Erik Swierstra

Haringkar Sloterpleintje afgebroken


De gemeente heeft de stal van de zieke (en inmiddels op 14 augustus 2020 overleden) Arie Haring
op 29 juni 2020
afgebroken en onderzoekt nu wat voor vervanging een goede aanvulling
op het bestaande aanbod zou bieden. Natuurlijk volgt hierover later nog overleg
met de Slotenaren. (Foto: Jasmijn Overbeeke)

Uit: de Westerpost van 29 juli 2020.

Jaap Groenewoud overleden

Op 9 juli 2020 overleed Jaap Groenewoud (1931) van de Raasdorperweg op Oud Osdorp.

Jaap werd geboren op de Osdorperweg ter hoogte voor het huidige Tussenmeer (waar toen nog landelijk gebied was). Hij was eerst schillenboer en registreerde voor een koeien-fokvereniging de melkproductie van koeien op Sloten en Oud Osdorp.

Later ging Jaap samen met echtgenote Ans Rol (ook geboren op Oud Osdorp) zelf boeren met ongeveer 35 koeien en 100 varkens in de Osdorper Bovenpolder. Hij was daar de eerste boer met een melkput, zodat hij niet hoefde te bukken om zijn vee te melken, Jaap was ook machinist van het gemaaltje bij de Ringvaart, aan het eind van de Raasdorperweg.

In de bedrijfswoning blies Jaap zjjn laatste adem uit. Het levensverhaal van Jaap en zijn Ans, is vastgelegd in twee films, die iedereen op geheugenvanwest.amsterdam kan bekijken. Natuurlijk komen ook hun successen met paard en koets daarin aan bod.

Tamar Frankfurther

UIt: de Westerpost van 29 juli 2020.

Zie ook: geheugenvanwest.amsterdam/page/21373/de-heer-en-mevrouw-groenewoud

Concordia Inter Nos

Concordia Inter Nos was een woningbouwvereniging die aan het begin van de 20e eeuw werd opgericht in de voormalige gemeente Sloten om in Osdorp betaalbare en degelijke arbeiderswoningen te bouwen voor veenarbeiders en landarbeiders.

Het woningbezit werd in 1958 overgedragen aan de gemeente Amsterdam, waarna de vereniging werd geliquideerd.

Osdorperweg 778 – 772; juni 1937. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Osdorperweg 846 – 840. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Sociale woningbouw
Sociale woningbouw leek landelijk mogelijk geworden door invoering van de Woningwet in 1902. Sindsdien konden erkende instellingen die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam waren, aanspraak maken op financiële steun van de rijksoverheid voor de bouw van woningwetwoningen. In vele gemeenten werden verenigingen opgericht om aanspraak te kunnen maken op deze rijksvoorschotten. Bij Koninklijk Besluit werd de vereniging op 14 maart 1919 toegelaten in de zin van de Woningwet. De vereniging Concordia Inter Nos maakte plannen voor de bouw van 28 woningen aan de Osdorperweg, verspreid over zeven blokken van vier arbeiderswoningen.

Osdorperweg 728 – 734. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Osdorperweg 728 – 734. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het Rijk verleende hiervoor een voorschot van 12.000 gulden voor de grond en een van 170.000 gulden voor de bouw. In 1921 werden de woningen opgeleverd en waren ze gereed voor de verhuur. Inmiddels was de gemeente Sloten op 1 januari van dat jaar geannexeerd door de gemeente Amsterdam.

Verkoop
Woningbouwvereeniging Concordia Inter Nos beheerde en exploiteerde slechts 28 woningen in Osdorp. De veenderswoningen waren niet groter dan circa 76 m2, en beschikten niet over een doucheruimte.

Toen de bestuursleden van de kleine woningbouwvereniging medio jaren 50 worstelden met allerlei beheersproblemen, bleek dit voor het bestuur aanleiding om de woningen aan te bieden aan de Gemeentelijke Woningdienst Amsterdam. In 1958 kreeg dit zijn beslag.

De Osdorperweg uit de lucht gezien. In het midden de huizen 762 – 778. Rechts daarvan de nog bestaande stolpboerderij op nr. 756; 25 april 1973. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Renovatie
In 1985 startten gesprekken tussen de bewonerscommissie en het Woningbedrijf Westelijke Tuinsteden over een verbeteringsprogramma voor de woningen. De bewoners wilden niet akkoord gaan met de huurverhoging die uit het plan voortvloeide. Vervolgens werd overgestapt op een plan voor groot onderhoud, dat een tekort opleverde van 250.000 gulden, waar het gemeentebestuur desalniettemin in 1987 mee instemde.

Osdorperweg 762 – 778. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Osdorperweg 942 – 930. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Tijdens de verdere uitwerking van het plan werd de fundering van de woningen nader onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat deze was verrot; de woningen rustten niet of nauwelijks meer op de palen. Herstel van de fundering maakte de totale verbouwkosten te hoog.

Terugkeer
Deze stijging kon niet in de huren worden doorberekend. Bovendien werd renovatie dan duurder dan vervangende nieuwbouw, en zou in dat geval voor alle bewoners herplaatsing noodzakelijk zijn. Na de nodige discussie en bemiddeling tussen het Woningbedrijf en de huurders gingen de bewoners akkoord met sloop en vervangende nieuwbouw, mits zij allemaal konden terugkeren in de nieuwe woningen op deze plek.

De huizen Osdorperweg 848 – 840, tegenover de Raasdorperweg, waren de laatste nog overgebleven oorspronkelijke woningen. Hier werd later het viaduct van de Westrandweg gebouwd. De al leegstaande huizen kort voor de sloop; 25 juni 2003. Foto: Erik Swierstra.

Sloop en nieuwbouw
Na sloop van de 28 woningen werden in 1991 in totaal 28 woningen teruggebouwd aan de Osdorperweg: 24 woningen met stadsvernieuwingshuren en vier premie-A koopwoningen. De bewoners en de stadsdeelraad Osdorp konden zich hiermee verenigen. In verband met de aanleg van de Westrandweg kon één blokje van vier woningen niet op dezelfde plaats worden teruggebouwd. Daarom werd dit blokje op een nog onbebouwde kavel iets noordelijker hiervan gebouwd, nl. de koopwoningen met de huisnrs. 900-906.

De uit 1990 daterende nieuwbouwwoningen Osdorperweg 762 – 778 op 21 april 2012. Foto: A. Bakker, Wikimedia Commons.

De uit 1990 daterende nieuwbouwwoningen Osdorperweg 768 – 762 op 21 april 2012. Foto: A. Bakker, Wikimedia Commons.

Woningcorporatie
Het Gemeentelijk Woningbedrijf Amsterdam werd in 1994 geprivatiseerd in de Stichting Het Woningbedrijf Amsterdam. Tussen 2004 en 2014 fuseerde deze stichting met woningcorporaties in Amsterdam, Almere, Haarlem, Haarlemmermeer, Noord-Kennemerland en Weesp tot de huidige Stichting Ymere, waardoor een van de grootste woningcorporaties van Nederland ontstond. De woningen op deze plek werden daardoor sindsdien verhuurd door deze woningcorporatie. Enkele huurwoningen zijn inmiddels verkocht.

Bronnen, noten en/of referenties
Het begint met wonen : Ymere – wonen, leven, groeien, Uitgeverij THOTH Bussum, Amsterdam 2008

Dit artikel is overgenomen van Wikipedia – juli 2020.
Zie ook: https://nl.wikipedia.org/wiki/Concordia_Inter_Nos

Restaurant Syriana gesloopt, en nu?

Restaurant Syriana – naast de Molen van Sloten – aan de Akersluis is gesloopt.

In het pand zat oorspronkelijk het sjieke Franse restaurant ‘De Aker’. Toen dat bergafwaarts ging, kwam er een Syrisch eetparadijs met een sfeervolle duizend-en-éénnacht-zolder. Daar en in de kelder werden vervolgens feesten gegeven, waarvan de omwonenden veel overlast ervoeren.

In april en mei 2020 werd restaurant Syriana gesloopt. Inmiddels is het van de aardboden verdwenen.

Later werd het Syrische kwaliteitsrestaurant vervangen door een restaurant met de ‘all-you-can-eat-formule’. Aan de achterkant verrees een steak-restaurantje met vooral veel bezorgbrommers. Het pand was inmiddels door gebrekkig onderhoud vervallen. De eens zo trotse marmeren entree stortte langzaam maar zeker letterlijk in. Niemand was dan ook verdrietig toen het pand afgelopen mei werd gesloopt.

Restaurant Syriana in betere tijden; mei 2018. (foto: Erik Swierstra).

Twee jaar later: de restanten van restaurant Syriana; mei 2020. (foto: Erik Swierstra).

Wat gaat hier komen?
Dé vraag die iedereen nu bezighoudt: “Wat komt ervoor in de plaats?” Inmiddels heeft de werkgroep Sloten een en ander grondig uitgezocht: Er mág volgens de huidige regels een hotel (zonder restaurant) komen. Dit is indertijd met slimmigheden op het laatste moment in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Anders dan eerder gedacht, kan het huidige Amsterdamse hotelbeleid dit niet verhinderen.

Het bouwontwerp dat projectontwikkelaar Midvast tijdens een inloopavond eind 2019 voorlegde aan de Slotenaren, riep veel weerstand (niet-dorps, te massief en te hoog) op. Dit ontwerp zou de naastgelegen Molen van Sloten de wind letterlijk uit de zeilen nemen. Hopelijk past Midvast het bouwplan aan. Via deze Rubriek blijft u op de hoogte.

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 15 juli 2020.

Lutkemeer in Raad

Het verzoek om de bestemming van de Lutkemeerpolder te wijzigen van ‘bedrijventerrein’ in ‘biologische landbouw’ is afgewezen.

Een minderheid van de Partij voor de Dieren, ChristenUnie, Denk, Liberaal Conservatieve fractie en de Partij voor de Ouderen steunden de motie om de bestemming te wijzigen. De collegepartijen blijven vasthouden aan de plannen “omdat het niet anders kan”.

De gemeenteraad wil wel weten wie de (potentiële?) koper is, maar de wethouder wil die informatie niet vrijgeven. Hoe kan de Raad het College dan controleren? ‘Behoud Lutkemeer’ beraadt zich samen met een aantal juristen op vervolgstappen en strijdt door.

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 15 juli 2020.

Annexatie verhindert dorpsuitbreiding Sloten

Plan voor nieuwbouwwijk met 135 woningen

Het had niet veel gescheeld, of de dorpskern van Sloten was 100 jaar geleden aan de oostzijde uitgebreid met een woonwijk met 135 woningen. Om dat doel te bereiken werd in 1919 speciaal daarvoor  de ‘Woningbouwvereeniging Sloten’ opgericht. Deze stelde zich ten doel om een compacte wijk met 135 laagbouwwoningen te bouwen op het terrein aan de noordzijde van de Sloterweg tussen Ditlaar en huisnummer 1104. Dat het plan drie jaar later moest worden afgeblazen had niet alleen te maken met de veranderde subsidieregeling voor sociale woningbouw, maar vooral omdat Amsterdam heel andere regels stelde aan deze nieuwbouw dan de voormalige gemeente Sloten vóór de annexatie op 1 januari 1921.

Boerderij Rijnhof aan de Sloterweg 1148-1142 in de jaren vijftig. Als het plan voor het ‘Tuindorp Sloten’ zou zijn gerealiseerd, zou zich dat bevinden achter de bomen aan de rechterzijde. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Onthullend archief geopend
Bij de opheffing van de St. Jozefschool in Sloten in 1988 kwam min of meer toevallig het archief van de ‘Woningbouwvereeniging Sloten’ boven tafel. Het pakket betreft de periode december 1919 tot en met februari 1923.

De archiefstukken bevatten de unieke en wellicht thans geheel vergeten historie van de woningbouwplannen die in deze ruim drie jaar werden nagestreefd op de weilanden ten oosten van de dorpskern van Sloten.

Hoe had het dorp Sloten er uitgezien als deze plannen wél waren doorgegaan? Lees deze boeiende historie van de plannenmakers uit het Sloten van 100 jaar terug, met drie dorpsnotabelen in de hoofdrol waarvan schoolhoofd H.J. Schuss als secretaris o.a. borg heeft gestaan voor het veilig stellen van dit complete en onthullende archief.

Theo Durenkamp, 1 juli 2020.

Voor de uitgebreidere versie van dit artikel, met meer illustraties en ook de geschiedenis van de ‘Woningbouwvereeniging Sloten’, zie: www.theodurenkamp.nl/artikelen-1/annexatie-verhindert-dorpsuitbreiding-sloten

 

‘Woningbouwvereeniging Sloten’

Vanaf de ontdekking van dit archief in 1988 hebben deze stukken als het ware liggen wachten op openbaring. En nu, na 32 jaar is het dan zo ver om deze gegevens en hun tekeningen van 100 jaar geleden te openbaren.

Na bestudering van al het materiaal ontvouwde zich het verhaal van een te bouwen woonwijk die er nooit kwam. Was hij er wél gekomen, dan was het nu wellicht een gemeentelijk monument. En dan waren de huizen aan de binnenzijde vast en zeker  aangepast aan de huidige eisen. En wie weet was er dan nog wel tenminste één woning waarvan de ‘kamer-en-suite’  niet was doorgebroken, alleen maar omdat de bewoners die oude sfeer juist wilden bewaren. Het heeft echter niet zo mogen zijn. Op nagenoeg hetzelfde oppervlak staat nu nieuwbouw die vanuit de stad tegen het dorp is uitgerold. En langs de Sloterweg staan nu huizen die na 1923 zijn gebouwd op de weilanden ter weerszijden van boerderij Rijnhof die later zelf ook van gedaante is veranderd, maar nog steeds met zijn voorgevel dusdanig naar voren staat dat het verkeer er ook nù nog met een flauwe bocht om heen moet, net als 100 jaar geleden…

Woningbouwvereniging van start
Op 17 december 1919 werd de ‘Woningbouwvereeniging Sloten’ opgericht die vervolgens op 10 februari 1920 koninklijke goedkeuring verkreeg. De statuten vermelden dat de vereniging in het belang van de verbetering van de volkshuisvesting werkzaam wil zijn. Het bestuur van de vereniging, die 8 leden telt, bestaat uit drie dorpsnotabelen:
– dokter L.A. Faber Jr. als voorzitter, wonend Sloten A 249 (thans Sloterweg 1301),
– schoolhoofd H.J. Schuss als secretaris, wonend Sloten A 173 (thans Sloterweg 1190), en
– makelaar C. Onkenhout als penningmeester, wonend Sloten A 157 (thans Sloterweg 1199).

In een brief van 10 maart 1920 laten de architecten Jan Gratama en Gerrit Versteeg weten mee te willen werken aan het plan door het leveren van alle tekeningen en bescheiden die nodig zijn voor het verkrijgen van regeringssteun. Hun brief eindigt met de zin: “Honorarium hiervoor geschat op ƒ 500.- uit te betalen wanneer de bouw onverhoopt niet doorgaat, mits de kas uwer vereeniging dit toelaat.” Dat laatste is niet voor niets een veilige toevoeging, want het avontuur voor een nieuw te bouwen woonwijk blijkt niet over rozen te gaan…

Voortvarend ontwerp
Al binnen een half jaar nadat beide architecten de opdracht hebben aanvaard (maart 1920) ligt er een compleet pakket aan bouwtekeningen. Het gaat dan om zowel de diverse plattegronden van het terrein waarop gebouwd gaat worden als de tekeningen van de vier verschillende types huizen, elk met voor-, achter- en zijaanzicht en hun plattegronden van beide verdiepingen.

Het nieuwbouwproject zoals dat was gesitueerd aan de oostzijde van de dorpskern van Sloten. De architecten zijn zo vrij geweest ook alvast de nodige ontsluitingswegen in te tekenen aan de noordzijde van de dorpskern, waaronder een zijweg van de Sloterweg over het perceel van Bakkerij Griffioen, toen de nummers 1208 t/m 1212 nog onbebouwd waren.

De locatie waar het nieuwe ‘Tuindorp Sloten’ gebouwd zou moeten worden, ten oosten van Boerderij Rijnhof aan de Sloterweg.

Sloten krijgt ‘Amsterdamse Schoolstijl’
Jan Gratama is met name bekend om zijn ontwerpen voor woonblokken in Betondorp, de Olympiabuurt en de Transvaalbuurt. Tussen 1914 en 1930 werkte hij veel samen met Gerrit Versteeg en had hij een positie in diverse schoonheidscommissies in Amsterdam. Vanuit die positie én als voorzitter van Architectura et Amicitia had hij een enorme invloed op de invulling van de nieuw te bouwen wijken in Amsterdam. Gratama was het ook die de term ‘Amsterdamse School‘ als eerste gebruikte voor deze zo bekend geworden architectonische bouwstijl. Zijn opvatting over een woningontwerp vinden we dan ook duidelijk terug in de ontwerptekeningen voor deze in Sloten te bouwen arbeiderswoningen, zoals ze worden aangeduid. De hele wijk is gebaseerd op het typische ontwerp dat zo kenmerkend is voor de jaren 20: een dakpartij die laag begint en via een knik hoog doorloopt met onder het midden van de dakhoogte een minimale dakkapel voor de slaapkamerramen.
Eén van de vier woningtypes die gepland staan als rijtjeswoning of twee onder één kap.

Geen badkamer
De 135 woningen zijn verdeeld over 4 verschillende woningtypes die weinig van elkaar afwijken: op de begane grond een dubbele woonkamer met schuifdeuren (‘kamer-en-suite’), keuken en toilet, op de verdieping 3 slaapkamers en een berging. Opvallend is het ontbreken van een badkamer, voor die tijd echter heel normaal! Het huis telt slechts één kraan: in de keuken! Waren deze huizen daadwerkelijk gebouwd, dan zou de berging op de bovenverdieping later zeker zijn omgebouwd tot badkamer, zoals met dit type woningen elders inmiddels overal is gebeurd.

Grondaankoop
Het bouwterrein dat de woningbouwvereniging op het oog heeft is de grond van Slotenaar Willem van der Laan van Boerderij Rijnhof. Hij heeft zijn veehouderij op de weilanden aan de Sloterweg tussen waar nu de Ditlaar als zijweg uitkomt en het huis op nummer 1104. Zijn hele kavel bedraagt 14 ha en loopt als een langgerekt smal perceel van bijna 1 km in noordelijke richting helemaal door tot aan het water van de Slotervaart. Uit een brief van de heer Vermeer van Publieke Werken blijkt dat in eerste instantie de grondoverdracht begroot is op ƒ 106.272,-, maar later gaat hij akkoord met een bedrag van ƒ 95.000.-, hoewel ook dan nog wordt gesproken van een te hoog bedrag. In de koopakte zal daarbij de bepaling worden opgenomen dat in de aanloop naar de bouw de diverse bouwmaterialen alvast op het boerenerf mogen worden opgeslagen. Uit diezelfde brief blijkt ook dat aanvankelijk het plan bestond om boerderij Rijnhof te handhaven, wellicht ten koste van een aantal woningen. Maar de heer Vermeer van Publieke Werken schrijft “dat van de zijde der Gemeente bezwaar bestaat tegen de … voorgestelde transactie, ook omdat het behoud van een veeboerderij bij een te stichten complex woningen niet gewenscht wordt geacht.”

Plattegrond van het geplande ‘Tuindorp Sloten’, ten oosten van Boerderij Rijnhof aan de Sloterweg.

Woonwijk met school
Overigens wordt van de aangekochte grond slechts een kwart bebouwd, nl. het gedeelte dat direct grenst aan de Sloterweg. Volgens de opgeleverde plattegronden zou voor dit plan boerderij Rijnhof moeten wijken. Alle overige bebouwing was er toen nog niet. Het reeds bestaande woonhuis op 1104 wordt gespaard, maar wellicht niet van harte, want de nieuwbouwwijk wordt er a.h.w. omheen gedrapeerd. Op deze wijze beslaat het bouwterrein een breedte van 150 meter langs de noordzijde van de Sloterweg en heeft het een diepte van 225 meter.

Zo te zien hebben alle 135 woningen een kleine voortuin plus achtertuin en in het hart van het plan is zelfs een school opgenomen. Niet duidelijk is of het hier gaat om een nieuw te stichten school of dat het een vervanging betreft van de reeds bestaande openbare school. Ook is het mogelijk dat het hier gaat om een nieuw te stichten r.k. meisjesschool. Daar was nl. in deze tijd sprake van vanwege de ontwikkeling van het leerlingenaantal op de St. Jozefschool die in 1914 als nieuwgebouwde gemengde school van start ging.

Vooraanzicht van een woning in het Plan voor ‘Tuindorp Sloten’, ten oosten van Boerderij Rijnhof aan de Sloterweg.

Eerste tegenslagen 
Op 10 juni 1921 schrijft architect Jan Gratama aan de woningbouwvereniging dat hij nodig met het bestuur wil overleggen: “Er zijn belangrijke punten te bespreken, o.a. zullen de woningtypen kleiner gemaakt moeten worden in verband met de jongste circulaire van den Minister.”
Op 29 juli 1921 deelt Gratama aan de woningbouwvereniging mee dat hij bij de Gemeentelijke Woningdienst van Amsterdam heeft geïnformeerd naar de vorderingen rond de aankoop van de grond door de gemeente. Immers, sinds 1 januari 1921 heeft de Woningbouwvereeniging Sloten niet meer van doen met de Gemeente Sloten, maar met Amsterdam dat de omliggende gemeenten zojuist heeft geannexeerd. De Commissie van Bijstand is tegen de grondaankoop, de wethouder Publieke Werken vóór. Dit betekent, schat Gratama in, dat B&W aan de gemeenteraad hoogstwaarschijnlijk wel een voorstel tot aankoop zullen indienen. Maar dan volgt de domper in zijn brief:
“Zooals u echter weet, zal de Minister voorloopig geen woningbouwaanvragen meer behandelen, in verband met de 90.000 die onder handen zijn, zodat ik vermoed, dat de bouw in Sloten nog wel niet spoedig tot stand zal komen. Wij zullen echter eerst afwachten of de grond door de Gemeente aangekocht wordt of niet.”

Grondperikelen
Begin 1922 benadert ‘Woningbouwvereeniging Sloten’ de gemeente opnieuw, nu om bezwaar aan te tekenen tegen de wijze waarop de gemeente eisen stelt aan de overdracht van de grond. De gemeente vindt de gevraagde grondprijs te hoog en wil bovendien het bouwterrein namelijk flink ophogen, waardoor het project financieel onhaalbaar wordt. Namens de vereniging schrijft de secretaris, de heer Schuss:
“De plannen zijn hangende gebleven doordat Publieke Werken de prijs van den grond te hoog vond. Volgens ons inzicht was dat niet het geval. De koopprijs voor den grond was voor bouwterrein in de onmiddellijke omgeving van Amsterdam zelfs laag. Dat de grond te duur zou worden was grootendeels het gevolg daarvan dat P.W. het noodig oordeelde evenveel op te hoogen als in Amsterdam, hetgeen volgens ons inzicht hier niet alleen onnoodig, doch zelfs ongewenscht is omdat daardoor het nieuwe complex ver boven het niveau van de omringende bebouwing zou komen te liggen. De door P.W. gewenschte ophooging zou de prijs van den grond met vele honderden procenten verhoogen en op een bedrag brengen, waarbij de oorspronkelijke koopprijs geheel in het niet valt. Doordat de gemeente niet tot aankoop van den grond heeft willen overgaan zijn onze plannen tot een dood punt gekomen.”

Architect Jan Gratama laat op 5 april 1922 in een brief aan de heer Schuss weten dat de voorbereiding op de woningbouw al geruime tijd stil ligt, omdat de aanvraag tot grondaankoop nog steeds niet bij de gemeenteraad is ingediend. De reden? B&W zijn vóór aankoop, de Commissie van Bijstand is tegen. Gratama voegt er aan toe dat door de algemene stagnatie in de volkswoningbouw en in verband met de vermindering van de rijkssubsidie ook het plan Sloten voorlopig moet blijven rusten.

Annexatie: de doodsteek
Later in 1922 zet dokter Faber in een brief aan de directeur van Publieke Werken alle perikelen rond de stilstand van het bouwplan nog eens op een rij. Hij herinnert aan eerdere onderhandelingen over de overdracht van 14 ha weiland door grondeigenaar Van der Laan uit de periode van vóór de annexatie:

“Reeds voor de annexatie waren deze onderhandelingen begonnen naar aanleiding van een plan tot den bouw van 128 arbeiderswoningen in verschillende typen. Ware de annexatie niet tusschen beide gekomen, dan zou de voormalige gemeente Sloten, overtuigd van de belangrijkheid en noodzakelijkheid daarvan deze plannen zonder twijfel hebben gesteund en zouden thans de vele woningzoekenden uit het plattelandsgedeelte een behoorlijk onderdak hebben gevonden. De annexatie maakte het echter nodig dat de grond niet door de bouwvereeniging zelf werd gekocht, maar dat dit moest worden overgelaten aan Publieke Werken, omdat de bouwvereeniging alleen het voorschot kon krijgen, indien de grond door de gemeente in erfpacht werd gegeven. Het feit dat deze verplichting den aankoop uit onze handen deed geven maakt dat onze bouwvereeniging niet alleen werkeloos moet toezien, maar de vele woningzoekenden moet teleurstellen en hen moest meedeelen dat dit de gevolgen van de annexatie zijn. Waar wij van alle kanten hierover klachten krijgen, voelen wij ons genoodzaakt U te verzoeken ons te willen mededeelen in welk stadium de plannen tot aankoop zijn en zóo deze zijn verworpen welke weg wij moeten inslaan om tot de zoo noodige bouw der arbeiderswoningen te kunnen overgaan.”

Einde sociale woningbouw
Het laatste bericht van architect Gratama aan dokter Faber is zijn brief van 29 januari 1923 waarin hij meldt Willem van der Laan op bezoek te hebben gehad die kwam informeren of er nog een mogelijkheid van bouwen was.

Gratama ziet onder de huidige omstandigheden nog maar één mogelijkheid: “Ik voor mij geloof dat de eenige mogelijkheid zou bestaan in een opzet, waarbij niet gerekend wordt op geldelijke steun van Rijk en Gemeente, omdat nu in Amsterdam ook arbeiderswoningen gebouwd worden zonder steun. Dat wil dus zeggen dat de huren volledig de onkosten moeten dekken. Alvorens ik hier echter moeite voor doe, zou ik gaarne van uw Bestuur vernemen of het nog gewenscht acht, dat deze woningen op dat terrein gebouwd worden.”

Opheffing vereniging
Hiermee is duidelijk dat niet alleen de annexatie, maar nu ook nog eens het overheidsbeleid met betrekking tot sociale woningbouw geen kansen meer biedt voor gesubsidieerde woningbouw. Het laatste archiefstuk is dan ook het formulier aan de Kamer van Koophandel waarmee de opheffing van de ‘Woningbouwvereeniging Sloten’ per 2 februari 1923 definitief wordt bezegeld.

Na ruim 3 jaar plannenmakerij verdwijnt het woningbouwplan voor 135 woningen dus voorgoed in het archief. Pas zo’n 60 jaar later zou het voor het eerst weer mogelijk worden om een nieuwe woonwijk van enige omvang tegen de dorpskern aan te bouwen, maar dan aan de noordwestzijde van het dorp op een braakliggend terrein aan de Osdorperweg hoek Vrije Geer.

Van: www.theodurenkamp.nl; juli 2020.

Voor het volledige artikel met alle illustraties zie: www.theodurenkamp.nl/artikelen-1/annexatie-verhindert-dorpsuitbreiding-sloten

Onderzeeboot Sloterweg – Jan van der Veldt deed een macabere vondst

Door: Paul Kroes

Meer dan 60 jaar al markeert een rode duikboot met witte flanken het erf van de familie Van der Veldt aan de Sloterweg. Een echte blikvanger. Het piepkleine vaartuig figureerde in 1978 in een opzienbarende televisie-uitzending.

Marja van der Veldt, geboren en getogen aan de Sloterweg, keek als kind dagelijks op een rode onderzeeboot uit. Die stond op het erf en was daar kort na de Tweede Wereldoorlog komen te staan door toedoen van haar vader. Een jaar of vijftien eerder, in 1932, was Jan van der Veldt in het koetshuis naast boerderij Fenix, waar hij woonde, begonnen met het repareren van auto’s. Aan de weg plaatste hij een Texaco-benzinepomp – de Sloterweg was destijds nog een belangrijke verbindingsweg. Het bedrijf breidde zich uit. Op het hooihuis plaatste hij een niet te missen bord met het opschrift ‘GARAGE’. Hij bouwde een loods op het erf en direct na de oorlog wierp hij zich op de handel in legervoertuigen.

Hij schreef in op aanbestedingen van de overheid om achtergebleven oorlogsmaterieel te verwijderen. Van der Veldt hielp hij mee Limburgse wegen op te ruimen en kreeg de opdracht om de Waalhaven in Rotterdam schoon te maken. Daar deed hij een macabere vondst. Hij bracht een onderzeeboot boven water. Een scherp gesneden vaartuig, egaal grijs met een indrukwekkende haaienkop en kogelgaten in de romp. Het bleek een eenpersoons onderzeeboot van Duitse makelij, bekend onder de naam Biber (bever). Naar verluidt zat de piloot er nog in. De onderzeeboot kon twee torpedo’s aan zijn flanken dragen, maar die ontbraken. Afgeschoten in het oorlogsgeweld.

Al bij de eerste aanblik van de Biber moet bij hem het idee zijn ontstaan de onderzeeboot te gebruiken als blikvanger voor zijn bedrijf. Jan van der Veldt kon nogal impulsief zijn. Zo kocht hij rond 1950 samen met andere ondernemers vier mijnenvegers van de Deutsche Kriegsmarine, die hij dwars door Amsterdam naar de Ringvaart liet varen, waar ze een paar jaar aangemeerd lagen. Voor de scheepsmotoren had hij een bestemming, de schepen zijn later gesloopt. Ook reed hij een poos rond in een zwartgeverfde New Yorkse taxi die dienst had gedaan als begrafenisauto.

Cockpit
Hij bracht de onderzeeboot naar zijn erf, verwijderde de oorlogskleuren, schilderde hem in de kleuren rood en wit en schreef er zijn naam op. Op de punt van het vaartuig kwam Fenix te staan. Fenix: zoals de boerderij, die in het verleden tweemaal door brand getroffen werd en beide keren uit de as herrees. Geblakerde staanders in het hooihuis getuigden daar nog van tot de sloop van de boerderij, midden jaren zeventig. De naam Fenix was ook een eerbetoon aan de wederopbouw van naoorlogs Nederland.

Het vaartuig kreeg een prominente plek aan de weg, eerst op zijn buik in het gras, later op een sokkel. Tot op de dag van vandaag staat hij op het erf (waar nu zoon Frank van der Veldt een bedrijf heeft) – een opvallend baken. Vader Jan wilde de mini-onderzeeër beslist niet kwijt. Zijn kinderen, hun vriendjes uit de buurt en neefjes en nichtjes speelden erin.

De Biber was 8,85 meter lang, 1,57 meter breed en 1,42 meter hoog en werd in 1944 gebouwd in het Noord-Duitse Lübeck. De bestuurdersruimte was klein en benauwd. Het verblijf in de nauwe cockpit moet voor een volwassen man hoogst onaangenaam zijn geweest. Er was nauwelijks ruimte om te manoeuvreren, laat staan om te eten of te ontlasten.

Ruim 300 zijn er ingezet. De vaartuigjes hadden een actieradius van slechts twaalf zeemijl. Meestal moesten ze door andere schepen tot vlak bij de plek van actie worden gesleept. De maximale duik was twintig meter en de piloot had voor 45 minuten zuurstof. Bibers werden onder meer ingezet in de Westerschelde om vrachtschepen naar de haven van Antwerpen tot zinken te brengen, en in de Maas bij een poging de Maasbrug bij Nijmegen te saboteren.

De Duitsers hadden haast gemaakt met de productie en dat resulteerde in een inferieur vaartuig. De Biber was dan ook weinig succesvol. Twee derde van de piloten kwam om het leven, behalve door vijandelijk vuur ook door zuurstoftekort of koolmonoxidevergiftiging. Feitelijk was elke missie een Himmelfahrtskommando.

Caransa
In 1978 haalde de rode Biber aan de Sloterweg onverwacht het nieuws. Het was kort na de vrijlating van de ontvoerde Maup Caransa, een vastgoedondernemer waar Jan van der Veldt ook wel eens zaken mee deed. Journalist Henk van der Meijden kwam op het idee de helderziende Peter Hurkos samen met Caransa in een taxi te laten rondrijden om zodoende de plek op te sporen waar Caransa moest hebben vastgezeten. De rit door Amsterdam en omgeving werd rechtstreeks op televisie uitgezonden.

Op de Sloterweg liet Hurkos de auto stoppen bij het erf van Van der Veldt. Camera en lampen richtten zich op de rode onderzeeboot. Caransa was in de onderzeeboot vastgehouden, beweerde Hurkos. De uitzending was zo goed bekeken en het onderwerp had zoveel losgemaakt dat het dagenlang zwart zag van de mensen die het duikbootje met eigen ogen wilden zien. De Sloterweg raakte totaal geblokkeerd. Later verklaarde de taxichauffeur dat hij een paar dagen eerder dezelfde rit al drie keer met de helderziende gemaakt had. Hurkos verzon maar wat.

Paul Kroes schreef met Jan en Kees Loogman en Kees Schelling ‘Rond de Sloterbrug’. Dit artikel is gebaseerd op zijn verhaal over de rode onderzeeboot in dit boek. Bestellen via www.ronddesloterbrug.nl en te koop bij boekhandel Meck & Holt in Amsterdam-Osdorp en boekhandel Jaspers in Badhoevedorp.

Uit: Ons Amsterdam, mei 2020.

Van: https://onsamsterdam.nl/onderzeeboot-sloterweg-jan-van-der-veldt-deed-een-macabere-vondst

7.500 handtekeningen voor het behoud van de Lutkemeerpolder

“Amsterdam, pak die kans voor de stad”

In de hoop het bestemmingsplan van de Lutkemeerpolder alsnog te veranderen, overhandigde dorpsraadlid Irene Hemelaar op woensdag 24 juni 2020 bij de Stopera 7.500 ondersteunende handtekeningen aan wethouder Marieke van Doorninck. Ruim 100 actievoerders trotseerden de hitte en betuigden hun steun.

Vanwege de corona-maatregelen mocht niemand binnen in de Stopera komen inspreken bij de commissievergadering. De creatieve actiegroep had hiervoor een oplossing bedacht en een hoogwerker geregeld. Eén voor één werden de 15 insprekers in het bakje naar boven gehesen om de raadsleden toe te spreken. Op de foto is het de beurt aan boerin van de Boterbloem Alies Fernhout. Met microfoon, en de zonwering opzij trekkend, kregen de insprekers zo de onverdeelde aandacht van de gemeenteraadsleden. De vergadering werd telkens stilgelegd om te luisteren. Actiegroep ‘Behoud Lutkemeer’ toont lef. De gemeenteraadsleden ook? Of overheerst hun angst voor financiële claims, ook al was er sprake van aangetoonde fraude aan de ontwikkelkant? (Foto: Hans Bootsma)

Op 1 of 2 juli 2020 staat het verzoek om het bestemmingsplan ‘Lutkemeerpolder’ te wijzigen op de agenda van de gemeenteraad. Het gaat om een principieel besluit. Kiest men voor meer nog bedrijventerreinen in de Lutkemeerpolder op Oud Osdorp, of voor duurzame teelt van Amsterdamse groenten? Door de handtekeningen persoonlijk aan de wethouder te komen overhandigen hoopt de actiegroep goed zichtbaar te maken aan het College en de gemeenteraad dat er echt héél véél Amsterdammers zijn die niet nóg meer (leegstaande) bedrijventerreinen in de Lutkemeer willen krijgen. In de eerstvolgende Westerpost (15 juli) leest u wat de gemeenteraad besloten heeft.

Hoofdpijn of kans?
Gaat de gemeenteraad dit hoofdpijndossier doorzetten? Kiest men voor een bouwplan waar veel verzet tegen is en dat in alle opzichten indruist tegen hun eigen beleid? Of ziet de gemeenteraad dit als een kans voor de stad om het ánders te doen, om groen en ruimte te sparen en er samen met de burgers iets moois van te maken? Om voor deze laatste optie te kiezen, zal de gemeente wel lef moeten tonen.

In één minuut
Om beurten richtten 15 ondertekenaars bij de Stopera ieder één minuut het woord tot de gemeenteraadsleden van de commissie Ruimtelijke Ordening. Ieder met zijn eigen verhaal waarom de Lutkemeerpolder zijn groene landbouwbestemming moet behouden.

Tamar Frankfurher

Uit: de Westerpost van 1 juli 2020.

Ontbrekende bomen langs de Sloterweg

Van oudsher is de Sloterweg een laan met aan beide zijden bomen. Over een groot deel van de Sloterweg is dit nog steeds zo, maar er zijn diverse locaties waar één of meer bomen of een heel rijtje bomen ontbreken. Deze zijn in de loop der jaren verdwenen maar niet door nieuwe vervangen.

Hieronder een overzicht van de locaties waar bomen ontbreken op het gedeelte van de Sloterweg tussen Ditlaar en Christoffel Plantijnpad (van west naar oost). Zie ook de bijgaande foto’s.

Het zou mooi zijn als hier nieuwe bomen geplant worden om zo de bomenrij weer (meer) compleet te maken.

Erik Swierstra; juni 2020.

 

Zie ook: (september 2020)

Locaties waar bomen ontbreken, ter hoogte van Sloterweg nrs.
* 1162 – 1148 (oneven)
* 1142 (even)
* 1127 (oneven)
* 1090 (oneven)
* 1053 (oneven)
* 1047 – 1012 (oneven)
* 994 – rotonde (oneven)
* rotonde – 908 (even)
* 871 (oneven)
* 857 (oneven)
* 796 (even)
* 773 (oneven)
* 712 – 705 (oneven)
* 675 (even)

Klik op de foto’s voor een vergroting.

Klik op de foto’s voor een vergroting.

Ontbrekende bomen langs de Sloterweg op de plaatsen van de groene sterren.

Ontbrekende bomen langs de Sloterweg op de plaatsen van de groene sterren.

Ontbrekende bomen langs de Sloterweg op de plaatsen van de groene sterren.

Ontbrekende bomen langs de Sloterweg op de plaatsen van de groene sterren.

Ontbrekende bomen langs de Sloterweg op de plaatsen van de groene sterren.

Ontbrekende bomen langs de Sloterweg op de plaatsen van de groene sterren.

De Bronwaterleiding in de Riekerpolder

Mr. J.H. van den Hoek Ostende

Uit: Amstelodamum – januari 1970, pagina’s 9 t/m 15.

In mijn artikel over boringen naar drinkwater in Amsterdam (1) schreef ik, dat deze putboringen hun betekenis verloren, toen op 12 december 1853 de Duinwatermaatschappij de hoofdstad van zuiver drinkwater begon te voorzien. Ten behoeve van de watervoorziening van brandweer, reiniging en industrie begon bovendien op 1 mei 1888 de Vechtwaterleiding te werken.

Op 1 mei 1896 kreeg Amsterdam, op dezelfde datum waarop de gemeente de Duinwatermaatschappij naastte, bij de gedeeltelijke annexatie van Nieuwer-Amstel tevens de beschikking over de bronwaterleiding van die gemeente, waarvan de prise d’eau zich bevindt op het terrein Westerveld aan de weg van Hilversum naar Laren.

Volgens de wet van 18 april 1874, S.64, tot regeling en voltooiing van het vestingstelsel, kwam intussen de stelling van Amsterdam tot stand. Deze omgaf de hoofdstad met een kring van 36 verdedigingswerken, ten dele verbonden door wallen, waarachter zich infanterie kon opstellen. De kring had een omtrek van 135 km en een gemiddelde straal van 12 km, zodat, mede door de voor de weerstandslijn te stellen inundaties, de hoofdstad bij de kracht der toenmalige vuurmonden niet gebombardeerd kon worden. De forten waren zodanig gebouwd, dat zij de toegangswegen naar Amsterdam met hun geschut konden afsluiten, zowel waterwegen, landwegen als spoorwegen.

De linie liep van Muiden over Weesp, Nigtevecht, Abcoude en Uithoorn naar Aalsmeer. Verder langs de z.g. vuurlijn door de Haarlemmermeerpolder over Hoofddorp naar Vijfhuizen. Dan in noordelijke richting over de Liede, Spaarndam, Velzen en Krommeniedijk maar Markenbinnen.

In oostelijke richting werd langs de zuidzijde van de Beemster benoorden Purmerend langs bij Edam weer de Zuiderzee bereikt. Werken bij Diemerdam, op Pampus en het vuurtoreneiland bij Durgerdam beschermden Amsterdam aan de zeezijde. Binnen de stelling woonden op 1 januari 1904 ruim 670.000 mensen. Aan militairen werd in oorlogstijd gerekend op 200.000 man. Met vluchtelingen mee berekende men de bevolking bij een beleg op een miljoen personen.

Het was een groot probleem om al deze mensen aan behoorlijk drinkwater te helpen, omdat de winplaatsen van de in de eerste alinea genoemde waterleidingen gelegen waren buiten, of wat die van het in normale omstandigheden niet voor consumptie bestemde Vechtwater betreft, aan de rand van de stelling van Amsterdam. Ook het pompstation te Wijk aan Zee, dat de Zaanstreek van water voorzag, lag buiten de kringstelling.

Was deze geheel ingesloten, dan konden slechts zij, die over regenbakken of Nortonpompen beschikten, op de gebruikelijke wijze in hun behoefte aan drinkwater voorzien. Ten einde een oplossing te vinden werd bij Koninklijk Besluit van 16 januari 1895, nr. 23, een staatscommissie ingesteld om te adviseren omtrent de vraag op welke wijze binnen de stelling van Amsterdam, in tijd van oorlog, voldoende zou kunnen worden voorzien in de behoefte aan drinkwater. Deze commissie bracht op 31 juli 1899 rapport uit aan Hare Majesteit de Koningin.(2)

De bronwaterleiding gezien van de (Oude) Haagse weg in 1953. Het gebouw met de twee torens is de ontijzeringsinrichting uit 1902. Daarachter de ontijzeringsinrichting uit 1908. Op de voorgrond links een der stokerswoningen, rechts de machistenwoning. In het midden de nieuwbouw op de plaats van de filterinstallaties. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De commissie herinnerde eerst aan de vroeger gezochte oplossingen. Gesteld was dat de bevolking bij de aanvang van een beleg water in voorraad zou moeten nemen, maar daartoe ontbraken haar de reservoirs. Dat gebrek aan regenbakken maakte ook het opvangen van hemelwater praktisch onmogelijk. Het boezemwater was onbruikbaar, daar het bij de gestelde inundaties zeker brak zou zijn. Ook het Vechtwater zou daardoor zout worden, zodat zelfs als de reservoirs nog zouden functioneren, dit water voor consumptie toch niet bruikbaar te maken zou zijn.

Distillatie van het zuiverste water binnen de stelling zou te veel van de door het beleg schaarse steenkolen vereisen. Het gebruik van een diepe polder, bijvoorbeeld de Lutkemeerpolder, de Bijlmermeerpolder of de Over-Amstelpolder, als reservoir voor drinkwater, moest worden afgekeurd wegens de onmogelijkheid tevoren het onreine polderwater geheel te verwijderen. De meeste kans van slagen had het werken met zoetwaterbassins, zoals er te Amsterdam zich enige onder pleinen en markten bevonden.(3)

De bronwaterleiding naar de Ringvaart en de oude Haagse weg in 1953. Links van beide ontijzeringsinrichtingen met de nieuwbouw bevindt zich de andere stokerswoning. Het grote gebouw links daarvan is het machinegebouw uit 1903. Door de twee zendtorens heen is nog juist de machinistenwoning te zien. De antennemasten zijn van de Rijks Luchtvaart Dienst. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Tien bassins met een gezamenlijke inhoud van 250.000 kubieke meter zouden nodig zijn, waarvan er twee geprojecteerd waren ten westen van de Hembrug aan de noordzijde van het Noordzeekanaal en acht aan de zuidzijde van dat kanaal in de Grote IJ-polder. Voor een periode van ongeveer drie maanden zou daarmee de behoefte aan water gedekt zijn. Maar omdat de vrees geuit werd, dat de bassins zouden scheuren, daar de bodem der IJ-polder nog inklonk, ging de aanleg van deze vijvers niet door. (4)

Een achtste oplossing was intussen beproefd. In 1887-1889 werden putboringen te Sloten en te Diemerdam gedaan tot diepten van 200 en 347 meter, maar zonder gunstig gevolg. Op verschillende punten werden Nortonpijpen geslagen, waarbij herhaaldelijk tussen 30 en 40 meter diepte water van redelijke hoedanigheid werd aangetroffen. Maar de hoeveelheid daarvan was beperkt, zodat men tot de conclusie kwam, dat door het slaan van Nortonpijpen slechts hier en daar in de locale behoefte aan drinkwater voorzien zou kunnen worden.

In 1890 leverde een tot 54 meter diepte uitgevoerde putboring bij de Nieuwe Meer water op, dat op grond van zijn scheikundige samenstelling voor drinkwater afgekeurd werd. De staatscommissie meende evenwel dat de mogelijkheden van de vindplaats bij de Nieuwe Meer onderschat waren. De productie van 100 kubieke meter water van een laag chloorgehalte per etmaal bij voortdurend pompen gedurende zeven dagen uit een bronbuis met een wijdte van 76 mm, wilde de commissie niet verwaarlozen.

Ingevolge haar voorstellen werd in 1897 nabij het fort aan de Nieuwe Meer (5) een tiental bronbuizen, wijd 76 mm, op een onderlinge afstand van dertig meter aangebracht. Op deze buizen werd gedurende drie maanden onafgebroken gepompt, waartoe ze door een leiding samen aan een stoompomp waren gekoppeld. Gedurende deze tijd werden steeds vijf kubieke meter per uur en per bron opgepompt, terwijl gedurende veertien dagen die hoeveelheid zelfs tot zes kubieke meter werd verhoogd.

In 1898 werden nog weer tien bronbuizen aangebracht met een middellijn van 125 mm en een onderlinge afstand van vijftig meter. Ook deze buizen werden onderling en aan een stoompomp verbonden en bleken op te leveren acht kubieke meter water per bron en per uur. In totaal werd ongeveer 3400 kubieke meter per dag verkregen. Bij het staken van het pompen keerde de waterstand na verloop van een dag weer tot het oorspronkelijke niveau terug.

Na onderzoek werd het ontijzerde water door de Geneeskundige Dienst der Landmacht en de inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht in Noord-Holland geoordeeld geschikt te zijn als drinkwater. Bij een diepte van 55 meter doorboorde men achtereenvolgens veen, klei met schelpen en zand, leem en zand met grint.

Naar aanleiding van het rapport der Staatscommissie werd in 1901 in de Riekerpolder onder Sloten (6) begonnen met aardwerken, het maken van een aanlegsteiger en het bouwen van twee stokerswoningen en een machinistenwoning ten behoeve van de drinkwatervoorziening in de stelling van Amsterdam.(7) In 1902 en 1903 kwamen de ontijzeringsinrichting, de filters, de reinwaterkelder en het machinegebouw tot stand. In 1904 werd een bezinkvijver aangelegd.

In 1906 kwam de verbinding van de winplaats met het buizennet van de Gemeentewaterleidingen aan de orde. De Staatscommissie had een verbindingsbuis geprojecteerd langs de Sloterweg, de Slimmeweg (8) en de Uitweg naar de Haarlemmerweg, waar de aansluiting gedacht was aan de aanvoerleiding van het duinwater uit Leiduin. Later gaf men de voorkeur aan een verbindingsbuis langs de Sloterweg tot de Overtoomse schutsluis met een zinker door de Kostverlorenvaart en dan verder langs de Overtoom tot op de Nassaukade aansluiting werd verkregen aan de ceintuur leiding van de Gemeentewaterleidingen. Een overeenkomst dienaangaande tussen het Rijk en de gemeente Sloten op 1 juli 1906 gesloten, nadat de gemeenteraad van Sloten op 25 november 1905 en 24 februari 1907 de daartoe nodige vergunning gegeven had, die op 17 januari 1906 nog nader gepreciseerd werd. (9)

Het werk was reeds vrijwel voltooid – op zaterdag 1 september 1906 werd de zinker door de Kostverlorenvaart gelegd – toen de Amsterdamse gemeenteraad op 16 januari 1907 burgemeester en wethouders machtigde met de staat der Nederlanden een overeenkomst te sluiten, waarbij aan de staat vergunning werd verleend tot het leggen en hebben van een ijzeren pijpleiding door de Kostverlorenvaart en langs de Overtoom ten behoeve van de watervoorziening van Amsterdam in oorlogstijd. De desbetreffende overeenkomst werd gesloten op 25 februari 1907. (10)

In 1908 werden naast de bestaande inrichtingen een tweede ontijzeringsinrichting, een tweede filterinstallatie en een tweede reinwaterkelder gebouwd. Alle gebouwen werden voorzien van een of meer bliksemafleiders.

De prise d’eau van de militaire waterleiding zou met 106 bronnen naar schatting per etmaal 15.000 kubieke meter gereinigd water kunnen leveren, indien de pompen 22 uur werkten. Door de verbinding met het net der gemeentewaterleidingen waren er geen problemen bij het transport naar en in Amsterdam, zoals het geval zou zijn geweest bij het gebruik van de bij de Hembrug ontworpen waterbassins.

Voor het vervoer van water naar andere plaatsen in de stelling en naar bivaks der militairen wilde men schuiten gebruiken. Deze zouden gevuld kunnen worden aan een daartoe gebouwde steiger in de Ringvaart der Haarlemmermeer. Een pijpleiding met kranen liep van de reinwaterkelder naar de steiger. Toen de installatie in de Riekerpolder bij proefpompen aan de gewekte verwachtingen voldaan had, stelde het ministerie van oorlog geen prijs meer op het behoud van de genoemde verswaterbakken in de Amsterdamse binnenstad. (11)

Terwijl de waterleiding bij de Nieuwe Meer nog in aanleg was, had het gemeentebestuur van Sloten aan de minister van oorlog gevraagd of de gemeente drinkwater uit de installatie in de Riekerpolder zou kunnen kopen.

Voor gemeenterekening zou dan een watertoren gebouwd moeten worden en tevens zou de gemeente de levering van het water aan particulieren ter hand moeten nemen. De gemeente Sloten zag tegen de kosten van deze werken op en het was haar niet onwelkom, dat de N.V. Maatschappij tot Exploitatie der Waterleiding te Sloten de watervoorziening aldaar op zich wilde nemen.

Op 24 november 1908 verleende de raad van Sloten de aangevraagde concessie aan de Waterleidingmaatschappij. Volgens de op 5 december 1908 gesloten overeenkomst mocht de maatschappij geen ander water leveren dan zij betrok uit de pijpwellen op de terreinen der Bouwgrondmaatschappij ‘Overtoom’, nabij het Jacob Marisplein. Over dat water kwamen steeds klachten van gebruikers, die het Slotense bronwater vrijwel dag gelijks konden vergelijken met het voortreffelijke Amsterdamse drinkwater uit de duinen.

De Watertoren van de gemeente Sloten in de Jacob Marisstraat; circa 1908.
Foto’s: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Bovendien had de maatschappij er moeite mee in haar lange buizennet naar de Admiraal de Ruijterweg voldoende druk te handhaven. In 1913 nam de gemeente Amsterdam alle aandelen over in de N.V. Maatschappij tot Exploitatie der Waterleiding te Sloten en gingen de Amsterdamse gemeentewaterleidingen Sloten van water voorzien. (12)

Ook de gemeente Watergraafsmeer had een bronwaterinstallatie, waarbij het water van een diepte van 35 tot 40 meter werd opgezogen. De watertoren en de ontijzeringsinrichting van deze waterleiding, die van 1899 tot de annexatie van de Watergraafsmeer door Amsterdam in 1921 gewerkt heeft, bevonden zich op het terrein aan de Lange weg bij de Kruislaan ten zuiden van de spoorwegovergang.

Behalve deze 30 meter hoge watertoren, die in 1936 werd afgebroken. heeft de Watergraafsmeer na 1912 ook in de De Wetbuurt bij de Weesperzijde, enkele jaren een watertoren gekend. Deze was op dezelfde bronwaterinstallatie aangesloten, maar bleek bij de grote capaciteit van de andere watertoren, 365.000 liter, eigenlijk overbodig. (13)

Lange tijd lag de militaire waterleiding bij de Nieuwe Meer rustig in een uithoek van Amsterdam, op het gebied van welke gemeente zij sedert de annexatie van Sloten per 1 januari 1921 was gaan behoren. Zo werd zij gezien door A. E. d’Ailly, die schreef: ‘In den Riekerpolder, dicht bij de Ringvaart, zien wij de gebouwen der militaire waterleiding’. (14)

D’Ailly zag daar grote veranderingen in het verschiet en al ging het anders dan hij dacht (geen spoorbrug nog en de sluis niet bij de Ringvaart maar aan de stadszijde van de Nieuwe Meer), ze zijn er gekomen. Door de aanleg van de Haagse weg in 1936, die met een hoge brug over de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder gaat even ten zuiden van de bronwaterleiding, veranderde het landschap ingrijpend.

Als militair werk kwam de waterwinplaats in mei 1940 in Duitse handen. In januari 1944 werd zij in opdracht van de Verteidigungsstab Amsterdam in beheer overgedragen aan de Gemeentewaterleidingen. In februari werd reeds begonnen met het bedrijfsklaar maken van de installaties. Hiertoe werden alle hevelleidingen en gasleidingen op druk geperst en de lekken en andere gebreken hersteld. In september 1944 waren de werkzaamheden zover gevorderd, dat de prise d’eau als noodvoorziening te gebruiken was. Gerekend werd op de in 1904 geraamde waterlevering van ruim 15.000 kubieke meter per dag. (15) Het is echter niet nodig geweest er gebruik van te maken.

De opheffing van de stelling van Amsterdam ten gevolge van de geheel veranderde inzichten in de landsverdediging, die door de tweede wereldoorlog ontstaan waren, maakte de bronwaterleiding te Sloten als zodanig overbodig. Het complex bleef in beheer bij de genie, die er magazijnen en werkplaatsen vestigde.

In 1950 werd het vroegere machinegebouw ingericht voor het zenderpark van het radiozendstation van de afdeling luchtverkeersbeveiliging van de Rijksluchtvaartdienst. Rond de gebouwen werd een antennesysteem, bestaande uit tachtig antennemasten, opgericht. In 1951 werden de zenders en de overige apparatuur van het oude zendstation aan de Schipholweg naar de nieuwe vestiging in de Riekerpolder overgebracht. Ten einde het bedrijf ongestoord te kunnen laten doorgaan geschiedde deze overbrenging geleidelijk. (16)

In 1953 werden op de plaats van de filterinstallaties enige lage gebouwen opgetrokken ten einde het complex beter voor zijn nieuwe bestemming geschikt te maken. Door de verlegging van de Haagse weg in aansluiting aan een nieuwe brug over de Ringvaart werd de noordwestelijke hoek van het terrein afgesneden, waarbij een gedeelte van de tweede ontijzeringsinrichting werd afgebroken.

Noten

1. Maandblad Amstelodamum 1968 blz. 173-180. 2. Arch. secr. afd. Gcmeentebedrijven 1899 nr. 2027.

3. Maandblad Amstelodamum 1962, blz. 106.

4. W. E. van Dam van Isselt, De Stelling van Amsterdam, Haarlem 1905, 7e druk Utrecht 1910.

5. Dit fort behoorde niet tot de eigenlijke stelling van Amsterdam. Het was in 1843-1846 gebouwd toen de toestand ter plaatse door het aanleggen van de ringdijk ter droogmaking van de Haalemmermeer geheel gewijzigd werd. (Atlas van historische vestingwerken in Nederland, deel 111, 2, Noord-Holland. blz. 25 en 30).

6. Ook bij Schiphol, Amstelveen en het Kalfje was op een diepte van 40 tot 50 meter water van een zeer laag chloorgehalte aangetroffen, maar om de gunstige ligging gaf de commissie aan waterwinning uit de Riekerpolder de voorkeur.

7. De heer dr J. Belonje te Alkmaar was zo vriendelijk mij opmerkzaam te maken op de aanwezigheid van bescheiden betreffende dit werk onder de contracten van het ministerie van oorlog, genie, berustende in het hulpdepot van het Algemeen Rijksarchief aan de Koningsweg te Schaarsbergen bij Arnhem.

8. Tussen het dorp Sloten en de Uitweg. Bij raadsbesluit van 16 februari 1927 kreeg de Slimmeweg de naam Osdorperweg, zoals ‘de weg tussen de Uitweg en Halfweg reeds heette.

9. Arch. Gemeente Sloten, nr. 589.

10. Arch. secr. afd. Gemeentebedrijven 1906 nr. 2195 en 1907 nrs. 4 , 265 en 1041.

11. Arch. secr. afd. Publieke Werken 1909 nr. 1161.

12. Arch. Gemeente Sloten nrs. 590, 591 en 592.

13. Ons Amsterdam 1963, blz. 327-328.

14. A. E. d’Ailly, Wandelingen om Amsterdam, uitgegeven door de A.N.W.B. in samenwerking met het genootschap Amstelodamum, Amsterdam 1927, blz. 51.

15. Verslagen der Gemeentewaterleidingen over 1944 en 1945.

16. Verslagen van de Luchthaven Schiphol over 1950 en 1951. Mr. J. H. van den Hoek Ostende, 1968

 

Dit artikel als pdf-bestand: De Bronwaterleiding in de Riekerpolder.pdf

Zie ook: Drinkwater in oorlogstijd

Zie ook: Van militaire watervoorziening tot broedplaats

Zie ook: Wat er nog rest van de Riekerpolder