de duinen.

De Watertoren van de gemeente Sloten in de Jacob Marisstraat; circa 1908.
Foto’s: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Bovendien had de maatschappij er moeite mee in haar lange buizennet naar de Admiraal de Ruijterweg voldoende druk te handhaven. In 1913 nam de gemeente Amsterdam alle aandelen over in de N.V. Maatschappij tot Exploitatie der Waterleiding te Sloten en gingen de Amsterdamse gemeentewaterleidingen Sloten van water voorzien. (12)

Ook de gemeente Watergraafsmeer had een bronwaterinstallatie, waarbij het water van een diepte van 35 tot 40 meter werd opgezogen. De watertoren en de ontijzeringsinrichting van deze waterleiding, die van 1899 tot de annexatie van de Watergraafsmeer door Amsterdam in 1921 gewerkt heeft, bevonden zich op het terrein aan de Lange weg bij de Kruislaan ten zuiden van de spoorwegovergang.

Behalve deze 30 meter hoge watertoren, die in 1936 werd afgebroken. heeft de Watergraafsmeer na 1912 ook in de De Wetbuurt bij de Weesperzijde, enkele jaren een watertoren gekend. Deze was op dezelfde bronwaterinstallatie aangesloten, maar bleek bij de grote capaciteit van de andere watertoren, 365.000 liter, eigenlijk overbodig. (13)

Lange tijd lag de militaire waterleiding bij de Nieuwe Meer rustig in een uithoek van Amsterdam, op het gebied van welke gemeente zij sedert de annexatie van Sloten per 1 januari 1921 was gaan behoren. Zo werd zij gezien door A. E. d’Ailly, die schreef: ‘In den Riekerpolder, dicht bij de Ringvaart, zien wij de gebouwen der militaire waterleiding’. (14)

D’Ailly zag daar grote veranderingen in het verschiet en al ging het anders dan hij dacht (geen spoorbrug nog en de sluis niet bij de Ringvaart maar aan de stadszijde van de Nieuwe Meer), ze zijn er gekomen. Door de aanleg van de Haagse weg in 1936, die met een hoge brug over de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder gaat even ten zuiden van de bronwaterleiding, veranderde het landschap ingrijpend.

Als militair werk kwam de waterwinplaats in mei 1940 in Duitse handen. In januari 1944 werd zij in opdracht van de Verteidigungsstab Amsterdam in beheer overgedragen aan de Gemeentewaterleidingen. In februari werd reeds begonnen met het bedrijfsklaar maken van de installaties. Hiertoe werden alle hevelleidingen en gasleidingen op druk geperst en de lekken en andere gebreken hersteld. In september 1944 waren de werkzaamheden zover gevorderd, dat de prise d’eau als noodvoorziening te gebruiken was. Gerekend werd op de in 1904 geraamde waterlevering van ruim 15.000 kubieke meter per dag. (15) Het is echter niet nodig geweest er gebruik van te maken.

De opheffing van de stelling van Amsterdam ten gevolge van de geheel veranderde inzichten in de landsverdediging, die door de tweede wereldoorlog ontstaan waren, maakte de bronwaterleiding te Sloten als zodanig overbodig. Het complex bleef in beheer bij de genie, die er magazijnen en werkplaatsen vestigde.

In 1950 werd het vroegere machinegebouw ingericht voor het zenderpark van het radiozendstation van de afdeling luchtverkeersbeveiliging van de Rijksluchtvaartdienst. Rond de gebouwen werd een antennesysteem, bestaande uit tachtig antennemasten, opgericht. In 1951 werden de zenders en de overige apparatuur van het oude zendstation aan de Schipholweg naar de nieuwe vestiging in de Riekerpolder overgebracht. Ten einde het bedrijf ongestoord te kunnen laten doorgaan geschiedde deze overbrenging geleidelijk. (16)

In 1953 werden op de plaats van de filterinstallaties enige lage gebouwen opgetrokken ten einde het complex beter voor zijn nieuwe bestemming geschikt te maken. Door de verlegging van de Haagse weg in aansluiting aan een nieuwe brug over de Ringvaart werd de noordwestelijke hoek van het terrein afgesneden, waarbij een gedeelte van de tweede ontijzeringsinrichting werd afgebroken.

Noten

1. Maandblad Amstelodamum 1968 blz. 173-180. 2. Arch. secr. afd. Gcmeentebedrijven 1899 nr. 2027.

3. Maandblad Amstelodamum 1962, blz. 106.

4. W. E. van Dam van Isselt, De Stelling van Amsterdam, Haarlem 1905, 7e druk Utrecht 1910.

5. Dit fort behoorde niet tot de eigenlijke stelling van Amsterdam. Het was in 1843-1846 gebouwd toen de toestand ter plaatse door het aanleggen van de ringdijk ter droogmaking van de Haalemmermeer geheel gewijzigd werd. (Atlas van historische vestingwerken in Nederland, deel 111, 2, Noord-Holland. blz. 25 en 30).

6. Ook bij Schiphol, Amstelveen en het Kalfje was op een diepte van 40 tot 50 meter water van een zeer laag chloorgehalte aangetroffen, maar om de gunstige ligging gaf de commissie aan waterwinning uit de Riekerpolder de voorkeur.

7. De heer dr J. Belonje te Alkmaar was zo vriendelijk mij opmerkzaam te maken op de aanwezigheid van bescheiden betreffende dit werk onder de contracten van het ministerie van oorlog, genie, berustende in het hulpdepot van het Algemeen Rijksarchief aan de Koningsweg te Schaarsbergen bij Arnhem.

8. Tussen het dorp Sloten en de Uitweg. Bij raadsbesluit van 16 februari 1927 kreeg de Slimmeweg de naam Osdorperweg, zoals ‘de weg tussen de Uitweg en Halfweg reeds heette.

9. Arch. Gemeente Sloten, nr. 589.

10. Arch. secr. afd. Gemeentebedrijven 1906 nr. 2195 en 1907 nrs. 4 , 265 en 1041.

11. Arch. secr. afd. Publieke Werken 1909 nr. 1161.

12. Arch. Gemeente Sloten nrs. 590, 591 en 592.

13. Ons Amsterdam 1963, blz. 327-328.

14. A. E. d’Ailly, Wandelingen om Amsterdam, uitgegeven door de A.N.W.B. in samenwerking met het genootschap Amstelodamum, Amsterdam 1927, blz. 51.

15. Verslagen der Gemeentewaterleidingen over 1944 en 1945.

16. Verslagen van de Luchthaven Schiphol over 1950 en 1951. Mr. J. H. van den Hoek Ostende, 1968

 

Dit artikel als pdf-bestand: De Bronwaterleiding in de Riekerpolder.pdf

Zie ook: Drinkwater in oorlogstijd

Zie ook: Van militaire watervoorziening tot broedplaats

Zie ook: Wat er nog rest van de Riekerpolder

Archeologie onder het zand – Het verborgen verleden van Nieuw-West

Uit: ‘Tussen Andreasplein en Zwarte Pad’ – vijfde jaargang – ISBN 978-94-90586-23-2, 128 pagina’s, € 9,90

In april 2020 verscheen de vijfde editie van de door stichting de Driehoek geproduceerde uitgave ‘Tussen Andreasplein en Zwarte Pad’, die sinds 2016 jaarlijks in Amsterdam Nieuw-West wordt uitgegeven ter gelegenheid van de Boekenweek. Op 128 pagina’s hebben samenstellers Fred Martin en Jan-Paul van Spaendonck eenentwintig bijdragen van bekende en minder bekende auteurs gebundeld.

Detail uit de kaart van Gerrit Drogenham, uitgegeven door Nicolaas Visser in 1700: (noorden is boven), 1 = Osdorp, 2 = Oud kerkhof van Sloten, 3 = Sloterdijkermeer / Sloterplas, 4 = Sloten (huidige locatie), Blauw = Osdorperweg tussen Osdorp en Sloten (reconstructie), Groen = Osdorperweg tussen Osdorp en Sloten (huidige situatie) , Rood = Sloterweg (huidige situatie) (kaart: Monumenten en Archeologie, gemeente Amsterdam, Thijs Terhorst).

Voor de geschiedenis van het landelijke gebied van de vroegere gemeente Sloten springt één bijdrage eruit. Dit is het artikel van de Amsterdamse Stadsarcheoloog Jerzy Gawronski. In zijn bijdrage geeft hij een beschrijving van het archeologische onderzoek dat heeft plaatsgevonden in het vroegere landelijke gebied, waar zich nu de bebouwing van Amsterdam-West bevindt.

Een uitgebreidere versie van het artikel in het boek is apart als pdf-document verschenen. Dit is te vinden op de website van Stichting de Driehoek (www.stichtingdriehoek.nl). Zie: www.stichtingdriehoek.nl/_downloads/Gawronski.pdf

Sinds de annexatie van de gemeente Sloten in 1921 is in de afgelopen eeuw zo’n 90 procent van het voorheen agrarische gebied onder het zand verdwenen van de stedelijke uitbreidingen die in de afgelopen eeuw hebben plaatsgevonden. Tot in de jaren tachtig was er weinig aandacht voor het archeologische erfgoed, zodat er bij de stadsuitbreidingen, zonder enig onderzoek, gewoon een dikke laag zand over het landschap werd gelegd, nadat alle boerderijen, huizen en wegen waren gesloopt. Behalve in de deels nog landelijke rand van Amsterdam Nieuw-West (Sloten-Oud Osdorp) herinnert in het stedelijke gebied bijna niets meer aan de geschiedenis van het vroegere landelijke gebied.

Om toch kennis te kunnen vergaren over wat er vroeger is geweest, hebben de archeologen van de gemeente Amsterdam de afgelopen decennia bij enkele gelegenheden kans gezien om archeologisch onderzoek te doen in dit gebied.

In 1984 werd ter hoogte van het Hoekenespad in Osdorp onderzoek gedaan. Daarbij zijn enkele fragmenten van 11e en 12e eeuws aardewerk gevonden. In 1986 is er op de kruising van de Sloterweg en de Anderlechtlaan een huisterp uit de periode 1275-1300 onderzocht en in 1988 is er booronderzoek gedaan ter hoogte van de Louwesweg, waarbij geen bewoningsresten zijn gevonden.

In 1991 werd op de plaats van het huidige Dorpsplein in Sloten een uitgebreid archeologisch onderzoek gedaan, waarbij een woonterp werd gevonden die er aan het einde van de 12e eeuw al lag. Er zijn ook diverse latere bewoningsnivueau’s gevonden. In de 16e eeuw zijn er een herberg en rechthuis gebouwd, die er tot 1954 hebben gestaan. Een straatnaambord op het Politiebureautje aan het Dorpsplein verwijst hiernaar.

In 2009 werden er bij de Leeuwendalersweg in de wijk Bos en Lommer opgravingen gedaan, waarbij er onder het metersdikke pakket ophogingszand restanten van een 17e of 18e eeuwse bakstenen schuur zijn aangetroffen. Deze schuur lag in de noordoosthoek van de in 1644 ingepolderde Sloterdijkermeerpolder, aan de Sloterdijkermeerweg. Naast het gebouw lag een waterkelder voor de watervoorziening.

Binnen de schuur werd huishoudelijk aardewerk afval uit de gehele 18e eeuw gevonden. Onder andere werd een zeis gevonden, een voorwerp dat in het stedelijk gebied van Amsterdam niet gauw wordt aangetroffen, maar wel past in een agrarische omgeving. Ook Engels aardewerk uit het einde van de 18e eeuw werd opgegraven, met opschriften en afbeeldingen die verwijzen naar de Patriotten, die in de jaren tachtig van de 18e eeuw actief waren in Holland. Patriottisch aardewerk in Amsterdam is zeldzaam. Zo heeft de bodem van Amsterdam Nieuw-West toch enkele bijzondere vondsten opgeleverd die een aanvulling vormen over de kennis van de geschiedenis van dit gebied.

Erik Swierstra, juni 2020.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

 

Zie ook: Archeologisch onderzoek in Sloten in 1988

Zie ook: Archeologie onder het zand – Het verborgen verleden van Nieuw-West (pdf)

Zie ook: Baar, P.P de, Sloten, een wandelend dorp; opgravingen tonen groeiende band met Amsterdam, Ons Amsterdam 44, (1992), 22-25.

Oude huisnummers en wijkletters van de gemeente Sloten – deel 3

In augustus 2019 verscheen in twee delen een artikel over Oude huisnummers en wijkletters van de gemeente Sloten.

Over de huizen en de huisnummering in wijk J, langs de Admiraal de Ruijterweg en zijstraten, kwam in mei 2020 een reactie van Lex Schrijver, ex-bewoner en kenner van deze buurt. Hij is opgegroeid aan de Admiraal de Ruijterweg en kent veel details over de geschiedenis van deze straat en omgeving. Uit belangstelling voor deze buurt heeft hij een uitgebreide documentatie opgebouwd waaruit hij waardevolle aanvullingen en correcties verstrekte op deel twee van het artikel.

De zoektocht naar deze gegevens en de correspondentie die daaruit voortkwam heeft tot meer kennis geleid van de Admiraal de Ruijterweg en het vroegere buurtschap De Baarsjes, nabij de Wiegbrug. Dit geeft voldoende materiaal om in nog volgende artikelen meer aandacht te besteden aan dit deel van de vroegere gemeente Sloten.

Hieronder een overzicht alsmede nog een extra kaart van de omgeving van de ‘Krommert’, een sloot waarvan het laatste restant nog tot 1959 tussen de huizen lag.

De Krommert e.o. (1913-1917). De kaart is een combinatie van uitsneden uit twee kaarten van de Dienst der Publieke Werken van de Gemeente Amsterdam uit de Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Naast de eerder genoemde ‘Sloter huisnummerbordjes’ blijken er nog meer aanwezig te zijn. Sommige zijn nog redelijk leesbaar, andere nauwelijks. Je moet dan echt weten dat het zo’n bordje is om het nog te kunnen herkennen en eventueel het oude huisnummer te kunnen ‘lezen’.

Wijk J

Naast de opsomming in het vorige deel van dit artikel zijn er ook nog oude ‘Sloter huisnummerbordjes’ te vinden op:

* Admiraal de Ruijterweg:
J130 (157),
J196 (245),
J198 (247),
J200 (249),
J332 (387),
J355 (408) (Pastorie Boomkerk).

* Bestevâerstraat: J2 (1),
* Jacob van Wassenaar Obdamstraat: J3 (34),
* Karel Doormanstraat: J6 (149) [nog goed leesbaar],
* Wiltzanghlaan 4, het plaatje toont “3”, zonder J,
* Jan van Galenstraat 117 (J7 maar niet leesbaar) en 119 (J5 goed leesbaar).

De Admiraal de Ruijterweg, gezien vanaf de Jan Evertsenstraat in oostelijke richting; omstreeks 1926. Prentbriefkaart. Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Er zijn ook enkele correcties op de vorige lijst:

* Admiraal de Ruijterweg:
J5 (119) moet zijn: J5 (52),
J7 (117) moet zijn: J7 (54) (neem ik aan, maar bordje is verdwenen),
J199 (239) moet zijn: J190 (239),
J197 (243) moet zijn: J194 (243).

* Chasséstraat: J17 (84) moet zijn: J18 (84).

* De Maarten Harpertszoon Trompstraat en de Reinier Claeszenstraat hebben de oorspronkelijke Slotense huisnummering behouden. Voor de M.H. Trompstraat betekent dit dat de nummering start aan de Admiraal de Ruijterweg-zijde, en niet zoals meestal in Amsterdam aan de dichtst bij het Centrum gelegen zijde. Ook lopen links de even nummers op en rechts de oneven nummers. Dus, anders dan bij de meeste andere Amsterdamse straten, ligt nummer 3 links van nummer 1.

* Het blijkt overigens dat de J-nummers niet uniek de percelen identificeren. Zo is J17 zowel Admiraal de Ruijterweg 68 als Reinier Claeszenstraat 17.

Hierbij tot slot een gecorrigeerde en aangevulde lijst met nog aanwezige huisnummers (soms slechts vaag leesbaar).

* Admiraal de Ruijterweg: J5 (52), J49 (100), J85 (136), J87 (138), J89 (140), J90 (117), J93 (144), J94 (121), J95 (146), J96 (123), J116 (143), J118 (145), J120 (147), J124 (151), J126 (153), J128 (155), J130 (157), J142 (169), J144 (171), J190 (239), J194 (243), J196 (245), J198 (247), J200 (249), J332 (387), J355 (408; pastorie Boomkerk).

Admiraal de Ruijterweg 408 (J355; pastorie Boomkerk).

J355 (Admiraal de Ruijterweg 408; pastorie Boomkerk).

* Ook in de zijstraten zijn nog enkele oude huisnummers te zien. Vooral in de Maarten Harpertzoon Trompstraat: J6 (6), J8 (8), J10 (10), J12 (12), zijn de oude nummers nog goed leesbaar.

Voorts ook in de:
* Reinier Claeszenstraat: J17 (17), J19 (19),
* Chasséstraat: J18 (84),
* Bestevâerstraat: J2 (1),
* Jacob van Wassenaar Obdamstraat: J3 (34),
* Karel Doormanstraat: J6 (149) [nog goed leesbaar],
* Wiltzanghlaan 4, het plaatje toont “3”, zonder J,
* Jan van Galenstraat 117 (J7 maar niet leesbaar) en 119 (J5 goed leesbaar).

Met dank aan Lex Schrijver voor de verstrekte informatie en inspiratie.

Tekst, foto’s en bewerking kaarten:
Erik Swierstra; juni 2020.
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp.

Zie ook:  Oude huisnummers en wijkletters van de gemeente Sloten – deel 2.

Film over Weilandje-referendum komt op AT5

AT5 vindt de documentaire ‘De slag om het Weilandje Vrije Geer’ dermate van belang en bijzonder dat de omroep besloot om deze film op zondag 31 mei 2020, eerste Pinksterdag, uit te zenden.

Dat is goed nieuws, omdat zowel Sloten en Nieuw-West als het belang van ‘groen’ in de stad dan weer eens goed en positief onder ieders aandacht worden gebracht. Daarnaast biedt deze uitzending nu ook echt aan íedereen de kans om de film (op groter scherm) te bekijken. Daarna blijft de film permanent te zien via www.geheugenvanwest.amsterdam.

Hein van Leeuwen en Jane Lang ontmoetten elkaar vijf jaar geleden in de beheergroep op Natuurpark Vrije Geer. Op 17 mei 2020 vertelden zij bij Hart van Nederland (SBS6) en in het AT5 Nieuws: “Gelukkig werd het referendum gewonnen. Waren wij elkaar anders wel tegengekomen?”

1992 – 2020
De film vertelt het verhaal over het Weilandje (nu Natuurpark) Vrije Geer vanaf de inspraak begin jaren negentig, via het referendum in 1995 tot nu. Het is daarom niet zo vreemd dat er véél te vertellen valt. Het verhaal is dan ook opgeknipt in drie delen van ieder ruim een half uur.

Carry, Gregor en Dick
Dat AT5 de documentaire nu gaat uitzenden zorgt voor een mooi ‘Droste-effect’. In de film zijn immers veel door AT5 zelf gemaakte beelden uit de jaren negentig opgenomen. U ziet voormalige nieuwslezers (zoals Chazia Mourali, Ton van Royen en Yvette Forster) in hun jonge jaren voorbij komen. Aangezien dit het allereerste door burgers georganiseerde referendum in Nederland betrof, haalde het Weilandje ook regelmatig het landelijke nieuws. Daarom maken bijvoorbeeld ook een jonge Joop van Zijl en Gerard Arninkhof van het NOS-journaal hun opwachting. Uiteraard wordt ook de andere kant van het verhaal verteld. Dat doen de wethouders van toen en burgemeester Schelto Patijn. Carry Tefsen, Gregor Frenkel Frank en Dick Bruynesteyn verleenden belangeloos hun medewerking aan de campagne. Geniet van hun grappige commercials waarin zij de Amsterdammers (met succes) aanmoedigen om ONeens te stemmen en het Weilandje groen te houden.

AT5-uitzendtijden op 31 mei 2020
* 17.18 uur en 22.15 uur: deel 1
* 17.50 uur en 22.50 uur: deel 2
* 18.20 uur en 23.20 uur: deel 3

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 27 mei 2020.

Het weilandje Vrije Geer is heilige grond sinds het referendum

Een kwart eeuw geleden stemde Amsterdam in een referendum over het weilandje Vrije Geer. Een documentaire toont hoe een klein comité uit Sloten kon winnen van het machtige stadsbestuur.

Patrick Meershoek – 17 mei 2020, 16:00

De enige bebouwing op weilandje Vrije Geer: drie ooievaarsnesten.

Heugelijk nieuws uit Sloten: op de ooievaarsnesten op weilandje Vrije Geer zijn twee jongen uit het ei gekropen. “En nu maar hopen dat ze het redden,” zegt de zelfverklaarde ooievaars-oma Tamar Frankfurther. “De palen staan er nu tien jaar en we hebben al heel wat nesten gehad. Er was nog wel een Artikel 19-procedure nodig om de palen te kunnen plaatsen. Het weilandje is heilige grond sinds het referendum. Er mag helemaal niets worden gebouwd.”

Met dank aan de 184.068 Amsterdammers die op 17 mei 1995 naar de stembus gingen om bij het eerste door burgers georganiseerde lokale referendum in het land tegen de plannen te stemmen om 180 nieuwe woningen te bouwen op het weiland bij Sloten. De opkomst en de ­uitslag kwamen indertijd als een grote verrassing, ook voor het stadsbestuur, dat zich niet kon voorstellen dat de kiezers massaal in de benen zouden komen voor een weiland met een omvang van zo’n drie voetbalvelden.

Over de slag om Vrije Geer is nu een documentaire verschenen, die in drie delen uitlegt hoe een piepklein actiecomité indertijd kon winnen van het machtige stadsbestuur. De documentaire van Petra van Lint is een heerlijke tijdreis naar het Amsterdam van de jaren negentig, met belangrijke bijrollen voor de piepjonge AT5-­presentatoren Ton van Royen, Chazia Mourali en Sacha de Boer, maar vooral een handboek succesvol actievoeren voor een hopeloze zaak.

Elke woning was nodig
Want hopeloos leek het, toen de gemeenteraad in 1994 het licht op groen zette voor de bouw van 180 woningen en de komst van een tramlijn door het weitje. Daartegen was door een groep Slotenaren, onder aanvoering van P. Hans Frankfurther, protest aangetekend, maar zowel de inspraakprocedure als het bewerken van de raad met brieven en spandoeken had niets opgeleverd. De woningnood was hoog en Amsterdam had elke woning nodig, was het credo.

Het actiecomité gaf zich niet gewonnen en zag een laatste kans in een democratisch instrument dat net was gelanceerd in de hoofdstad: het lokaal referendum. “Daarvoor waren 32.000 handtekeningen nodig,” vertelt Tamar Frankfurther, net als de rest van het gezin indertijd deel van de harde kern. “Ons grote probleem was: in Amsterdam had nog nooit iemand van weilandje Vrije Geer gehoord. In Sloten woonden een paar honderd stemgerechtigden. We moesten de mensen mobiliseren.”

Ansichtkaart logo Red het Weilandje; april 1995.

Dat gebeurde onder meer met de hulp van ­vergelijkbare comités in de stad. “Als gevolg van de woningbouw stonden ook andere stukken groen onder druk,” vertelt Frankfurther. “Ons weilandje werd het symbool voor alle bedreigde weilandjes in de stad. En ook voor het gebrek aan respect voor het zicht op ons bijna 1000-­jarige dorp. Als het weilandje in de grachten­gordel of het stadsdeel Zuid had gelegen, was er waarschijnlijk nooit een referendum nodig ­geweest.”

Strijkplank voor handtekeningen
De strijd tussen de David uit Sloten en de Goliath uit de Stopera raakte een gevoelige snaar, eerst bij de lokale media, daarna ook bij de landelijke actualiteitenrubrieken, die gretig verslag deden van de slag om Vrije Geer. Terwijl P. Hans Frankfurther als welsprekend monument van beschaving en redelijkheid de reporters ­uitleg gaf, liep de rest van het comité de stad af om handtekeningen op te halen. Dat gebeurde met een strijkplank, waarop drie mensen tegelijk konden tekenen.

Met de benodigde handtekeningen op zak kon het referendum op de agenda worden gezet. Het comité had gehoopt mee te kunnen liften met de Statenverkiezingen in maart, maar de gemeente koos voor 17 mei. Frankfurther: “We hadden het geluk dat er ook een referendum kwam over de stadsprovincie. Daar waren veel hoger opgeleiden in geïnteresseerd. Vrije Geer had de belangstelling van de gewone Amsterdammer. Dat zorgde samen voor een goede ­opkomst.”

In de campagne voor het referendum gingen alle remmen los. Er kwam een actieposter van tekenaar Dik Bruynesteyn, die duizenden ­ramen in de stad sierde. Op televisie riepen ­beroemdheden als Gregor Frenkel Frank en ­Carry Tefsen de Amsterdammers op tegen de bouwplannen te stemmen. “Het hielp dat het stadsbestuur ons nog steeds niet serieus nam. De houding was hautain en er werd onhandig geopereerd. Dat leverde ons veel extra publiciteit op.”

Na het tellen van de stemmen werd duidelijk dat het kleine comité een grote overwinning had geboekt. Frankfurther laat de zakagenda zien waarin haar vader heeft genoteerd: 184.068 stemmen tegen de bouwplannen, 20.360 voor. “Na het referendum zijn we allemaal ziek ­geworden. We waren oververmoeid.” Lang kon het gezin Frankfurther niet genieten. Een jaar later verdronken vader P. Hans en zoon Felix in de Indische Oceaan tijdens een vakantie in ­Indonesië.

Een kwart eeuw later zegt dochter Tamar dat ze erg gelukkig is met de documentaire. “Ik vind het belangrijk om deze geschiedenis vast te leggen, maar het is vooral een interessant document voor de actievoerders van nu.” Ze noemt twee gouden regels. “Houd vol en laat je niet uit het veld slaan. En: steek er ontzettend veel tijd in. Als je een maand op vakantie gaat, kan bij thuiskomst blijken dat je de beslissende slag hebt verloren.”

‘De slag om weilandje Vrije Geer’ is te zien via www.geheugenvanwest.amsterdam

 

Referenda in Amsterdam
Het referendum over de bouwplannen op Vrije Geer was niet de eerste volksraadpleging in Amsterdam. In 1992 had het stadsbestuur een referendum uitgeschreven om de meningen te peilen over beperkende maatregelen voor auto’s in de binnenstad. De opkomst was laag met ruim 27 procent, een kleine meerderheid steunde een ferme aanpak.

In de decennia daarna werd nog een tiental lokale referenda gehouden. Vaak over grote kwesties, zoals de aanleg van IJburg, de verzelfstandiging van het GVB of de wenselijkheid van de NZ-lijn, soms over kleine zaken zoals de bouw van een blokje appartementen in het Domela Nieuwenhuisplantsoen in Westerpark.

Goed om te weten: de uitslag van een stadsreferendum leidt maar zelden tot het gewenste resultaat, ook vanwege de hoge kiesdrempel. De aanleg van IJburg, de komst van de NZ-lijn, het stadsdeel Centrum, betaald parkeren in de Spaarndammerbuurt: de meeste stemmers waren tegen en het kwam er allemaal.

Uit: het Parool van 17 mei 2020.

Zie ook: www.parool.nl

Zie ook: De onverwachte overwinning (pdf)

Zie ook: De slag om het Weilandje Vrije Geer – Hóe krijg je 208.538 Amsterdammers naar de stembus?

De slag om het Weilandje Vrije Geer – Hóe krijg je 208.538 Amsterdammers naar de stembus?

Op zondag 17 mei 2020 is het precies 25 jaar geleden dat de Slotenaren het referendum tot behoud van het Weilandje Vrije Geer wonnen. 38,2% van de Amsterdammers nam deel aan het referendum en dat was ruim voldoende om de uitslag (88,3% was vóór behoud van het Weilandje) geldig te laten zijn. Hierover is een driedelige film gemaakt.

Kijk op: www.geheugenvanwest.amsterdam. Een korte inleiding (’teaser’) is te zien op: www.youtube.com.

Poster gezicht op Sloten; april 1995.

Ansichtkaart logo Red het Weilandje; april 1995,

Nu, 25 jaar later, is het toenmalige Weilandje omgetoverd tot een prachtig natuurpark waar velen dagelijks van genieten. Het park maakt officieel deel uit van de Hoofdgroenstructuur De Groene AS. Een grote vrijwilligersgroep ondersteunt de gemeente bij het beheer en ook dit jaar hebben de ooievaars weer nageslacht op de wereld gezet!

Voorbeeldproject
Maar, voor het zover was, moest er veel water door de sloot! Ter ere van dit jubileum is dat verhaal vastgelegd. Tamar Frankfurther, toen lid van het comité Behoud Weilandje Vrije Geer en nu nog altijd voorzitter van de beheergroep van het natuurpark, nam het initiatief tot de film: “Het is een uniek verhaal met een goede afloop. In de film geven we een kijkje in de keuken van de actievoerder. We vertellen hóe we het hebben aangepakt. Aan de ene kant is het mooi om deze bijzondere geschiedenis van Sloten, Nieuw West en Amsterdam vast te leggen. Aan de andere kant is dit ook een inspirerend voorbeeldproject voor nieuwe actievoerders. Dan hoeven zij het wiel niet opnieuw uit te vinden. Medewerkers van Eigenwijks hebben geadviseerd, zodat de film geschikt is om te worden gebruikt om burgers een actieve rol in hun wijk te laten spelen.”

AT5-Nieuwsitems
Tamar vervolgt: “Mijn vader P. Hans, nu bekend van de singel, was coördinator van het actiecomité. Hij is in 1996, ruim een jaar na het referendum, samen met mijn broer Felix helaas overleden, maar hij vertelt nu tóch een deel van het verhaal over hoe we het laatste stukje veenweide bij Sloten hebben gered. We mochten voor deze film namelijk gebruikmaken van materiaal van AT5 en de landelijke omroepen. We hadden toen veel media-aandacht en hebben alles zelf gearchiveerd en op video opgenomen. Het héle verhaal komt voorbij: de gemeentelijke bureaucratie, campagne voeren voor handtekeningen en voldoende opkomst, de strategieën…”

Carrie Tefsen; april 1995.

Gregor Frenkel Frank; april 1995.

Bekende gezichten
Ook de commercials met Gregor Frenkel Frank (Ook dat nog!), Carrie Tefsen (Zeg n’s AAA…) en Dick Bruynesteyn (sport- en striptekenaar) zijn in de documentaire opgenomen. Voormalige politici, onder wie burgemeester Schelto Patijn en Eberhard van der Laan, passeren de revue. En beelden van de later op nationale TV bekend geworden AT5-nieuwspresentatoren in hun jonge jaren. Kortom… een informatieve nostalgische terugblik op de jaren negentig!

Met dank aan
De documentaire ‘De slag om het Weilandje Vrije Geer’ is gemaakt door Petra van Lint van Happy4Film en kwam mede tot stand door bijdragen van de gemeente Amsterdam, het Amsterdams Fonds voor de Kunst, PIN/KNR, Fonds voor Nieuw-West, de Haëlla Stichting en de Dorpsraad Sloten-Oud Osdorp. En natuurlijk: De Westerpost. Als het straks weer kan, worden hierover bijeenkomsten en presentaties georganiseerd. Meer weten? Mail naar dorpsloten@gmail.com.

Tamar Frankfurther; 17 mei 2020.

Uit: de Westerpost van 20 mei 2020.

Zie ook: 25 jaar na het referendum – Het Weilandje-verhaal verfilmd

Zie ook: Het weilandje Vrije Geer is heilige grond sinds het referendum (Het Parool; 17 mei 2020)

Zie ook: Hoe gaat het met natuurpark de Vrije Geer dat 25 jaar geleden gered werd van de ondergang? (AT5; 17 mei 2020)

Het filmpje op AT5 is ook te zien op www.youtube.com

Zie ook: Precies 25 jaar geleden wonnen strijdende Slotenaren de slag om weilandje de Vrije Geer (Hart van Nederland; 17 mei 2020)

Het filmpje van Hart van Nederland is ook te zien op www.youtube.com

Zie ook: 25 jaar na de slag om het weilandje (www.theodurenkamp.nl)

25 jaar na het referendum – Het Weilandje-verhaal verfilmd

Op 17 mei 2020 is het precíes 25 jaar geleden dat 208.538 Amsterdammers hun stem op 17 mei 1995 uitbrachten of het Slotense Weilandje Vrije Geer volgebouwd mocht worden en of tram 2 er (op een dijk) doorheen zou gaan.

De overgrote meerderheid (88,3%) wilde het Weilandje sparen. Daarom is er nu een prachtig natuurpark. Ter ere van dit jubileum verschijnt op 17 mei 2020 een driedelige documentaire. Over de hele actie rond het Weilandje van toen tot en met hoe het nú met het huidige natuurpark gaat. We kregen het niet cadeau…

Een korte inleiding (’teaser’) is te zien op: www.youtube.com

Bekijk de film vanaf 17 mei op: www.geheugenvanwest.amsterdam.

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 13 mei 2020.

Zie ook: De slag om het Weilandje Vrije Geer – Hóe krijg je 208.538 Amsterdammers naar de stembus?