Erik Swierstra

Dorp Sloten is geen afvaldump-locatie

Al decennia lang gaat de prachtige dorpskern Sloten gebukt onder een continue stroom van afval. De enorme bergen grofvuil trekken de meeste aandacht, maar wie over de Slimmeweg, het Sloterpleintje of de Akersluis loopt, struikelt over fastfood-verpakkingen.

Foto: Diana Hense.

Het zijn meestal jongeren die deze rommel achteloos achterlaten, maar ook gezinnen met kinderen kunnen er wat van. Als corona-uitje wordt in de auto met het hele gezin gesnackt. Na het wegrijden blijven verpakkingen van de bekende ketens, etensresten en zelfs volle luiers achter op straat. De werkgroep ‘Sloten Schoner’ gaat iedere week dapper de rommel te lijf, maar er valt eigenlijk niet meer tegenop te prikken.

Afvaltoerisme?
Wie zijn het toch, die het lef hebben om zoveel grof vuil gewoon in een woonwijk te dumpen? Het zijn geen bewoners van het dorp, die af en toe met een kruiwagen een afgedankt meubelstuk naar de containers komen brengen. Het enige dat we zeker weten is dat het grofvuil meestal met busjes of auto’s afgeleverd wordt. Dan vraag je je af: Waarom rijd je dan niet meteen een paar minuten verder door naar het afvalpunt bij de Henk Sneevlietweg? Dat is, ook in deze coronatijden, gewoon open.

Of zijn het bewoners uit Badhoevedorp, die in de Haarlemmermeer met een strenger afvalregime te kampen hebben? In Badhoevedorp mag je per jaar tot drie kubieke meter grofvuil gratis wegbrengen of twee kubieke meter gratis laten ophalen. Een klusser overschrijdt die hoeveelheid al snel… Dus dan maar dumpen nét over de grens in Amsterdam waar het gratis lijkt? Ja, maar wél op rekening van alle Amsterdammers… Hier rijst de afvalstoffenheffing dan de pan uit.

Camera’s
Voor wie durft: Vraag aan mensen die hun grofvuil op Sloten staan uit te laden, waarom ze niet doorrijden naar de Henk Sneevlietweg. Waarschijnlijk is het nodig dat de gemeente hier camera’s ophangt. Dan wordt de illegale vuilstort vastgelegd en kan de gemeente aan de hand van kentekens mensen aanspreken op hun asociale gedrag.

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 20 januari 2021.

Filmpjes met interviews Sloten-Oud Osdorp nu te bekijken op youtube

Interviewproject – Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

In 2012 is in samenwerking met het Geheugen van West en het Amsterdam Museum een project gestart waarbij (ex-)bewoners van Sloten, de Noorder- en Zuiderakerweg en Oud Osdorp in Amsterdam Nieuw-West worden geïnterviewd om zo de herinneringen aan het vroegere leven in het landelijk gebied te documenteren in een audio(visueel) archief.

De interviews gaan niet alleen over het dorpsleven in vroeger tijden, maar ook de recentere geschiedenis komt aan bod: de gevolgen van de verstedelijking en veranderingen die de oprukkende stad met zich meebracht.

Tussen 2012 en 2019 zijn er door Bram de Waard en Tamar Frankfurther bijna 80 filmpjes geproduceerd, waarvan er 60 zijn gepubliceerd op www.geheugenvanwest.amsterdam. Sinds januari 2021 zijn zij (ook) te zien op youtube.com.

De filmpjes zijn te bekijken op: www.youtube.com

Voor vragen kunt u terecht bij: eriksw@wxs.nl of dorpsloten@gmail.com

Erik Swierstra
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

De poldermolens van Slotermeer en Sloten

Halverwege de negentiende eeuw stonden er op het grondgebied van de vroegere gemeente Sloten negen poldermolens die zorg droegen voor de bemaling.

Twee molens aan de Kostverlorenvaart in de wijken die nu liggen in het voormalige Stadsdeel De Baarsjes zijn al in het laatste kwart van de 19e eeuw verdwenen en door een gemaal vervangen. Dit gemaal werd in 1951 op zijn beurt weer vervangen door het huidige Akergemaal te Sloten. Twee molens ten noorden van de Haarlemmertrekvaart zijn in de jaren twintig vervangen door gemalen.

In het gebied ten westen van de stad en ten zuiden van de Haarlemmerweg, waar nu de Westelijke Tuinsteden liggen, bevonden zich vijf poldermolens.

Molens langs de Haarlemmerweg
Met de aanleg van de Haarlemmertrekvaart in 1632 werd de afwatering van de ten zuiden hiervan gelegen polders bemoeilijkt. Twee afzonderlijke polders werden samengevoegd tot de Sloterbinnen- en Middelveldse gecombineerde polder. Deze kreeg drie molens, waarvan twee aan de Kostverlorenvaart (de Noordermolen en de Zuidermolen) en een aan de Haarlemmerweg, de 1100 Roe. Deze laatste werd gebouwd in 1674 en vervangen in 1757.

De twee molens langs de Haarlemmerweg. Op de voorgrond de 1200 Roe, in de verte de 1100 Roe. Op de achtergrond de Tuinstad Slotermeer in aanbouw; circa 1955.

Ook de Osdorper Binnenpolder kreeg in 1632 een poldermolen die het water uitsloeg op de Haarlemmervaart, onderdeel van Rijnlands Boezem. Deze molen werd de 1200 Roe genoemd, naar de afstand tot de Haarlemmerpoort. Een Amsterdamse Roede was een oude lengtemaat en bedroeg 3,767 meter. Deze molens behielden hun functie tot 1951 toen het gebied met zand werd opgehoogd voor de aanleg van de tuinsteden Slotermeer en Geuzenveld.

De Ookmeermolen, voorheen molen de 1100 Roe, verplaatst van de Haarlemmervaart naar Sportpark Ookmeer aan de rand van de Osdorper Binnenpolder; 10 oktober 2005. Foto: Erik Swierstra.

De 1100 Roe werd in 1961 gedemonteerd, naar Sportpark Ookmeer overgebracht en in 1965 weer opgebouwd. Daar staat deze op een fraaie plek met uitzicht op het nog overgebleven veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder. De Ookmeermolen heeft nu een functie in de waterbeheersing van het sportpark. De 1200 Roe bleef zonder functie achter op zijn oude plek en geraakte in verwaarloosde toestand. In de jaren zeventig ontbraken uiteindelijk de wieken. Tussen 1977 en 1979 werd de molen gerestaureerd en is nog steeds een herinnering aan het oude polderland.

De molen de 1200 Roe nabij de Willem Molengraafstraat in Slotermeer is de laatste nog op zijn oorspronkelijke plaats staande molen in het gebied van de huidige Westelijke Tuinsteden; 27 maart 2011. Foto: Erik Swierstra.

Sinds 2003 is er een nieuwe molenaar aangesteld, die zorg draagt voor het in goede staat houden van de molen. Doordat de flats van Slotermeer veel wind wegnemen was er weinig gelegenheid de molen daadwerkelijk te laten draaien. In 2004 kwam Rein Arler er als nieuwe molenaar wonen, en werd de mogelijkheid hersteld om de molen ook bij noordelijke windrichtingen te laten draaien. Sindsdien wordt hij regelmatig in werking gesteld, zodra er voldoende wind is draait de molen. Zo is de 1200 Roe per week minstens enkele dagen in beweging tot soms bijna dagelijks.

De molenstomp van de vroegere molen van de Sloterdijkermeerpolder. Op de achtergrond de Sloterplas in aanleg, die op de plek van de vroegere polder kwam; circa 1954. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Molen van de Sloterdijkermeerpolder
Ook de Sloterdijkermeerpolder had zijn eigen molen. De Slootermeer werd drooggelegd in 1644, de molen stond aan de oostelijke oever van het vroegere meer. Dit meertje werd als circa 111 ha grote onderbemaling door een molen bemalen. Deze brandde in 1893 af. Ter vervanging werd een windmotor met centrifugaalpomp gebouwd, die niet voldeed. In 1895 werd deze vervangen door een achtkante vijzelmolen. Hierbij werd gebruik gemaakt van de een jaar tevoren buiten gebruik gestelde Noordermolen van de Sloterbinnen- en Middelveldse gecombineerde polders. Hij werd ook wel Witte Molen genoemd en deed tot 1925 dienst. Vier jaar later werd hij onttakeld en in 1954 geheel afgebroken. De Sloterdijkermeerpolder werd vergraven tot Sloterplas. Op de plaats van de molenstomp werd de Jan Evertsenstraat aangelegd tussen de Ringspoordijk en de Burg. Cramergracht. Het uit 1925 daterende rioolgemaal bleef nog staan tot 1995 en werd afgebroken voor de bouw van de nieuwe wijk Oostoever.

De Akermolen langs de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, de molenstomp die overbleef na de onttakeling van de molen van de Middelveldsche Akerpolder; 27 maart 2011. Foto: Erik Swierstra.

Akermolen
Een andere molenstomp, die nog wel bestaat, is die van de Akermolen langs de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Deze molen werd in 1876 gebouwd, ter vervanging van een kleinere voorganger, bij de start van de vervening van de Middelveldse Akerpolder. Het was een van de grootste poldermolens van Holland. In 1920 werd hij vervangen door een gemaal en bleef alleen de bakstenen onderbouw over, met daarin nog gevelstenen uit 1876 en 1896. Na een dreigende sloop kwamen plannen om de zwaar verwaarloosde resten van de oude molen te restaureren. Uiteindelijk werd de Akermolen tussen 2008 en 2010 door Stadsherstel Amsterdam gerestaureerd en sinds 2010 is er een kleinschalige horecagelegenheid gevestigd.

De Riekermolen, met zicht in noordelijke richting op de Riekerpolder. In de verte de Sloterweg en links het dorp Sloten; 1922. Foto: J. van Eck – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Riekermolen
De Riekermolen stond in de polder ten zuiden van de Sloterweg, de Riekerpolder. Dit was de oudste molen van Sloten, gebouwd in 1636, toen de Riekerpolder werd bedijkt. De molen bleef in gebruik tot 1932, toen er een motorgemaaltje naast werd geplaatst, maar werd als reserve achter de hand gehouden. Toen in de jaren vijftig de Nieuwe Meer voor de zandwinning in noordelijke richting werd uitgebreid ontstond de Riekerplas. De molen moest daar verdwijnen en werd in 1956 afgebroken, maar kon in 1961 gelukkig weer opgebouwd worden op een andere locatie, aan de Amstel bij de Kalfjeslaan. Daar is deze molen nog steeds te bewonderen.

De Riekermolen staat sinds 1961 aan de Amstel bij de Kalfjeslaan. Foto: Erik Swierstra; 7 april 2020.

Molen van Sloten
De huidige Molen van Sloten is in gebruik genomen in 1991. Deze molen kwam tot stand met gebruikmaking van delen van een molen uit de Watergraafsmeer. Die molen was gebouwd in 1847 voor de bemaling van deze droogmakerij aan de oostkant van Amsterdam. In 1878 werd de functie door een stoomgemaal overgenomen. De molenstomp bleef nog een eeuw, tot in de jaren tachtig, op zijn plaats, maar moest toen wijken voor de aanleg van de Ringweg A10. Al sinds de jaren zestig was er het plan om nabij het dorp Sloten (weer) een molen te plaatsen. Aanvankelijk was de molen de 1200 Roe hier voor bestemd, maar deze bleef uiteindelijk op zijn oude stek.

De Molen van Sloten staat nabij de Sloterbrug over de Ringvaart van de Haarlemmermeer; 11 september 2006. Foto: Erik Swierstra.

De in 1981 opgerichte Stichting Molen van Sloten zag uiteindelijk kans om de molenstomp uit de Watergraafsmeer over te nemen en te restaureren. In 1990 werd een bakstenen onderbouw bij de Sloterbrug gemetseld waarop de houten bovenbouw uit de 19e eeuw werd geplaatst. De molen werd gecompleteerd met een nieuwe kap en wieken. Het is de enige werkende molen die (bijna) dagelijks te bezichtigen is en ook nog over een lift beschikt. Hiermee heeft Sloten sinds 1991 een fraaie aanwinst die vele toeristen heeft gelokt.

De provincie Noord-Holland is een aanwijzingsprocedure gestart om van de Molen van Sloten een provinciaal monument te maken.

Erik Swierstra; oktober 2004, Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

Bron: De Molens van Amsterdam in oude Ansichten, deel 3. Uitgave van de Europese Bibliotheek te Zaltbommel, 1983 / 2001.

Zie ook: https://geheugenvanwest.amsterdam/page/987/de-poldermolens-van-slotermeer-en-sloten

De Haarlemmertrekvaart en Haarlemmerweg

Tot in het begin van de 17e eeuw liep de belangrijkste vaarweg van Amsterdam naar Haarlem over het IJ. De landweg liep tot het begin van de 16e eeuw via Sloten en Vijfhuizen.

Toen deze landverbinding in 1508 door het Haarlemmermeer was weggespoeld bleef over land alleen de route over de bochtige Spaarndammerdijk over.

Trekvaart
In 1631 besloten de steden Amsterdam en Haarlem om een trekvaart tussen beide steden aan te leggen. Dit was de eerste trekvaart in Holland. In Vlaanderen waren er al dergelijke vaarwegen.

De Haarlemmertrekvaart als een rechte lijn tussen Amsterdam (rechts) en Halfweg (midden), doorsnijdt het polderlandschap van Sloten en Osdorp. Kaart van Hoogheemraadschap Rijnland, Amsterdam – Halfweg; 1746.

De vaart werd in een vrijwel rechte lijn gegraven tussen de Haarlemmerpoort in Amsterdam en de Amsterdamse Poort in Haarlem. In 1632 was de Haarlemmervaart gereed en kon de dienst met trekschuiten van start gaan. Langs de trekvaart was een jaagpad aangelegd. Dit werd in 1762 van wegverharding voorzien. Dit was het begin van de Haarlemmerweg.

Comfortabel
De trekschuit was de meest comfortabele, regelmatige en betrouwbare vorm van transport in de Nederlanden in de 17e en 18e eeuw. Alleen tijdens vorstperioden in de winter was het vervoer gestremd. In de rest van het jaar was er een frequente dienst. Halverwege de beide steden was de vaart onderbroken door de uitwateringssluizen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Hier moesten de reizigers overstappen. Er ontstond een buurtschap met herbergen etc. Dit werd het dorp Halfweg.

‘Haerlemse Jaegschuyties’; circa 1652-1654. De trekschut tussen Amsterdam en Haarlem, nabij het vertrekpunt bij de Haarlemmerpoort in Amsterdam. Prent van Reinier Nooms (1623-1664). Collectie Stadsarchief Amsterdam.

Nog enige tijd na de opening van de spoorlijn in 1839 bleven de trekschuiten varen, maar dit vervoermiddel moest het na enige tijd toch afleggen tegen de snellere trein. In 1883 voer hier de laatste trekschuit. Regelmatig scheepvaartverkeer is er niet meer. Maar de trekvaart heeft nog wel een functie in de waterhuishouding. Zo is het gedeelte tussen Halfweg en het Westerpark in Amsterdam een boezemwater van het Hoogheemraadschap Rijnland gebleven.

De Haarlemmerweg
Langs de Haarlemmertrekvaart tussen Amsterdam en Haarlem werd een jaagpad aangelegd ten behoeve van de trekschuiten. Dit pad werd in 1762 van een wegverharding voorzien, waarmee het pad tot Haarlemmerweg werd. Het gedeelte tussen Halfweg en Haarlem heet Amsterdamseweg. In de Franse tijd werd de weg tot ‘Route Impériale’ verheven. Sinds de annexatie van de gemeente Sloten in 1921 ligt de weg geheel binnen de gemeente Amsterdam.

De Haarlemmervaart met trekschuit bij het tolhek van Sloterdijk. In de verte is Haarlem te zien; circa 1750 t/m 1780. Tekening van Hendrik Spilman. Collectie Stadsarchief Amsterdam.

Langs de Haarlemmerweg en met name in de omgeving van het dorp Sloterdijk werden in de 17e en 18e eeuw diverse hofsteden gebouwd. In de 19e eeuw kwam er ook enige industrie. Ook de Westergasfabriek, die een belangrijke rol vervulde in de gasvoorziening van Amsterdam verrees in 1883 nabij de Haarlemmerweg.

De Haarlemmertrekvaart ter hoogte van Sloterdijk, met in de verte de brug naar het dorp. Links een theekoepel behorend bij het Rechthuis; circa 1860. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Molens
Langs de Haarlemmerweg verrezen drie molens: Molen de Bloem, de 1100 Roe en de 1200 Roe. Een Roede is een oude lengtemaat en is 3,767 meter. Ook d’Eenhonderd Roe is een bekend begrip langs de Haarlemmerweg. Hier stond een herberg met die naam. Het eerste station van Amsterdam werd hier in 1839 tegenover gebouwd: dit werd Station d’Eenhonderd Roe.

De twee molens langs de Haarlemmerweg. Op de voorgrond de 1200 Roe, in de verte de 1100 Roe. Op de achtergrond de Tuinstad Slotermeer in aanbouw; circa 1955.

Tramlijn
In 1882 werd tussen het Nassauplein en Sloterdijk een tramlijn aangelegd. Tot 1888 reed deze met stoomtractie, daarna als paardentram, vanaf 1905 in gemeentelijke exploitatie. In 1916 werd deze als laatste Amsterdamse tramlijn geëlektrificeerd. Daarna reed hier lijn 12, die, na de annexatie van Sloterdijk door Amsterdam in 1921, in 1922 werd opgevolgd door lijn 18. Deze werd per 1 januari 1951 vervangen door een busdienst. Eerst lijn L, daarna lijn 18.

Motorwagen 3 van de ESM (Electrische Spoorweg Maatschappij). De eerste electrische tram Amsterdam – Haarlem, feestelijk versierd. De tramlijn Amsterdam – Haarlem werd in gebruik genomen op 6 oktober 1904. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

In 1904 werd de tramlijn Amsterdam – Haarlem – Zandvoort van de Electrische Spoorweg-Maatschappij (ESM) geopend die tussen Sloterdijk en Halfweg langs de Haarlemmerweg lag. Deze werd opgeheven op 31 augustus 1957 en vervangen door een busdienst van de NZH, tegenwoordig Connexxion.

De Haarlemmervaart met rechts de spoorlijn Amsterdam – Haarlem en links de Haarlemmerweg, nabij Sloterdijk. Na opbraak van de trambaan van de tram naar Haarlem wordt de weg verbreed; 1961. Fotocollectie Anefo / Nationaal Archief.

Verbreding
Diverse malen werd de Haarlemmerweg verbreed. De laatste keer was na de opheffing van de Blauwe Tram toen de weg ten westen van Sloterdijk twee gescheiden rijbanen kreeg met vier rijstroken. Het gedeelte ten westen van Halfweg werd in de jaren zeventig gedeeltelijk verbouwd tot autosnelweg. Deze kreeg de aanduiding A5. Later is dit de A200, respectievelijk N200 geworden. Het Amsterdamse deel van de Haarlemmerweg wordt aangeduid als s103.

De Haarlemmervaart in avondstemming. De stille vaart heeft nog een functie in de waterbeheersing, er naast de drukke Haarlemmerweg; 20 januari 2020. Foto: Erik Swierstra.

De Haarlemmerweg is nu de noordelijke begrenzing van de Staatsliedenbuurt en de wijken Bos en Lommer, Slotermeer en Geuzenveld.

Erik Swierstra; 9 december 2009, Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

 

Literatuur

* Tot gerief van de reiziger, vier eeuwen Amsterdam – Haarlem. Auteur: Willem van der Ham. Uitgave: SDU, Den Haag, 1989. ISBN 90-12-06312-4

* Tussen Haarlemmerpoort en Halfweg, Historische atlas van de Brettenzone in Amsterdam. Auteurs: Jaap Evert Abrahamse, Menne Kosian en Erik Schmitz. Uitgeverij Thoth, Bussum, oktober 2010. ISBN 978-906868-515-2

Zie ook: https://geheugenvanwest.amsterdam/page/10328/de-haarlemmertrekvaart-en-haarlemmerweg

Zie ook: Haarlemmertrekvaart in Wikipedia

Sloten niet langer oprit A4, A9 en A10? Deel VIII

Wéér een ongeluk op de Sloterweg

Het kan zo écht niet langer. “Het is hier onverantwoord onveilig”, zo oordelen ook de Centrale Verkeerscommissie en de Verkeerspolitie. De smalle Sloterweg kan de enórme stroom van te snel en agressief rijdend sluipverkeer tussen Nieuw-West en de A4 gewoonweg niet aan.

En dan te bedenken dat de Sloterweg onder het ‘Hoofdnet Fiets’ valt. Hier moeten álle fietsers, passanten, sporters, volkstuinders en bewoners, veilig kunnen fietsen. Het is hoog tijd dat er wordt ingegrepen. Uitstel en vertraging zijn onverantwoord.

Na 40 jaar nog stééds onveilig
De Dorpsraad Sloten-Oud Osdorp is sinds de jaren tachtig, nu dus al veertig (!) jaar, in gesprek met de gemeente om de Sloterweg veilig te maken. En dan te bedenken dat het in de jaren tachtig dus al zo onveilig was dat dit nodig was. De woonwijken De Aker, Nieuw Sloten en grote delen van Osdorp met hun tienduizenden nieuwe inwoners waren toen nog niet eens gebouwd en men bezat in die tijd per gezin ook minder auto’s. De invoering van stadsdeelbesturen heeft niet echt geholpen. Alle inzet van de bewoners leidde tot nu toe nog niet tot een effectieve maatregel.

De verkeerssituatie is zo onveilig dat de vrees – die niemand durft uit te spreken – reëel wordt: “Tot nu toe gaat het vooral om hersenschuddingen en blikschade. Maar, als we lang genoeg wachten, kunnen we zeker ook op de Sloterweg een dode betreuren. Daar gaan we toch niet op wachten?” Wat weegt zwaarder: Enkele minuten omrijden of een mensenleven?

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 13 januari 2021.

Zie ook: www.slotenoudosdorp.nl/sloterbrug-en-sloterweg/

Behoud van cultuurhistorie

Slotenaar Jaap Veldhuisen van de Sloterweg vindt ook dat de boogbrug over de molensloot, die in 1932 bij de aanleg van de Oude Haagseweg gebouwd is, behouden moet blijven.

Pal naast waar tegenwoordig de A4 ligt, verzorgt Jaap Veldhuisen zijn hele leven al koeien. (Foto: Marga van Zadelhoff-Veldhuisen; 2009.)

Aan de vereniging ‘De Oeverlanden blijven!’ schrijft hij: “Ja, ik ben het volledig met u eens dat dit stukje cultuurhistorie behouden moet blijven! Wij gebruiken als familie Veldhuisen het stuk land tussen de Geniedijk en de A4 (links van de Gasunie) al 88 jaar voor onze koeien.

Het is hier enorm veranderd. Wist u dat de molensloot begon bij de Sloterweg, rechts van Boerderij de Margareta Hoeve (nummer 1081)? Hij liep in een rechte lijn langs het Genie-weggetje tot het terrein van de Militaire Waterleiding. Daar ging de sloot haaks linksaf. Hier ligt het enige stuk van de molensloot dat nog over is.

Afgelopen najaar is deze sloot door Waternet uitgebaggerd. Op de plek van de brug liep de molensloot vroeger haaks rechtsaf in een rechte lijn naar de Riekermolen. Als die er nog zou staan, zou hij nu middenin de Nieuwemeer staan.”

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 13 januari 2021.

‘Behoud Lutkemeer’ strijdt ook in 2021 door

Tegen de afspraken in heeft de projectontwikkelaar vorig jaar met zwaar materieel 20 hectare landbouwgrond afgegraven. De schade is groot, maar niet onherstelbaar.

(klik op de afbeelding voor een grotere weergave; foto: Lutkemeer.)

‘Behoud Lutkemeer’ is druk bezig met het voorbereiden van nieuwe acties en een omvangrijke rechtszaak. Wie hun protest wil steunen en/of wil doneren, kan voor meer informatie terecht op de website www.behoudlutkemeer.nl.

Het is een verdrietig aangezicht. Waar tot voor kort mooie biologische akkers lagen, overheerst nu vernieling. Wilde vogels en andere dieren zijn gevlucht of gedood. In de polder zijn diepe en brede sloten gegraven. De opgeschepte klei is ter verzwaring op de akkers gestort.

Politiek twijfelt
In de gemeenteraad ontstaat steeds meer onrust over de gang van zaken. Behoud Lutkemeer: “In een aangenomen motie is beloofd dat “er alleen begonnen mag worden met de bouwwerkzaamheden als er ook een koper zou zijn voor het betreffende perceel”. Nog altijd is niet bekend wie die “geheime afnemer” is.

Bovendien is er – voor zover bekend – alleen sprake van een reserveringsovereenkomst en niet van een koopovereenkomst. De termijn voor deze overeenkomst is allang verlopen. Is er wel een koper of wil de GroenLinks-wethouder vooral de polder vernielen in de hoop zo het verzet te breken? Laten we hopen dat de gemeenteraad zijn controlerende taak nu echt gaat oppakken. Dan kan de schade worden hersteld en de biologische landbouw herstart worden.”

Op 13 januari 2021 krijgen de wethouder en de gemeenteraadsleden het rapport ‘Het natuurlijk kapitaal van de Lutkemeerpolder’ van Wageningen University & Research. Behoud Lutkemeer spreekt dan ook in over de Lutkemeer. Wordt dus vervolgd!

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 13 januari 2021.

Acht eeuwen Sloterkerk

Aan de westrand van Amsterdam ligt het oude dorp Sloten, dat zijn karakter ondanks de nabijheid van aangrenzende nieuwbouwwijken in De Aker en Nieuw-Sloten aardig heeft weten te behouden. Blikvanger van de dorpskern is de protestantse Sloterkerk op het Dorpsplein. Het huidige gebouw dateert uit 1861, maar de voorgeschiedenis gaat terug tot ruim acht eeuwen geleden.

Door Bert Stilma – 9 januari 2004

Sloten is als woongemeenschap veel ouder dan Amsterdam, dat waarschijnlijk rond 1200 ontstond. De kapel te ‘Scloten’ wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde uit 1063, die waarschijnlijk gebaseerd is op een nog ouder document uit 993. Dat oudste Sloten lag echter niet op de huidige plek, maar een stukje noordelijker, pal ten zuiden van het toenmalige Slotermeer.

De kerk van Sloten in de winter (op het ijs kolfspelers en schaatsers). Schilderij van Jan Abrahamsz. Beerstraten; omstreeks 1650.

Dat meer werd in 1644 drooggemaakt al is het daarna nog een paar keer overstroomd en opnieuw drooggelegd. In het kader van de bouw van de Westelijke Tuinsteden werd de polder kort na 1950 uitgegraven en kreeg het de nieuwe naam Sloterplas. Het oer-dorp lag waarschijnlijk vlakbij het huidige Osdorpplein. Dat blijkt uit de aanduiding ‘Oud Kerkhof’ (in diverse spellingen) op enkele 16de-eeuwse streekplattegronden, want waar een kerkhof was, moeten ook een kerk en woonhuizen zijn geweest.

Met behulp van die oude kaarten hebben in 1949 de historisch geïnteresseerde Slotense boeren J.P. Reijnierse en J. Hopman berekend waar in het toenmalige weidelandschap (dat kort daarop volgebouwd zou gaan worden) het Oud Kerkhof en dus ook het oudste dorp gelegen moesten hebben. Ze roeiden erheen, en zowaar, ze groeven er wat brokstukken van kogelpotten op en een beeldje van Sint Barbara. Over de ouderdom van die (slecht gedocumenteerde) vondsten bestaan echter stevige twijfels.

De eerste professionele opgraving, onder leiding van stadsarcheoloog Jan Baart, vond pas plaats toen de Westelijke Tuinsteden al ruim dertig jaar oud waren. Dat was een kort onderzoekje aan het Hoekenespad (ten zuidoosten van het Osdorpplein), toen daar in 1984 een school werd afgebroken. De archeologen vonden er wel wat aardewerkscherven uit de 11de en 12de eeuw, maar geen spoor van een kerk of kerkhof.

Waarschijnlijk lag dat nét iets noordelijker. Dat het Oud Kerkhof nog steeds genoemd werd op kaarten van omstreeks 1600 suggereert dat het nog een paar eeuwen bleef bestaan nadat de nederzetting was verplaatst naar de huidige, zuidelijker gelegen locatie, langs de Sloterweg. Op grond van opgravingen op het Dorpsplein in 1991 trok stadsarcheoloog Jan Baart de conclusie dat die nieuwe nederzetting werd gesticht omstreeks 1175, en dat daar wat later, toen steeds meer dorpelingen naar de nieuwe plek waren verhuisd, een nieuwe kerk is gebouwd. De reden van de verhuizing van het dorp staat niet vast; mogelijk had men last van overstromingen vanuit het Slotermeer.

Het houten kapelletje aan het meer bleef waarschijnlijk ongebruikt staan tot het verging door weer en wind. Op de nieuwe plek bouwden de Slotenaren een stenen kerkje, gewijd aan Sint-Pancras, ongeveer waar de huidige kerk staat. Jan Baart sprak in 1992 in Ons Amsterdam het vermoeden uit dat dat kerkje begin 13de eeuw nog iets van plaats is veranderd: dat viel af te leiden uit de plots veranderde plattegrond van een in 1991 opgegraven huis náást de kerk. (Archeologisch onderzoek onder de kerk zelf was helaas niet mogelijk.)

Sloter Kerck – De Sloterkerk met het verwoeste koor gezien vanuit het noorden; circa 1650. Prent van Roghman, Geertruyd, Roghman, R. (Roelant; 1627-1692).

De oudste – anonieme – tekening van de (bijna?) oudste Sloterkerk in het nieuwe dorp stamt uit 1594, maar die afbeelding moet uit het geheugen zijn gemaakt, want dat gebouw was, in het krijgsgewoel van de Tachtigjarige Oorlog, al in 1572 door de geuzen verwoest. Uit het Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Outheden, dat voor het eerst in de 17de eeuw verscheen, komen we te weten dat de oude kerk van Sloten “veel wyder van omtrek en veel hoger is geweest dan de tegenwoordige kerk die naauwlyks de halve grote der oude heeft”.

Een deel van de ruïne van de oude kerk is nog lang blijven staan, leert een ets van Geertruyd Roghman uit omstreeks 1645. Alleen het westelijkste deel van de verwoeste kerk (het deel bij het ingangsportaal onder de toren) werd opgekalefaterd of nieuw opgetrokken. Links op Roghmans ets staan van het koor (het in een ronding eindigende oostelijke deel van het gebouw) nog geblakerde resten overeind. Die werden in 1654 afgebroken. De vernieuwde kleine kerk, waarvan het schip aanvankelijk provisorisch werd afgesloten door een houten achterwand, kreeg er toen een bescheiden kooromgang bij. In die vorm werd het geschilderd door Jan Abrahamsz Beerstraaten.

Een andere belangrijke verandering was natuurlijk dat het nieuwe kerkje niet meer werd gebruikt voor de katholieke maar voor de protestantse eredienst.

‘Alle dienst onmiddellijk staken’
Toen halverwege de 19de eeuw dit stenen kerkgebouw steeds gammeler werd, begon men te denken aan de bouw van een nieuwe Sloterkerk. Omdat in het jonge Koninkrijk der Nederlanden de rijksoverheid steeds dirigistischer werd, kwam de bouw onder toezicht van Rijkswaterstaat te staan. Als die instantie de bouwkundige kwaliteit van een kerkgebouw onvoldoende bevond, dan werd de kerkelijke gemeente gesommeerd om uit eigen middelen over te gaan tot restauratie.

We weten dit zo precies omdat op 4 april van het jaar 1857 de heer J. Keijzer, opzichter van de Provinciale Waterstaat, zijn bezoek voor een inspectieonderzoek aan de predikant van Sloten aankondigt. Dat inspectierapport moet vernietigend zijn geweest. Het kerkbestuur kreeg het bevel “om alle dienst in de kerk onmiddellijk te staken en tot spoedige sloop van het gebouw over te gaan”.

Sloterkerk

Architect P.J. Hamer, die in dienst was van Rijkswaterstaat, ontwierp de huidige Sloterkerk. Jonkheer J.W.G. Boreel van Hoogelanden, het zeven jaar oude zoontje van de commissaris van de koningin in Noord-Holland, mocht op 27 maart 1860 de eerste steen leggen. Een jaar later werd de kerk geopend. Een paar elementen uit de 16de-eeuwse kerk vonden weer een plaats in het nieuwe gebouw: de lezenaars uit 1664, de kroonluchters en het Knipscheer-orgel uit 1850.

Tegen het eind van de 20ste eeuw begon de Sloterkerk weer ernstige gebreken te vertonen. De toren bleek in 1965 zelfs zó bouwvallig, dat die geheel moest worden gesloopt en herbouwd. Maar waarschijnlijk op een koopje, want twee jaar terug bleek het weer slecht gesteld met de leien van de spits en het voegwerk van de kerktoren.

De eigenaar van de toren besloot tot een ingrijpende opknapbeurt. Dat was stadsdeel Osdorp, want begin 19de eeuw werd het eigendom van alle kerktorens toebedeeld aan de lokale overheden, als uitkijkposten voor het signaleren van eventuele branden en onverhoopt oprukkende vijandelijke legers.

Ook de hooggelegen plafonds bleken aan een grondige renovatie toe, net als de tien hoge ramen met hun sterk verweerde houten kozijnen. En om verdere verzakkingen te voorkomen diende de vloer geheel opnieuw te worden gelegd. Die werkzaamheden kwamen voor rekening van het kerkbestuur, eigenaar van de rest van het gebouw. Uit efficiency-overwegingen besloten beide huisbazen hun afzonderlijke karweien samen aan te besteden en tegelijk uit te laten voeren.

De restauratie is ten dele ook een modernisering. De nieuwe vloer wordt bijvoorbeeld van beton, op piepschuim en trekstangen. En de bouw van een podium en een invalidentoilet preludeert op het streven om na de restauratie de Sloterkerk ook open te stellen voor meer algemeen culturele activiteiten.

Interieur Sloterkerk

Het ligt namelijk nadrukkelijk in het voornemen van het kerkbestuur om de Sloterkerk naast de zondagse kerkdiensten ook – al of niet geleidelijk aan – open te stellen voor andere, meer cultureel gerichte activiteiten. Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan het organiseren van muziekuitvoeringen. Zowel de akoestiek als de typische 19de-eeuwse ambiance lenen zich er uitstekend voor.

Er wordt ook gedacht aan het houden van lezingen. Want het kerkbestuur vindt dat dit met rijkssubsidie gerestaureerde monument best een bredere groep mag bedienen dan de eigen geloofsgemeenschap.

B. Stilma is historisch pedagoog en auteur. Als lid van de wijkgemeente van de Sloterkerk verdiepte hij zich in de geschiedenis van de kerk.

 

Zie ook: www.sloterkerk.nl en ‘De Sloterkerk, een eeuwenoud verhaal’, geschreven door Bert Stilma. Hierin wordt nader ingegaan op de geschiedenis van Sloten en zijn kerk. Drukkerij Mart Spruijt verzorgde en sponsorde deze rijk geïllustreerde publicatie.

Van: www.onsamsterdam.nl/acht-eeuwen-sloterkerk

Geschiedenis Sint-Pancratiuskerk Sloten

De Sint-Pancratiuskerk is een rooms-katholieke kerk in het dorp Sloten nabij Amsterdam.

Al in de middeleeuwen stond hier een kerk, die echter in 1573 door de Geuzen grotendeels werd verwoest tijdens het Beleg van Haarlem. De kerk van Sloten, gewijd aan Pancratius, was een dochterkerk van die van Velsen. Het dorp lag aan de ‘Heilige Weg’ van Haarlem naar pelgrimsoord Amsterdam, bekend van het ‘Mirakel’ uit 1345. Waarschijnlijk daarom had Sloten een relatief grote kerk, vanwege de vele pelgrims die hier langs kwamen. De Sloterweg was tot het begin van de 16e eeuw de belangrijkste landverbinding tussen Amsterdam en de rest van Holland, totdat de landbrug naar Haarlem in 1508 door de golven werd weggeslagen. Daarna ging het verkeer via Sloterdijk.

Sint-Pancratiuskerk

De kerk te Sloten werd als Protestantse kerk herbouwd. Dit werd de Sloterkerk. De katholieken waren verdreven uit de kerk van Sloten en moesten enige decennia lang gebruikmaken van boerenschuren die als schuilkerk dienst deden. In 1650 werd als vervanging een kerk te Osdorp gebouwd. Deze katholieke kerk was ook weer gewijd aan de heilige Pancratius. De kerk werd vernieuwd in 1789. De toren is er in 1836 afgewaaid. Door de vervening van de omliggende polders werd de kerk als gevolg van verzakking bouwvallig en moest in 1901 worden afgebroken. Ter vervanging werd in 1901 een nieuwe Sint-Pancratiuskerk aan de oostelijke rand van het dorp Sloten gebouwd. Dit is het nog bestaande gebouw aan de Sloterweg.

De parochie van Sint-Pancratius werd in 1893 opgericht. Deze parochie had behoefte aan een eigen kerk, waarbij gekozen moest worden tussen een locatie in Sloten en een plaats in Osdorp. De bouwpastoor J.A. Haverman was een groot voorstander van de huidige locatie en was ook degene die Jan Stuyt aantrok om het gebouw te ontwerpen. Stuyt was een leerling geweest bij A.C. Bleijs (Sint-Nicolaaskerk) en bij P.J.H. Cuypers. Voor Stuyt was dit zijn eerste kerk. In zijn ontwerp voor deze sobere neogotische driebeukige kerk is de invloed van Cuypers goed terug te vinden.

De kerk te Sloten is het eerste door Jan Stuyt gebouwde kerkgebouw. Het is een kleine driebeukige basilicale kerk, gebouwd in een min of meer neogotische stijl. Deze stijl is vrij sober in vergelijking met de meer “traditionele” rijke neogotische stijl die nog steeds de norm was voor katholieke kerken in die tijd. De kerk heeft een korte vierkante toren en een ondiep rechthoekig koor.

Nadat al eerder het interieur werd gerestaureerd werden in 2005 het dak en de torenspits onder handen genomen. Doordat deze restauratie niet goed is uitgevoerd, is de toren in 2013 weer opnieuw gerestaureerd.

Meer informatie over de werken van de architect Jan Stuyt kunt u vinden op de website van Archimon.

Van: www.pancratiussloten.nl

Zie ook: www.archimon.nl

Zie ook: www.nl.wikipedia.org/wiki/Sint-Pancratiuskerk_(Sloten)

Zie ook: www.reliwiki.nl/index.php/Amsterdam,_Sloterweg_1184_-_Pancratius

Zie ook: www.meertens.knaw.nl/bedevaart/bol/plaats/714

 

Brug 1863 mag niet gesloopt worden

De Vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’ laat weten bezwaar gemaakt te hebben tegen de sloop van brug nummer 1863. Deze brug over de Molenwetering maakte deel uit van Rijksweg 4 naar Den Haag, die in 1938 geopend is. De burg is waarschijnlijk twee jaar eerder gebouwd.

Tot 1968 was de brug in gebruik als onderdeel van de rijksweg, die inmiddels was omgedoopt tot A4. Sinds 1980 is de gemeente Amsterdam eigenaar van dit unieke ‘kunstwerk’ dat nog herinnert aan de begintijd van het rijkswegennet in Nederland. Hoewel de gemeente de brug sindsdien nooit onderhouden heeft, verkeert de brug nog in goede staat.

Vervanging niet nodig
“Hij ziet er ‘strak uit en heeft geen verzakkingen of scheuren”, aldus Nico Jansen van de vereniging ‘De Oeverlanden blijven!’. “Het is een oerdegelijke brug, die de belasting van de bussen naar Schiphol en het bestemmingsverkeer prima aankan. Maar, nu de Westtangent wordt aangelegd, heeft men plotseling bedacht dat deze brug vervangen moet worden.

De projectgroep Westtangent heeft overal in Nieuw-West inmiddels nieuwe vrije busbanen voor deze lijn laten aanleggen. Dat men ook brug 1863 nodeloos wil vervangen komt voort uit protocollair ambtelijk denken. Zo van: Als we toch bezig zijn overal alles te vernieuwen, dan pakken we de vervanging van brug 1863 meteen maar even mee. Blijkbaar bulkt het Westtangent-project van het geld, want er wordt niet eens eerst onderzocht of vervanging wel nodig is…”

Cultuurhistorische waarde
Het verenigingsbestuur oordeelt dus, tot het tegendeel bewezen is, dat sloop van deze brug bij De Oeverlanden niet nodig is: “Deze brug uit 1936 is van zeer grote cultuurhistorische waarde. Het bouwwerk is een van de laatste nog zichtbare stille getuigen uit de Riekerpolder.

Bijna overal in Nederland zijn de bruggen en viaducten van de allereerste generatie rijkswegen inmiddels gesloopt. Het is zonde om deze laatste oude brug zomaar te slopen uit vernieuwingsdrang. Laat een onderzoek eerst maar aantonen dat de bouwkundige staat van de huidige brug zo slecht is, dat hij vervangen moet worden. Volgens ons kan een onderhoudsbeurt volstaan.

Vervanging is pure verspilling van gemeenschapsgeld. Zo nodig zullen wij een voorlopige voorziening bij de rechtbank aanvragen om te voorkomen dat men zomaar gaat slopen en dit cultuurhistorisch erfgoed voor altijd verloren gaat.”

Tamar Frankfurther

Zie ook:
Zie ook: