Erik Swierstra

Vrijwilligerswerk op Sloten

Martijn van Leerdam, dominee van de Sloterkerk, interviewde half augustus 2020 in zijn nieuwe podcast-serie “Op zoek naar antwoorden” Slotenaar Tamar Frankfurther.

In het half uur durende interview vertelt Tamar over Sloten en hoe heel veel vrijwilligers samen hun steentje bijdragen om dit unieke stukje landelijk gebied nóg mooier en aangenamer te maken. Dat kan zijn in de zin van het beschermen van het oude dorpje, dat dapper standhield tegen de verstedelijking van Nieuw-West.

Maar dat gaat ook om het organiseren van activiteiten voor en door bewoners en bewoners uit Nieuw-West. “Vrijwilligerswerk anno 2020 is springlevend”, aldus de enthousiaste Tamar. “Tegenwoordig is het wél zo dat mensen binnen hun vrijwilligerswerk vaak op zoek zijn naar zelfontwikkeling: Wat kan ik hiervan leren?

Als je iemand vraagt ergens bij te helpen, of dat nu gaat om het beheer van het Natuurpark Vrije Geer, in het kleinste Politiebureautje van Nederland bezoekers ontvangen, een leuke kinderactiviteit te organiseren in het dorpshuis of handtekeningen te verzamelen voor een actie, zorg er dan voor dat je goed matcht: Dat de klus past bij degene aan wie je hulp vraagt. Zowel wat betreft taak als wat betreft beschikbare tijd.”

In het interview haalt Tamar herinneringen op aan verschillende acties en activiteiten waar zij bij betrokken was.

Beluister het interview via deze link: Henno en Martijn op zoek naar antwoorden

Tinie Worm krijgt een brug

Als íemand het verdient om een brug naar zich vernoemd te krijgen, dan is het Tinie! Het is daarom terecht dat het DB van stadsdeel Nieuw-West op 2 juni 2020 besloot om de naamloze brug nr. 776 in de Joris van den Berghweg bij de Osdorperweg op Oud Osdorp naar haar te vernoemen.

Deze brug ligt in de buurt van haar (ouderlijk) huis en pal naast het ‘Over de Rand-speelterrein’ waarvoor zij zelf één van de initiatiefnemers was. Tinie overleed vlak voor haar 72ste verjaardag, op 23 februari 2015. Aangezien je pas vijf jaar na je overlijden een brug mag ‘krijgen’, was dit de snelst mogelijke termijn voor de Tinie-brug. Henk en hun dochters wisten van niets en waren afgelopen week blij verrast en geëmotioneerd met dit bijzondere nieuws en vinden het een heel mooi gebaar!

Lief en leed
Het idee om een brug naar Tinie Worm-de Boer te noemen, kwam van Tamar Frankfurther. In de voordracht staat: “Tinie Worm was een zeer gewaardeerd Oud Osdorpse. Ze was een tuindersdochter en is geboren op de Lutkemeerweg. Later trouwde ze met Henk Worm, die samen met zijn broer de boerderij had op de Osdorperweg, waar zij tot haar overlijden heeft gewoond. Tinie heeft zich in haar leven altijd ingezet voor de medemens en voor het sociaal-maatschappelijk leven om haar heen. Ze was een echte bruggenbouwer, een echte verbinder. Zo was zij samen met haar maatje Mia Kooter actief als medeoprichter van de Stichting ‘Over de Rand’ en jarenlang de organisator van het jaarlijkse feestweekend. Ook was ze lid van de werkgroep Lief- en Leed van de Dorpsraad Sloten-Oud Osdorp en stond ze altijd klaar met een bloemetje, troostend woord of een felicitatie.”

In ‘haar’ Oud Osdorp
“Tinie organiseerde samen met Mia ook de Dodenherdenking op 4 mei bij het oorlogsmonument aan de Osdorperweg. Verder was ze nauw betrokken bij de organisatie van de dorpsraadverkiezingen: Ze regelde alles van tevoren en op de dag zelf zat ze op het Oud Osdorpse stembureau. Een échte kracht achter en voor de schermen, die veel te jong is gestorven, maar het verdient om in naam op ‘haar’ Oud Osdorp voor altijd herinnerd te worden. Na haar overlijden is er een film gemaakt over Henk en Tinie Worm, die te zien is op de website geheugenvanwest.amsterdam. Hoewel Tinie daar niet meer bij kon zijn, is ze in deze film wel prominent aanwezig.”

Het is op dit moment nog niet bekend wanneer Tinie’s naambordje op de brug onthuld gaat worden. Uiteraard leest u dat tijdig in deze Rubriek.

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 16 september 2020.

Het geheim van de Lutkemeerpolder

Op 7 september 2020 begonnen de voorbereidende bouwwerkzaamheden in de Lutkemeerpolder. Ruim 70 mensen blokkeerden de toegang en protesteerden ’s avonds met lawaai in de Stopera.

Behoud Lutkemeer zet haar acties voort. Belangrijkste vragen nu zijn: “Wie is de geheime partij die hier wil gaan bouwen? En: wat gaat er dan komen? Het antwoord hierop is van groot belang, omdat de gemeenteraad heeft toegezegd dat er pas gestart wordt met de bouw als de gemeente een overeenkomst met de bouwer heeft gesloten.

De gemeente weigert hierover informatie te verschaffen. Dit wekt wantrouwen. Waarom houdt de gemeente dit geheim? Is er wel een partij?”


(Foto: Behoud Lutkemeer)

Uit: de Westerpost van 16 september 2020.

Debat over behoud groen en landbouw in de Lutkemeerpolder

NIEUW-WEST – De Statenfractie Partij voor de Dieren diende vandaag tijdens de vergadering van Provinciale Staten een motie in om de Lutkemeerpolder, een uniek groengebied onder de rook van Amsterdam, te behoeden om te worden omgevormd tot een bedrijventerrein.

Afgelopen maandag stonden de eerste machines al aan de rand van de Amsterdamse polder om te beginnen met het bouwrijp maken van het groen.

Nog één keer op de bres voor Lutkemeer
Statenlid Jaap Hollebeek: “Een uniek stukje Noord-Hollands landschap dreigt verloren te gaan. Kleigrond in plaats van het al omliggende veen, extra vruchtbaar naast het unieke aspect. Uniek cultuurhistorisch gezien als onderdeel van het scheggenlandschap uit het wereldvermaarde Amsterdamse Uitbreidingsplan van 1934, maar ook een unieke gelegenheid voor toekomstbestendige duurzame landbouw en recreatiemogelijkheden voor de stedeling van de 21ste eeuw. We hebben de plicht om alles op alles te zetten om dit uniek stukje landschap te redden. Omdat de plannen van toen niet meer toereikend zijn voor de wereld van nu.”

De gemeente Amsterdam stelt dat zij niet anders kan dan het gebied omvormen tot een bedrijventerrein. De Partij voor de Dieren brengt daar onder meer tegen in dat er een rechtskundig advies ligt waarin wordt geconcludeerd dat er voldoende zwaarwegende redenen zijn om de Lutkemeerpolder te behouden en het nog niet te laat is om de plannen te heroverwegen. Ook is er nog leegstand op bestaande bedrijventerreinen.

Recente berekeningen van Wageningen University & Research laten zien dat de groene Lutkemeer, met zijn sociaaleconomische functies en natuurwaarden, jaarlijks miljoenen euro’s oplevert, met de potentie tot nog verdere waardeverhoging.

De Partij voor de Dieren wil dat Gedeputeerde Staten in gesprek gaat met de gemeente Amsterdam, vastgoedontwikkelaar SADC, betrokken burgers en ondernemers, om nog een keer zorgvuldig te kijken naar alternatieven. En daarmee groen en biologische landbouw in Lutkemeerpolder te behouden en te ontwikkelen.

Hollebeek: “Zelfs de boeren, die we allemaal zeggen zo’n warm hart toe te dragen, worden het slachtoffer van de verdozing en de uitverkoop van het landschap. De menselijke maat verpulverd door groot, groter grootst.”

Uiteindelijk heeft de Partij voor de Dieren de motie aangehouden. Statenlid Hollebeek constateerde tegenstrijdigheid in beantwoording van Gedeputeerde Staten in reactie op de motie: De ontwikkeling zou ‘onherroepelijk’ zijn, en tegelijkertijd zou ‘heroverweging miljoenen euro’s kosten’. De Partij voor de Dieren komt met een discussienota, waardoor alle partijen binnenkort het debat verder moeten voeren. Wordt vervolgd.

Uit: de Westerpost van 15 september 2020.

Van: www.rodi.nl/regio/amsterdam-nieuw-west/185545/debat-over-behoud-groen-en-landbouw-in-de-lutkemeerpolder

Koeien van Oud Osdorp grazen lekker op… Sloten

Wist u dat, waar nu stadsdeel Nieuw-West ligt, eerst de landbouwgemeente Sloten (met vooral weilanden en later ook kassen) lag?

Sloten is bijna 100 jaar geleden, in 1921, geannexeerd door Amsterdam. Van oudsher waren de nu nog resterende stukken landelijk gebied, Sloten, Oud Osdorp en Sloterdijk, natuurlijk verbonden door landbouwpercelen met boerderijen.

Hoewel tussen de historische dorpskernen twee grote nieuwe wijken (Osdorp en De Aker) zijn gebouwd, zijn Sloten en Oud Osdorp nog sterk verbonden. Die eeuwenoude band blijft bestaan…

Pleegkind
Boer Henk Worm uit Oud Osdorp heeft nog altijd koeien. Trees Kaizer maakte een foto van twee kalfjes (geboren eind juli) die bij Henks woning op de Osdorperweg lekker staan te grazen. Henk: “Die ene met de witte kop hoort bij die moederkoe, maar dat andere kalf is een pleegkind. Dat komt van een andere boer. Normaal gesproken zou dat kalf geslacht zijn. Maar, de vleesprijzen zijn zo laag, dat het kalf niets op zou brengen. Deze moederkoe heeft voldoende melk om twee kinderen groot te brengen en dat doet ze met plezier. Goed voor de dieren en voor mij een fijne tijdsbesteding om een oogje in het zeil te houden.”

Koeien op Sloten
Een aantal andere koeien van Henk staat op Sloten. Henk: “Op dat gebied daar tussen de Oude en de Nieuwe Haagseweg (A4), bij De Oeverlanden. Daar ligt nog een stuk weiland van Jaap Veldhuisen van de Sloterweg. Op dat stuk weiland staan ook twee koeien met vier kalfjes. Voordat sportpark Sloten en de A4 er waren, liep Jaaps land vanaf zijn boerderij ‘De Ida Hoeve’ aan de Sloterweg tot daar door. Jaap woont nog altijd op zijn boerderij en verzorgt de koeien en kalfjes graag.”

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 9 september 2020.

Bouwwerkzaamheden Lutkemeerpolder geblokkeerd door actievoerders

Op maandagochtend 7 september 2020 wilde een aannemersbedrijf in opdracht van de gemeente Amsterdam gaan starten met graafwerkzaamheden als voorbereiding voor de bouw van een nieuw bedrijventerrein in de Lutkemeerpolder.

Amsterdam start de voorbereidende werkzaamheden voor de bouw in de Lutkemeerpolder. Actievoerders proberen de start tegen te houden door de toegangswegen naar het stuk land te blokkeren.
Beeld: Dingena Mol. – Het Parool; 7 september 2020.

Circa 70 actievoerders van de actiegroep ‘Behoud Lutkemeer’ probeerden een maaimachine tegen te houden die uiteindelijk op last van de politie toch het terrein op kon gaan. Er werden vijf mensen gearresteerd.

Maandagavond gingen circa 150 actievoerders naar de Stopera om daar een lawaaiprotest te houden terwijl de raadsfracties aan het vergaderen waren. Tot nu toe hebben de voorstanders van behoud van het open polderlandschap telkens geen gehoor gekregen.

Er is een distributiecentrum gepland, maar zowel projectontwikkelaar SADC als wethouder Van Doorninck hebben tot nu toe geweigerd te zeggen welk bedrijf zich hier wil vestigen.

Reeds vele jaren is er verzet tegen de komst van bedrijven in deze polder en het verloren gaan van de landbouwgrond. Ook in september 2019 waren er al protesten tegen voorbereidende werkzaamheden.

Zie ook:
* Vijf actievoerders aangehouden bij Lutkemeerpolder – www.at5.nl; 7 september 2020
* Actievoerders blokkeren bouwwerkzaamheden Lutkemeerpolder – www.parool.nl; 7 september 2020
* Blokkade tegen bouw – www.behoudlutkemeer.nl; 7 september 2020
* Verdedig de Lutkemeerpolder
www.globalinfo.nl; 6 september 2020

“Nee, niet nóg meer festivals met harde basdreunen en house-muziek”

De gemeente Amsterdam is van plan om veel meer en grotere muziekfestivals in Amsterdam te gaan toestaan. Deze keiharde versterkte muziek veroorzaakt echter grote overlast. Samen kunnen we dit plan blokkeren.

Ja, een kleine doelgroep liefhebbers van house- en dancemuziek wordt blij van dit initiatief. Maar, de meeste Amsterdammers willen helemáál niet urenlang verplicht ‘meegenieten’ van allesdoordingende harde basdreunen. Als de nieuwe plannen doorgaan, moet de volumeknop na 23.00 uur straks wel wat omlaag, maar lang niet voldoende.

De gemeente komt eerdere toezeggingen niet na. Bewoners werden niet bij deze plannenmakerij betrokken en de inspraakprocedure is ‘heel strategisch’ tijdens de zomervakantie gelanceerd… Maar… het is gelukkig nog niet te laat. Iedereen kan tot 10 september 2020 eenvoudig aan de gemeente laten weten dit niet te willen.

Geluid draagt ver
Ook Amsterdam Nieuw-West is ‘gezegend’ met een aantal festivallocaties. Naast de Sloterplas / Sloterpark is bijvoorbeeld de Polderheuvel in de Tuinen van West (Oud Osdorp) ‘uitverkoren’. Dat lijkt (vanuit Osdorp, Slotervaart en Slotermeer) ‘een ver van je bed-show’, maar dat is het niet. Geluid, zeker die zware basdreun, draagt ver.

Uit ervaring is bijvoorbeeld bekend dat bij westenwind (niet ongebruikelijk) housemuziek op Spaarnwoude tot diep in Nieuw-West voor overlast zorgt. Nou, de Polderheuvel ligt véél dichterbij. Hetzelfde geldt voor versterkte muziek van Ruigoord als de wind uit het noorden komt. En bij oostenwind mag Nieuw-West meegenieten van keiharde muziek uit het Olympisch stadion.

De Dorpsraad Sloten-Oud Osdorp en de werkgroep Landelijk Oud Osdorp zijn gelukkig alert en roepen alle bewoners van Nieuw-West op hun mening hierover aan de gemeente kenbaar te maken: “Wij willen toch niet verplicht ‘mee-trillen’ met die keiharde muziek? Je kunt als bewoner dan geen kant op. Ook met gesloten ramen dringt het gedreun onze woningen binnen.”

Hoe maakt u bezwaar?
Het is heel eenvoudig om uw mening met de gemeente te delen. Schrijf voor 10 september 2020 een briefje (met daarboven de tekst “Zienswijze evenementenbeleid” naar de gemeente Amsterdam. Alleen de mededeling dat u niet wilt dat er meer en grotere overlastgevende evenementen met versterkte muziek worden toegestaan, is al voldoende. Vermeld ook uw naam en adres.

Mail naar: [email protected]. Of schrijf naar: Gemeente Amsterdam, Stedelijk Evenementenbureau, Postbus 202, 1000 AE Amsterdam. Voorbeeld-brieven staan op: www.geenN1.nl.

Het voorgenomen beleid vindt u op de website van de gemeente, op: www.amsterdam.nl/ondernemen/vergunningen/evenement-organiseren/locatieprofielen-evenementen/

Zie ook: https://bekendmakingen.amsterdam.nl/bekendmakingen/publicatie/inspraak/kennisgeving-eveneme/?reload=true

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 2 september 2020.

Zwarte Pad langs de Ringvaart: 25 cm hoger

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht zorgt ervoor dat we droge voeten houden, ook als het waterpeil door klimaatveranderingen stijgt.

Daarom kreeg Waternet, de uitvoeringsorganisatie van het waterschap, opdracht om de dijk tussen de Ringvaart en woonwijk De Aker (tot aan Theehuis De Akermolen) op te hogen en te verstevigen.

Aanleg nieuw fietspad onder aan de dijk langs het Zwarte Pad; augustus 2020. Foto: Tamar Frankfurther.

Op 17 augustus 2020 is Waternet gestart met deze werkzaamheden. Het Zwarte Pad – dat bovenop de dijk ligt en toegang verleent aan de woonboten – wordt 25 cm opgehoogd. Als bestrating komen hier betontegels met gaten te liggen, waar gras doorheen gaat groeien. Het pad is straks met de auto alleen toegankelijk voor laden en lossen bij de woonboten. Het voetpad op de dijk krijgt een parkeerverbod. Parkeren blijft mogelijk op het parkeerterrein aan de Zuiderakerweg.

Nieuw fietspad
Fietsers kunnen straks gebruikmaken van een nieuw fietspad, dat Waternet onderaan de dijk aanlegt tussen de Zuiderakerweg en P. Hans Frankfurthersingel. De dijk wordt na de werkzaamheden opnieuw ingezaaid met gras. Het gebied blijft deel uitmaken van de Hoofdgroenstructuur De Groene AS, het ecolint dat Amstelland en Spaarnwoude verbindt. De flora en fauna zullen door dit groot onderhoud tijdelijk verstoord raken, maar kunnen daarna weer goed herstellen. De werkzaamheden zijn half december klaar.

Tamar Frankfurther

Uit: de Westerpost van 2 september 2020.

Herinneringen aan Jaagpad nr. 200 bij de Nieuwe Meer

Op het in 2006 op deze website gepubliceerde artikel ‘Het Jaagpad, Café Opoe‘ kwam in mei 2020 een reactie van Marian Merkestein. Zij heeft als kind gewoond aan het deel van het Jaagpad dat in 1956 is vergraven tot Riekerplas, nu deel van de Nieuwe Meer.

Uitwisseling van foto’s en informatie inspireerde haar om haar herinneringen uit de jaren vijftig op te schrijven en aan deze website ter beschikking te stellen. Het geeft een beeld van een geheel verdwenen wereld, nu circa 65 jaar geleden.

Tevens hierbij een artikel over het Jaagpad langs de Schinkel en Nieuwe Meer, wat meer achtergronden geeft van deze omgeving.

Erik Swierstra; augustus 2020
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

 

“Mijn prilste levensjaren – de jaren aan Het Nieuwe Meer- hebben mij gevormd.”

Ik ben geboren als Marianneke Merkestein op 6 mei 1952 aan het Jaagpad 200 (‘Het Kruithuis’) uit de liefde van mijn ouders, die elkaar al vanaf hun zestiende levensjaar liefhadden. Ze hebben op 11 september 1951 deze ‘dienstwoning’ betrokken, mama was op dat moment reeds een maand zwanger van mij en papa was al langer in Amsterdam werkzaam bij de marechaussee.

Het huis aan Jaagpad 200-201, gezien vanaf de Nieuwe Meer; begin 20e eeuw.

Uitzicht vanaf het Amsterdamse Bos over de Nieuwe Meer naar het Jaagpad, met het huis op nr. 200-201; 2 mei 1940. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Huisarts Sabel die assisteerde bij de geboorte kon niet met een auto gekomen zijn, Jaagpad 200 was immers onbereikbaar dus waarschijnlijk is hij met zijn fiets op het trekpontje de Ringvaart overgestoken…

‘Onbereikbaar’ voor de buitenwereld, zo was eigenlijk wel het overheersende gevoel over onze woonlocatie, getuige ook het schaarse bezoek van familie die in Houten woonde. Het allereerste bezoek van mijn oma was daags na mijn geboorte, ik was haar eerste kleinkind.

Ze kwam met de trein en ik weet niet tot hoever er destijds een bus reed vanaf het Amstelstation richting het Jaagpad, en óf er überhaupt een bus reed die kant op. Feit is dat ze een ontzettend lange wandeling heeft moeten maken en op het eerste de beste bankje aan het Jaagpad geruime tijd uitgeput heeft zitten uitrusten om het laatste traject te kunnen volbrengen. Begrijpelijk is dit dus tevens haar laatste bezoek geweest.

Andere familieleden zetten hun fiets op de trein en de sportievelingen legden bij gunstige weersomstandigheden de afstand geheel per fiets af, maar dat was toch wel een rit van zo’n drie uur.

Jaagpad 200-201, de woning bij het Kruithuis. Op de voorgrond het smalspoor voor materiaaltransport; juni 1953. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Bij de militaire magazijnen aan het Jaagpad. Rechts het huis Jaagpad 200-201. Links de Riekerpolder; juni 1953. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Jaagpad 200, ‘Het Kruithuis’, deel uitmakend van de Stelling van Amsterdam, ontleende zijn naam aan de militaire magazijnen achter ons huis alwaar munitie lag opgeslagen, – vandaar dat wij achter een imposant hekwerk woonden – en de aanvoer ging over water. Afgemeerd aan de grote steiger voor ons huis, werd de munitie uitgeladen en op lorries gezet die op de rails naar de opslagplaatsen rolden.

Jaagpad 200 was een twee-onder-een-kapwoning, de andere helft (nummer 201) werd bewoond door Tiemen Dijkema, de laatste veldwachter van Sloten, die achter zijn huis een plaatsje had waar een groot hok was met kippen die ook losliepen, evenals de haan die zijn snavel had zitten op dezelfde hoogte als mijn wapperende handjes en ongelukkigerwijs ooit flink in mijn pink pikte.

Jaagpad 200. Het gezinnetje Merkestein compleet; 1952. Foto: collectie Marian Merkestein.

Tiemen Dijkema, de laatste veldwachter van het dorp Sloten. Hij woonde op Jaagpad 201; circa 1926. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het verweerde houtwerk buiten en binnen verraadde de oudheid van deze donkere, vochtige en tochtige woning die bovendien verstoken was van alle comfort. In de keuken was een aanrecht van steen met een grote gootsteen maar er was geen kraan want er was geen stromend water.

In de tuin stond echter een handzwengelpomp waarmee het water uit de grond gepompt moest worden. Ja, hoe primitief. en voorwaar een zware klus waaraan mijn moeder een hardnekkige blessure heeft overgehouden. Er was een bleekveld en een groentetuin waar de spinaziebladeren een formaat hadden dat daarna nooit en nergens meer geëvenaard zou worden.

De wanden in het huis waren voorzien van lambrisering en in de benedenkamers hingen lange bruine veloursgordijnen. De vloeren waren belegd met parket en op het parket in de woonkamer lag een karpet waarop ik sociaal brabbelde met ene ‘Okoeke’. Nee, er was niets of niemand, ik verzon ‘het’ en gaf het de naam ‘Okoeke’.

Jaagpad 200. Mijn nichtje en ik achter de lorrie (kijk wat een dikke grote bomen); 1955. Foto: collectie Marian Merkestein.

Jaagpad 200, met zusje van mijn moeder -zicht op de bijkeuken; 1954. Foto: collectie Marian Merkestein.

Mijn slaapkamertje lag boven de entree, aan de waterkant dus. Het zo typerend pruttelende geluid van de dieselmotoren nodigde me altijd uit om op het stoeltje te klauteren om door het raam te kunnen kijken naar een dan passerende boot.

“Hoe doen de bootjes?”, was een repeterende vraag die mijn moeder aan me stelde en ik dan in de scherpte van mijn waarnemingen beantwoordde met het nabootsen van dat bijzondere geluid; in opperste stilte krijgen geluiden een diepere dimensie en beklijven zodanig beter.

Dagelijkse geluiden waren die van de kippen en de haan van de buurman, van het kabbelende water en het geklots tegen de oever, van het gepruttel van de dieselboten, van de gierende wind rond het huis en het ruisende gebladerte van de bomen langs de slootkant achter ons huis en van de velerlei vogels.

In het weekend geluiden van bootjes met klapperende zeilen, sierlijk dansend op het Nieuwe Meer en van de meerstemmigheid die wandelaars en fietsers voortbrachten wanneer ze bij zonnige dagen het Jaagpad bezochten. Eens, op een zondagmiddag, viel pal voor onze woning een mevrouw van haar fiets en zat even later bij ons in de bijkeuken.

Jaagpad 200. Zusje van mijn moeder op de steiger. Zij staat op de rails die naar de munitieloodsen leiden; 1954. Foto: collectie Marian Merkestein.

Jaagpad 200. Zusje van mijn moeder in roeiboot bij de steiger; 1954. Foto: collectie Marian Merkestein.

Ik bleef op veilige afstand buiten staan maar volgde door de openstaande deur nauwlettend de indrukwekkende taferelen daarbinnen: ik zag de mevrouw wier broekspijp was opgerold tot boven haar knie en óp die knie ontwaarde ik een grote wond die ik in mijn spanning steeds groter zag worden en door mijn voorovergebogen moeder werd verzorgd.

Mijn vader was inmiddels al lange tijd overgeplaatst naar Apeldoorn en kwam alleen in het weekend thuis, waardoor mama en ik ruim drie jaar met z’n tweetjes aan het Jaagpad gewoond hebben. Eerst decennia later zou ze het zich niet-veilig voelen gedurende die jaren benoemen, dus achteraf bezien gingen we niet voor niets samen regelmatig uit logeren bij opa en oma, en de rest van de familie in Houten.

Het hierbij horende, constant terugkerende tafereel dat zó vaak zó dierbaar gememoreerd werd door mijn moeder: Samen op de fiets naar het Amstelstation, ik voorop in het zitje en vrolijk zingend: “Jankie kanne mama misse niet.” (Jankie, omdat Marianneke nog niet uit te spreken was voor mij). Dat was ook altijd de lading: ik was zó oneindig aanhankelijk aan haar…

Bij het Jaagpad hebben we met enige regelmaat onze toevlucht gezocht in de Riekermolen (Jaagpad 240) waar molenaar Cor van der Pouw Kraan woonde, met zijn vrouw An en dochters Hennie, Joke en Anneke, al weet ik niet zeker of die laatste op hun volgende adres Jaagpad 160 (bij het poldergemaal) is geboren. Nog weer later is dochter Ineke daar geboren.

Uitsnede uit een luchtfoto van de Nieuwe Meer gezien in oostelijke richting, met links van de oever het huis Jaagpad 200-201, met daarachter het kruitmagazijn en de steiger aan de oever er voor. Op de achtergrond Tuinpark Ons Buiten; 5 juni 1931. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

In november 1955 verhuisden ook mama en ik naar Apeldoorn: een wereld van verschil… Mijn moeder bloeide op in de reuring van haar nieuwe leven en maakte al snel contact met de collega’s van mijn vader en hun echtgenotes, maar ik daarentegen heb altijd moeite gehad- en gehouden met de vele prikkels. Deze wereld was te groot, te vol, te druk….

In maart 1965 overleed mijn vader op 38 jarige leeftijd aan een (toen nog) ongeneeslijke ziekte; in enkele maanden tijd zagen we deze sterke levenslustige man verdwijnen in zijn sterk vermagerde schaduw. Mijn moeder ontvluchtte de leemte door de drukte op te zoeken terwijl ik meer en meer de stilte verkoos.

Op mijn 33ste verruilde ik uiteindelijk het veilige thuisnest voor een eigen stekje en noemde het ‘mijn schelpenhuis’: een penthouse in Bergen aan Zee, pal aan zee en met diezelfde rust en hetzelfde weidse vergezicht als van het Jaagpad aan Het Nieuwe Meer.

Met de familie van der Pouw Kraan zijn we altijd bevriend gebleven, al was het contact de laatste jaren i.v.m. leeftijd uitsluitend via de telefoon. Eind december 2008 ben ik naar de begrafenis van Cor geweest, als plaatsvervanger van mijn moeder, maar ook de jaren daarna bleef ze contact houden met de oudste dochter van Cor en An.

Op 6 mei 2007 ben ik samen met mijn moeder, voor het eerst na ons vertrek eind 1955, teruggegaan naar de plek waar Jaagpad 200 ooit stond. Terug naar de plek waar ik geboren ben en 3,5 jaar heb geleefd, verafgelegen van de bewoonde wereld en omgeven door ongerepte natuur en maagdelijke stilte, waar de enige passanten boten waren en in het weekend fietsers en wandelaars, en waar we met een trekpontje het water van de Ringvaart moesten oversteken om bij het dichtstbijzijnde kruideniertje te kunnen komen.

Mijn hele leven had zich de vraag gesteld waar toch die ‘ondefinieerbare stilte’ vandaan kwam, die zich altijd in mijn hoofd herbergde… Toen we echter weer hier stonden, ruim 40 jaar na ons vertrek en zó tastbaar dichtbij mijn prilste levensjaren, wist ik het: “Het is DEZE stilte die mij gevormd heeft.”

Marian Merkestein; juni 2020.

Dit artikel als pdf-bestand: Herinneringen aan Jaagpad nr. 200 bij de Nieuwe Meer.pdf

Herinneringen aan het witte huisje aan Jaagpad nr. 220

In het gedeelte van de Nieuwe Meer dat in de jaren vijftig is uitgebreid voor de zandwinning stonden tot de vergraving verschillende huizen langs het Jaagpad.

Een vroegere bewoonster vertelt over haar herinneringen. Het geeft een beeld van een geheel verdwenen wereld, nu circa 65 jaar geleden.

Tevens hierbij een artikel over het Jaagpad langs de Schinkel en Nieuwe Meer, wat meer achtergronden geeft van deze omgeving.

Erik Swierstra; augustus 2020
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp

 

Aan het Jaagpad stond op nr. 220 een klein wit huisje. Een vroegere bewoonster, mevr. Van der Vliet, heeft aantekeningen gemaakt van de tijd dat zij hier woonde.

Van 1950 tot 1952 woonden we in een klein huisje aan het Jaagpad, nr. 220. Later zijn we weer op het Jaagpad gaan wonen, 1953, in een schuurtje achter café Opoe. Daar moesten we ook weer vertrekken in augustus 1955.

We kregen toen eindelijk een woning, maar hadden liever op het Jaagpad blijven wonen. De vrijheid en het primitieve leven lag ons wel, maar de wet was onverbiddelijk.

Omtrent april 1950 tot december 1952 (sloop) – Jaagpad 220, Riekerpolder, Post Sloten
Ons eerste huisje in 1950 was indertijd gebouwd van tufsteen, en geïsoleerd met een dikke laag cement. De hoeken en de staanders waren van dikke balken, versterkt met hoekijzers. Het heeft vele stormen doorstaan, hoewel het dak erg amateuristisch in elkaar geknutseld was, heeft het ook tot de sloop zich heftig verweerd, om het niet op te geven.

Jaagpad 220 – fam. v.d. Vliet ca. 1951. Foto: collectie familie v.d. Vliet.

Het was goed regendicht met dik rubberroid en teer, waar overheen wat armoedig uitziende latten vastgetimmerd, om alles op z’n plaats vast te houden. Het was beslist geen villa, en indertijd gebouwd om kippen in te houden, hetgeen maar een smoes was om een vergunning te verkrijgen.

Er heeft jaren een man-alleen in gewoond, toen wij erin trokken stond het al een jaar leeg en het was erg smerig. Geen water, toilet, licht, gas. Als dat niet middeleeuws was? Vanaf het fiets- en wandelpad liepen we schuin de slaperdijk af, en daar lag een smal water van ongeveer twee meter breed, ook rondom het land als afscheiding van de overige weilanden.

Een bruggetje van ongeveer vier meter moesten we over en dan een lang paadje tot het huisje. Op het brugje stond halverwege een ijzeren hek met prikkeldraad, zodat het moeilijk was om er over- of omheen te klimmen. Het woeste stuk land (pachtgrond) was zeer verwaarloosd en begroeid met distels en een soort bindgras. Tegen het huisje aan de linkerzijde stond iets dat op een kippenren moest lijken en een oude regenton, welke het water via een hele vieze goot van het dak moest opvangen.

Binnen bestond de ruimte uit een kamer van ongeveer vier bij vier meter en iets wat voor een slaapkamer moest door gaan van twee bij twee meter. Een kast van amper een meter diep, daar kon nog net een wiegje in staan. Wat voor keuken moest dienen was een meter diep en daar moest nog een aanrecht van af, de bestond uit een soort sinaasappelkrattenhout, met een plaatje zink er overheen, met twee hele oude petroliestellen, wat oude vieze ingedeukte aluminium pannen, nog een kleine ruimte wat voor berghok moest dienen.

Er zat warempel nog een kraan boven de gootsteen met een brok ijzeren buis als afvoer, die nergens op aangesloten was, alleen een oude zinken emmer stond eronder. Er kwam immers toch geen water uit het kraantje, gewoon show. Er lag een oud stuk balatum zeil op de vloer, en een paar stoelen met een tafel stoffeerde de “villa”. O, ja, in de slaapkamer was er iets van een oud ledikant vastgeklonken in de muur, wel stevig hoor..haha.

Maar het kon ons allemaal niets schelen, je kon er alles van maken en op de eerste plaats uitmesten en schoonmaken, fan nog wat aanbouwen. Nu nog achter de eigenaar komen, dus op speurtocht. Via de man van het overhaaltje (een roeiboot) kwamen we toch uiteindelijk achter de eigenaar en toen begon de story.

Ouwe Theo
Ook de story van Theo Verhey, alias ouwe Theo. Door een oud potkacheltje. (ik sla een stukje over) Mijn man wist dat er op de Schinkelkade een kachelsmid woonde, maar persoonlijk kende hij hem niet. We hadden cement nodig om de scheuren in het kacheltje te repareren en besloten hem om deskundig advies te vragen, want wij hadden geen ervaring omtrent dit euvel.

Jaagpad 220 – T. Verheij, fam. v.d. Vliet ca. 1951. Foto: collectie familie v.d. Vliet.

Op de fiets, in die jaren deden wij alles met fiets of de benenwagen. Mijn man keek door het raam naar binnen en zag een vreselijke troep opgestapeld, oude ijzeren buizen en fietswielen, oude waterketeltjes, je kon het zo gek niet bedenken. Er was nauwelijks nog een looppaadje. Een kerkhof van voor onze begrippen oud roest, maar voor hem kennelijk een soort goudmijn.

Er was warempel voor het raam (etalageraam..haha..) een soort vensterbank, waarop een paar potten met aarde stonden. Mijn man keek eens goed naar wat er in die potten met verdroogde aarde zat en schoot in de lach. Zag hij het goed? In drie van die potten staken drie afgesneden gerookte bokking koppen uit, en in twee ernaast een stompje sigaar.

Toen hij zich omdraaide keek hij in twee lachende kraalogen van de eigenaar van dit wonderlijke imperium. Mijn man zei goeiemorgen en wees op de viskoppen en zei lachend zo’n wonder der natuur heb ik niet eerder gezien. Waarop de kachelsmid zei: “je moet alles een keer proberen. Wat zijn de problemen, man?”

Mijn man legde het uit, waarop Theo wat acrobatische toeren moest uithalen om ergens uit een bouwvallige kast een zak cement tevoorschijn te halen. “Is dit genoeg”? Nou, dat lijkt mij wel, antwoordde mijn man.

“Ik wil het wel even brengen, waar woont U?” Nou, niet vlak naast de deur, ik woon op het Jaagpad.

“Het Jaagpad? Daar kom ik minstens drie keer in de week als ik het niet te druk heb. Waar ongeveer, voor- of achteraan?” Hij vroeg het enigszins verbaasd. Mijn man legde heel duidelijk uit waar wij woonden, waarop Theo zijn ogen fonkelden.

Er viel een stilte, hij lichtte zijn wat Frans uitziende pinobaret op (die later van ons de bijnaam “klapbes” kreeg), wreef eens met zijn eeltige handen over zijn dun begroeide schedel, en ging verder: “Ik ken dat huisje wel, en heb me vaak afgevraagd wie er nu in zo’n krotje wonen zou, want er hing ook vaak wasgoed aan de lijn. Ik zou er best eens een kijkje willen nemen.” Waarop mij man zei: “Nou, bij deze nodig ik U dan uit, als U weer eens een fietstocht maakt.”

Hij greep die kans met beide handen aan, want de volgende dag stond hij in de namiddag al op ons bruggetje, maar het hek was op slot, omdat wij niet onverwachts met bezoek verrast wilden worden. We hadden een paar schapen lopen en die mochten niet weglopen, dus moest het hek altijd goed gesloten zijn.

Ik bood hem koffie aan en we maakten kennis met elkaar. Ik zei voorlopig maar mijnheer, in die tijd noemde je iemand, en zeker geen oudere persoon, zomaar bij zijn of haar voornaam. Het was mooi weer en voorlopig moesten de mannen maar even geduld hebben, want voordat het water kookte op mijn oliestel, dat duurde wel even.

Dat was geen probleem, want beiden hielden van de buitenlucht en Theo zag al snel spullen die voor ons niet bruikbaar waren, maar waar hij nog wel wat mee kon. Hij kwam heel dikwijls bij ons, niet altijd gelegen omdat ik een baby had en alle handelingen vaak meer tijd kosten dan voor mensen in de stad die van alle gemakken voorzien waren.

Soms hadden we net genoeg eten overgehouden van de vorige dag voor ons tweeën, maar Theo was een echte vrijgezel die van geen tijd wist. Zoals de meesten wel weten leefde hij samen ment zijn eveneens vrijgezelle zuster. Die had wel enige regelmaat, maar Theo trok zich er weinig van aan en dat gaf de nodige ruzies, om het maar vriendelijk uit te drukken.

Meestal hoorden wij hem al van verre aankomen, als de wind in onze richting waaide. Aan zijn stuur had hij een grove, zware ketting hangen die tegen zijn fiets sloeg. Hij was geen doorsnee burger en had een boeiende verteltrant. Mijn man en Theo konden het samen goed met elkaar vinden.

Vertrek uit eerste huisje (verplicht door sloop) zonder vooruitzicht op een woning. Het huis werd op de dag dat we het verlieten voor onze ogen gesloopt, omdat we geen woonvergunning hadden voor dat pandje. Wij stonden op straat met en kleuter van twee jaar, een bouvier en een fox.

We sliepen afwisselend dan bij familie, dan bij vrienden. We trokken steeds weer naar de plek waar we zo gelukkig waren. Na een maand of zeven reden we weer met ons dochtertje op de fiets over het Jaagpad en kwamen Wim v.d. Zee tegen. Mijn man vroeg: “weet jij geen huisje of schuur voor ons?” Waarop hij antwoordde:”dat moet je maar aan het polderbestuur vragen.”

Het nieuwe gebouw uit 1937 van Café ‘Meerzicht’ gezien in zuidelijke richting naar de Nieuwe Meer; jaren dertig. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Schuurtje bij café Opoe
Daar bedoelde hij zijn vrouw Nel (v.d. Zee-Stoel) mee, eigenaresse van café Opoe en tevens lid van het bestuur van de Riekerpolder. Ze had wel met ons te doen, het enige wat ze had was een bergschuurtje waar terrasstoelen en andere spullen in opgeslagen waren. Die konden wel naar een grotere schuur, maar we moesten het dan helemaal van binnen betimmeren, want het was voor bewoning ’s winters te koud en ’s zomers te heet.

Voor vijf gulden in de week huur en er werd een tussenmeter geplaatst voor electra, zodat we een eerlijk verbruik aan haar betaalden. Water mochten we mondjesmaat uit de regenput gebruiken als er genoeg was. We mochten het buitenstilletje gebruiken als we het maar op tijd leegden en schoonhielden. Daar maakten we bijna nooit gebruik van, want het was bedoeld voor de mensen (het publiek) van de botenstallers en botenhuurders.

Schilderij van M.G. v.d. Vliet – Zicht op de Nieuwe Meer; circa 1952. Foto: collectie familie v.d. Vliet.

Schilderij van M.G. v.d. Vliet – Nieuwe Meer met zicht op café Opoe; circa 1952. Foto: collectie familie v.d. Vliet.

Ik kookte nog steeds op oliestellen, de kleine ruimte was ongeveer hetzelfde als ons eerste huisje. Maar mijn man mocht er een atelier aanbouwen voor zijn werk. Hij was kunstschilder, geen klodderaar, maar een echte realistische schilder. Ook tekenen kon hij als de beste. Wat waren we gelukkig dat we weer op ons zelf woonden, en ja hoor, daar hoorden we weer de ketting rammelen van Ouwe Theo.

Die naam had hij aan onze dochter Linda te danken, want Nel v.d. Zee had een zoon die ook Theo heette, die werd door ons dochtertje Nieuwe Theo genoemd. Een jaar later werd onze zoon geboren en toen die ongeveer anderhalf jaar oud was moesten we voor de tweede keer ruimte maken voor de plannen die de gemeente al jaren had met de polder. Maar deze keer konden ze het niet maken om ons wederom zonder een huis toe te wijzen op straat te zetten. Theo was nu weer zijn uitstapje kwijt. Toen wij in de stad Amsterdam een woning kregen kwam hij ons weer bezoeken, maar niet voor lang.

Schilderij van M.G. v.d. Vliet – Wegsloot Jaagpad; circa 1952. Foto: collectie familie v.d. Vliet.

Theo’s laatste avond
Zoals gewoonlijk kwam hij weer bij ons koffie drinken en zei: “ik mis die ritjes op de zomeravond naar jullie toe wel erg.” De laatste avond (wat wij toen nog niet wisten dat het zijn laatste bezoek zou zijn) was hij een beetje stil. Opeens, zoals gewoonlijk, stond hij op en meestal zei hij, of liever, gaf hij het geluid, van een groet. Maar dit keer deed hij wat vreemd, hij liep naar de deur, pakte zijn zakdoek uit zijn zak, zwaaide ermee, liep weer naar de deur en herhaald het weer. Toen ging hij weg, we zagen hem wegfietsen.

Later zeiden we tegen elkaar, wat deed Theo vreemd daar straks met die zakdoek zwaaien, en nog een keer. De volgende namiddag kwam er een jongen van een jaar of dertienveertien bij ons met de mededeling dat zijn buurman Theo die nacht, in de vroege morgen, was overleden. Toen leek het ons duidelijk, hij moet het haast wel aangevoeld hebben dat het zijn laatste bezoek aan ons was geweest.

We hebben hem zeker lang gemist, hij was door de jaren toch een vriend van ons geworden. Ik zie hem nog komen met zijn lange magere lijf, hoge rug, zijn ongepolitoerde nagels. Of het nu zondag was of niet, hij droeg altijd om zijn broek een touw inplaats van een riem. Maar wel zijn Flambaar hoed, hoge schoenen. Zijn ogen lagen wat diep en zijn gebogen neus deed wat Grieks aan.

Een niet alledaagse figuur. Dom was hij om de drommel niet, want zijn gesprekken waren beslist niet oppervlakkig. Maar we konden ook enorm lachen met hem. Een enkele keer hielp mijn man wel eens bij een klus, als er iets zwaar te sjouwen was. Hij had vaste klanten waar hij ieder jaar terugkwam om de haardkachel schoon te maken. Soms kwamen ze met verhalen ergens vandaan, nou jongens om te lachen, achteraf. Ik kan zo wel doorgaan,maar nu stop ik maar.

Teloorgang van de polder
Grote stukken van die prachtige polder moest ten koste van veel natuurschoon verdwijnen en moest een stuk geschiedenis radicaal verwoest worden.

Waarvoor? Jammer – Jammer – Jammer! Het was zo’n prachtig mooi stuk natuur daar. Ze hadden bagger en zand nodig werd toen beweerd, voor het Vondelpark en (het toen nog zogenoemde) Bosplan, nu Amsterdamse Bos genaamd. Het zand werd gebruikt voor het ophogen van de tuinstad Osdorp.

P.S.
Ik ben kort geleden (na vele jaren) weer eens naar de buurt van het Jaagpad geweest, maar ik herkende er niets meer van omdat het pad waaraan ik woonde er niet meer is, alles water. Vreselijk jammer, het was een schitterend stuk natuur. We gingen vaak met het pontje over van het Jaagpad om boodschappen te doen naar het kruidenierswinkeltje aan de Ringvaart en zwommen heerlijk vanaf de steiger van café Opoe.

Oostzaan, Mw. van der Vliet-Lagerweij; Aantekening Jaagpad, impressie – donderdag 25 augustus 2005

Uit: het blad ‘Oever’ , van de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’, zie ook: www.oeverlanden.nl

 

Aantekeningen van Henk Smit, van gesprek met Mw. v.d. Vliet en dochter Linda op 14 september 2005.

De Riekermolen, ten noorden van het Jaagpad, gezien naar de Sloterweg. Foto: J. van Eck – Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De echtgenoot/vader is Maarten Gerrit van der Vliet, afkomstig van Texel, woonachtig geweest aan de Aalsmeerweg. Kunstschilder, overleden in 1966. Het schilderij van zijn hand met zicht op café Opoe en het Nieuwe Meer en Jaagpad, vanuit het Boschplan is afgedrukt.

Mw. van der Vliet-Lagerweij is opgegroeid in de Veerstraat, naast de school. Dochter Linda is geboren december 1950. Café Opoe (Meerzicht) wordt dan gedreven door Wim van de Zee en Nel van der Stoel, met zoon Theo. Nel is een befaamd naaktzwemster, zomer en winter. Op het munitiedepôt woont in een huis op nummer 200-201 de familie Dijkema, oud veldwachter (de laatste) van Sloten.

De molenaar op de Riekermolen is Cor van de Pouw Kraan, met vrouw en twee kinderen. Achteraan het Jaagpad (tegenwoordig: Driessen) woont een oud (koloniaal) soldaat met een Thaise vrouw en dochter Diana. De pont over de Ringvaart is van Piet Eilander, die op de Ringvaartdijk / hoek Koekoekslaan woont. De oversteek is voor fam. v.d. Vliet gratis. Zie hier de gehele kosmos van het westelijke deel van het Jaagpad in de periode van 1950 tot het einde in 1955.

Uit: het blad ‘Oever’ , van de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’, zie ook: www.oeverlanden.nl

Dit artikel als pdf-bestand: Herinneringen aan het witte huisje aan Jaagpad nr. 220,pdf