De Fietsersbond Amsterdam stemt in grote lijnen in met de voorstellen uit de Concept Ontwikkelstrategie voor De Oeverlanden. Zo blijkt uit hun Inspraakreactie.
Het bestuur geeft aan verheugd te zijn dat de snelfietsroute Schiphol − Oeverlanden − Zuidas een belangrijk onderdeel van de plannen is. Voor de overige fietsroutes binnen het gebied pleiten zij voor terughoudendheid: de bestaande Oeverroute biedt al veel afwisseling en doorzichtjes.
Doorsteek vanaf Plantijnpad is wenselijk
De betere toegankelijkheid, met nadruk op Johan Huizingalaan en Anderlechtlaan, is teveel vanuit de auto gedacht. Beide wegen zijn Hoofdnet Auto, en daarmee druk en onaantrekkelijk om langs te fietsen. Zet voor fietsers daarom vooral in op de drie overige ingangen: Jaagpad (autoluw), Christoffel Plantijnpad (autovrij) en Ringvaartdijk (autovrij). Vanuit het Plantijnpad is een, nu ontbrekende, logische en korte doorsteek richting Oeverpad wenselijk.
Voor fase I heeft de Fietsersbond een sterke voorkeur voor realisatie van het snelfietspad Oude Haagseweg- Riekerweg, met tijdelijke doorbinding langs het Jaagpad naar de Schinkelsluizen. Dit hoeft relatief weinig te kosten.
Tamar Frankfurther; 23 juli 2021.
Het gezichtsbepalende pand aan de Slotense Akerpolderstraat is in het voorjaar van 2021 grondig (en verantwoord) gerenoveerd en kan er weer jaren tegen. Wezen, bejaarden, krakers, jongeren: Het Wees- en Armenhuis heeft in de afgelopen 115 jaar opeenvolgende generaties bewoners zien komen en gaan. Een mooie gelegenheid om terug te kijken op een bijzonder stukje dorpsgeschiedenis.
Liefdadigheid
Armen en wezen: de dorpen en steden waren er in de 19e eeuw vol van. De afwezigheid van sociale voorzieningen, de lage levensverwachting, besmettelijke ziekten die de ronde deden en de algemene slechte gezondheid van de bevolking eisten hun tol. Wie oud of ziek was en niet in staat was om te werken, was aangewezen op de hulp van familie of buren, of op de bedeling en liefdadigheid van de kerk of het gemeentebestuur. Iedere gemeente had wel een armenzorginstelling. Zo ook Sloten. Hier beschikte de Hervormde kerk al in 1774 over een diaconiehuis voor de armen. In 1895 bouwde het gemeentelijk armbestuur een eigen Wees- en Armenhuis naast deze diaconie. In de volksmond stond het al snel bekend als ‘het gesticht’. Wegens bouwvalligheid moest het in 1905 worden afgebroken. Toen werd een leeg terrein aan de rand van het dorp aangewezen als plek voor een nieuw tehuis, het huidige Wees- en Armenhuis. De Slotense aannemer M. van der Mel wist als laagste inschrijver de bouwopdracht in de wacht te slepen.
Hoektorens
Het pand was gereed in 1906. Het had oorspronkelijk twee karakteristieke, vierkante hoektorens en bevatte onder meer twee slaapzalen en een grote zolder. De hoekkamers werden bewoond door de wezen. Onder begeleiding van de weeshuisvader en -moeder bezochten zij elke zondag de verplichte kerkdiensten. Net als de inwonende ‘arme oudelieden’ waren zij altijd herkenbaar aan hun uniform, dat op de mouw was gemerkt met de A.v.S. (Armen van Sloten?).
Het bestuur van het tehuis bestond uit vijf regenten en drie regentessen. De kerkelijke verhoudingen werden daarbij nauwlettend in het oog gehouden: Volgens het reglement moesten er van de acht bestuurders drie rooms-katholiek en vijf hervormd zijn.
Bejaarden
Nadat Sloten in 1921 door de gemeente Amsterdam was geannexeerd, werd het Wees- en Armenhuis een dependance van het Amsterdamse oudeliedenhuis in de Roeterstraat. Er volgende een ingrijpende verbouwing. De hoektorens verdwenen. Er kwamen meer ramen in de voor- en zijgevels en er werd een derde verdieping op het gebouw gezet om ruimte te maken voor extra slaapzalen. De kamers voor de wezen kwamen te vervallen. Het pand bood daarna ruimte aan 42 oude mannen en 16 vrouwen. Het Boerentuintje aan de overkant van de Akerpolderstraat was oorspronkelijk de moestuin van het tehuis. De tuin zorgde ervoor dat de armen gezonder aten dan in vergelijkbare instellingen het geval was. De oude bewoners van het pand zaten ook vaak in het tuintje op bankjes in de zon.
Krakers
Het Wees- en Armenhuis bleef bijna een halve eeuw als bejaardenhuis in gebruik. Ernaast werd een recreatie- en eetzaal gebouwd waar de bejaarden via een loopbrug naar toe konden lopen. Op den duur voldeed het pand niet meer aan de moderne eisen. Begin 1972 werd het tehuis gesloten. De laatste bejaarden verhuisden naar het Flevohuis in Amsterdam-Oost. Na een jaar leegstand werd het gebouw, tot ongenoegen van de Dorpsraad, op 17 januari 1973 bezet door Amsterdamse krakers. Zij deden moeite om in de dorpsgemeenschap te worden opgenomen en organiseerden bijvoorbeeld activiteiten voor de Slotense jeugd in de recreatiezaal. Na ruim drie jaar vertrokken de krakers eind 1976. De Slotense architect en dorpsraadlid Hopman kreeg van woningbedrijf Tuinstad van de gemeente vervolgens de opdracht om 20 zelfstandige wooneenheden voor jongerenhuisvesting in het Wees- en Armenhuis te maken. De verbindingsbrug werd afgebroken en de recreatiezaal werd ingericht als Dorpshuis. Ook jongerenvereniging SmoeS had hier jarenlang zijn thuisbasis.
Jongeren
Aanvankelijk werden alle 20 kamers met eigen sanitaire voorzieningen verhuurd aan jongeren uit het landelijk gebied Sloten-Oud Osdorp. Zo konden zij in een bekende omgeving in de buurt van hun ouders veilig ‘uitvliegen’. Jongeren meldden zich aan bij de werkroep Woningtoewijzing van de Dorpsraad. Als de werkgroep van de verhuurder (per 2000 was dat Woningbouwvereniging Intermezzo) hoorde dat er weer een HAT-eenheid vrijkwam, kreeg de bovenste op de lijst een telefoontje. Rond 2004 kreeg de werkgroep Woningtoewijzing te maken met een nieuw fenomeen: illegale onderhuur. Daarom werd de regel ingevoerd dat jongeren een half jaar na het afronden van hun studie hun woning moesten verlaten. Dat was ook hard nodig: er stonden wel 28 jongeren op de wachtlijst.
Verhuur wordt verkoop
Intermezzo deed het pand met huurders en al in 2006 over aan de stichting DUWO voor studentenhuisvesting. Na harde onderhandelingen lukte het de Dorpsraad om nog de helft van de vrijgekomen HAT-eenheden aan jongeren uit Sloten en Oud Osdorp beschikbaar te stellen. Tot grote teleurstelling van de Dorpsraad besluit DUWO (later DUO) in 2011 de vrij te komen wooneenheden te gaan verkopen. Anno 2021 zijn er nog twee huurders over. Op de tweede verdieping staat nu een studio. (Akerpolderstraat 39) te koop van 24 m² voor 165.000 euro. Het Wees- en Armenhuis heeft tegenwoordig een actieve vereniging van eigenaren onder de naam “Vereniging van eigenaars Akerpolderstraat 9 – 47”. Het pand is straks in gezonde staat klaar voor de toekomst.
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van informatie uit het archief van de werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp met daarin informatie bijeen gebracht door Jan Bardet.
Tamar Frankfurther, juli 2021.
De werkgroep Historie organiseert deze wedstrijd omdat het precies honderd jaar geleden is dat de gemeente Sloten werd geannexeerd door Amsterdam. 18 deelnemers stuurden 24 prachtige schilderijen in.
In afwachting van de officiële jury-uitslag kan iedereen via deze link nu al kijken en zelf kiezen wat het mooiste kunstwerk is. Dan kunt u straks uw voorkeur vergelijken met de beslissing van de jury, die bestaat uit een voormalig docent van en afgestudeerden van de Rietveld Academie.
Uitslag volgt op 2 september 2021
De kunstwerken verbeelden het grondgebied van de voormalige gemeente Sloten in het verleden, heden en in de toekomst. Aan de deelnemers is ook gevraagd om een tekst mee te sturen waarin zij uitleggen wat er op hun schilderij te zien is. De jury heeft al 15 schilderijen genomineerd als potentiële winnaars. Uit deze genomineerde doeken kiest de jury drie winnaars.
Op 2 september 2021 zal gedeputeerde Zita Pels van de Provincie Noord-Holland in de Molen van Sloten de 1e, 2e en 3e prijs uitreiken. Tot die tijd rouleren op deze pagina de inzendingen. Bij de kunstwerken, die niet zijn genomineerd, staan de namen van de kunstenaars al vermeld. Bij de genomineerde schilderijen staat nog geen naam. Die blijft nog geheim, omdat de jury op geen enkele manier beïnvloed mag worden. Deze prijsvraag kan worden georganiseerd dankzij een gulle bijdrage van het Fonds voor Nieuw-West.
Tamar Frankfurther; 17 juli 2021.
Vier jonge architecten namen deel aan deze wedstrijd van Tuinpark ‘Ons Buiten’, dat ligt tussen De Oeverlanden en De Nieuwe Meer. Zij ontwierpen een energieneutraal tuinhuisje met duurzame materialen, een ‘ecohuisje’.
Rian Knop en Frank Brouwers dienden volgens de jury het beste ontwerp voor een ecohuisje in. Daarom ontvingen zij op zondag 11 juli 2021 uit handen van Ons Buitens voorzitter Hanneke Weber een cheque van € 2.500.
Vier bijzondere ontwerpen
In totaal deden vier ontwerpers mee aan de wedstrijd. Zij verrasten de jury met hun inzendingen. Deze inzendingen vormen zeker een inspiratiebron voor volkstuinders – op ‘Ons Buiten’ en op andere parken – die een nieuw huisje gaan bouwen. De deskundige jury, die o.a. uit een bouwkundige, milieudeskundige en een architect bestond, was verrast door de hoge kwaliteit van de inzendingen, maar besloot uiteindelijk unaniem dat dit multifunctionele ontwerp móest winnen, zo blijkt uit hun juryrapport.
Multifunctioneel gebruik
Tuinpark ‘Ons Buiten’, opgericht in 1922, gaat nu op zoek naar sponsoren en subsidiënten, waardoor de bouw van het ecohuisje in het jubileumjaar 2022 kan starten. Het ecohuisje zal in de toekomst gebruikt kunnen worden door niet-tuinders; bijvoorbeeld als vergader- of tentoonstellingsruimte, als ontmoetingsplaats voor buurtbewoners of als logeerhuisje voor bijvoorbeeld studenten ecologie die werken aan een onderzoeksproject. Rian en Frank delen hun technische presentatie. Mocht u naar aanleiding hiervan vragen hebben, dan treft u hierin ook hun contactgegevens.
* Juryrapport DD 1 JULI 2021 ontwerpwedstrijd ecohuisje tuinpark Ons Buiten voor bestuur Tuinhuis_presentatie van Rian Knop en Frank Brouwers (pdf)
* Tuinhuis_presentatie van Rian Knop en Frank Brouwer (pdf)
Tamar Frankfurther, 16 juli 2021.
Een eeuw geleden, in 1921, werd de gemeente Sloten door Amsterdam geannexeerd. Daarmee werd ook de Brandweer van deze gemeente onderdeel van de Amsterdamse Brandweer.
84 jaar na de annexatie werd er in de tuinstad Osdorp, nabij het landelijke dorp Oud Osdorp, aan de Ookmeerweg een nieuwe brandweerkazerne in gebruik genomen. Het onderstaande artikel werd ter gelegenheid hiervan in 2005 geschreven en geeft een aardige indruk van de geschiedenis van de Brandweer in de voormalige gemeente Sloten.
Hè? 120 Jaar? 120 uur toch?
Vijfentwintig jaar nadat de eerste paal in de grond zou gaan voor een nieuwe brandweerkazerne in de wijk Osdorp gaat eindelijk de vlag in top voor zo’n gebouw. Het nieuwe gebouw aan de Ookmeerweg 2 staat maar op een steenworp afstand van waar vroeger het spuithuis voor het dorp Osdorp stond. We gaan even 120 jaar terug in de tijd daarvoor.
Gemeente Sloten
Het is nauwelijks voor te stellen dat het hele Amsterdamse gebied ten westen van de Schinkel en het Westelijk Marktkanaal ruim honderd jaar geleden vooral een agrarisch gebied was. Er waren drie dorpen en drie buurtschappen: Sloten, Sloterdijk, Osdorp en de buurtschappen Groote IJpolder, Overtoom en Baarsjes. De Groote IJpolder was pas ontstaan tijdens de aanleg van het Noordzeekanaal rond 1875 en het toen drooggemaakte land uit de brede zeearm daar werd toebedeeld aan de aanpalende gemeenten en dat was toen voor een belangrijk deel Sloten. Hoe het vóór 1885 geregeld was, is niet zo makkelijk terug te vinden, maar vanaf dat jaar was er een brandspuitreglement, dat de gang van zaken bij brand in de dorpen regelde. Zoals in de meeste gemeenten kende ook Sloten een burgerdienstplicht, waarbij alle mannelijke ingezetenen van een bepaalde leeftijd verplicht konden worden om wacht- of brandblusdiensten te doen.
(N.B. Door op de afbeelding te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)
Zo dicht tegen Amsterdam kon het niet uitblijven dat ook de gemeente Sloten, toendertijd qua oppervlakte één van de grootste van Nederland, meeprofiteerde van de stad. Veel industrie die in Amsterdam geen ruimte kreeg ‘sprong’ over de Kostverlorenvaart en Schinkel. Niet veel later werden er aan de gene zijde van deze waterweg ook woonwijken gebouwd. De grond was er goedkoper en de strenge bouwverordening van Amsterdam gold daar niet. Zo verrees vanaf 1910 een hele buurt rond de Admiraal de Ruyterweg, die tot aan het dorp Sloterdijk reikte. Ook aan de Slotense zijde van de Overtoom werd een heel buurtje uit de grond gestampt. Het lag voor de hand om ook voor die nieuwe wijken de brandweerzorg adequaat te regelen en op 11 augustus 1911 stelde de gemeenteraad van Sloten een nieuwe brandweerreglement vast, dat op 1 september in ging. Twee jaar later, op 31 juli 1913, werd het gewijzigd en verder aangepast aan de verstedelijkte wijken. Zie: Reglement Brandweer Sloten NH – 1911.
Voor de brandweerzorg was de gemeente Sloten vanaf 1913 ingedeeld in zeven ‘brandwijken’. Materieel en personeel waren als volgt verdeeld:
In de garage van het politiebureautje aan de Admiraal de Ruyterweg, dat in 1913 in gebruik werd genomen, stonden twee slangenkarren en een mechanische brandladder. Omdat de wijk was aangesloten op een goed functionerende waterleiding was daar geen brandspuit nodig en kon worden volstaan met karretjes met opzetstuk, slangen en straalpijpen. De kar die nu in de kantine van de kazerne Hendrik staat, is waarschijnlijk één van die karren van de Admiraal de Ruyterweg geweest.
Vrijwillige brandweer Sloten
Volgens het reglement van 1911 waren de brandmeesters herkenbaar aan een uniformpet, waarbij de 1e brandmeesters een gouden- en de 2e en 3e brandmeesters een zilveren bies hadden. Bovendien waren alle brandmeesters voorzien van een brandmeesterstok, getooid in de nationale kleuren, een gemeentewapen, het nummer van de brandwijk en de functie (‘kwaliteit’ genoemd). De pijpvoerders en spuitgasten hadden leren riemen die om de linker bovenarm gedragen moesten worden en waarop het nummer van de brandwijk stond vermeld. Tenminste één keer per jaar moest al het brandweermaterieel beproefd worden in aanwezigheid van burgemeester en wethouders. Opvallende bepalingen in het reglement waren die over ongevallen van brandweerpersoneel: ver vóór de Ongevallenweg van 1920 had Sloten in de artikelen 27 en 28 geregeld dat de brandweermensen bij ziekte of de nabestaanden bij overlijden in brandweerdienst aanspraak konden maken op een vergoeding ter loonderving of levenslang pensioen!
De regeling van 1911 ging uit van vaste brandweerkorpsen, waarbij de brandmeesters door B & W benoemd werden en die brandmeesters op hun beurt weer zorgden voor liefhebbers voor de functies bij de spuiten. Kwam men in noodgevallen te kort, konden ter plekke mensen geronseld worden. In feite had men daar dus een vaste vrijwillige brandweer. De brandmeesters kregen een vaste jaarlijkse vergoeding en de pijpvoerders en spuitgasten werden per uur betaald. Op 18 mei 1920, toen de annexatie door Amsterdam onvermijdelijk leek, werd het reglement nog even gauw aangepast en de jaarlijkse vergoedingen voor de brandmeesters opgetrokken. Mede door de (eerste) wereldoorlog waren de prijzen natuurlijk ook wat anders komen te liggen. De brandmeesters van Sloten, Osdorp en Groote IJpolder zagen hun jaarvergoeding stijgen van 25 naar 100 gulden, die van Sloterdijk van 40 naar 100 gulden en die van Overtoom, Baarsjes en Admiraal de Ruyterweg (het stedelijke gebied zullen we maar zeggen) van 75 naar 100 gulden. Men verwachtte blijkbaar dat Amsterdam de vrijwillige brandweerkorpsen gewoon in stand zou moeten blijven houden.
Omdat in het stedelijke gebied van Sloten de vrijwillige brandweer niet altijd snel of adequaat kon optreden werd met Amsterdam een overeenkomst gesloten, dat de Amsterdamse brandweer te hulp kwam bij de grotere branden. Daarvoor werd door Amsterdam dan een rekening gestuurd. Het is diverse keren voorgekomen dat Amsterdam te hulp moest schieten. Al op 19 december 1877, toen de Amsterdamse beroepsbrandweer nog maar drie jaar oud was, moest zij te hulp komen bij een grote brand in de koolteerfabriek aan de Baarsjes. Ook bij de grote brand in de biscuitfabriek aan de Haarlemmerweg op 26 oktober 1904 werd door Amsterdam een stoomspuit gezonden. Grote branden in de woonhuizencomplexen aan de Admiraal de Ruyterweg vonden plaats op 19 mei 1912, 14 maart 1913, 7 februari 1914 en 16 januari 1918. Op 22 april 1920 werd een brand in de papierfabriek van Cats in Sloterdijk geblust en op 11 juni 1920 een boerderijbrand aan de Baarsjesweg.
Annexatie in 1921
Per 1 januari 1921 werd het grondgebied van de gemeente Amsterdam aanzienlijk uitgebreid. Behalve aan de noord-, oost- en zuidzijde van de stad, werd ook aan de westzijde een groot gebied toegevoegd door de gehele gemeente Sloten te annexeren. Daarmee kreeg Brandweer Amsterdam ineens een uitbreiding met 486 vrijwilligers, verdeeld over 20 posten, terwijl het korps tussen 1898 en 1921 uitsluitend uit beroepskrachten had bestaan. Nadat in 1922 alle automobiel-motorspuiten in dienst gesteld waren, was een snelle bereikbaarheid van alle hoeken van de gemeente verzekerd en werd er een groot aantal vrijwillige posten opgeheven. In de voormalige gemeente Sloten trof dat lot natuurlijk de drie brandwijken die tegen de stad aan lagen. De posten in Sloten, Sloterdijk, Osdorp en de Groote IJpolder bleven voorlopig gehandhaafd. De spuithuizen van de Baarsjes (Baarsjesweg 136 – staat er nog), Overtoom (Jacob Marisplein) en Admiraal de Ruyterweg (achter het politiebureau) werden overgedragen aan de politie. De aanwezige handbrandspuiten werden gekeurd en herverdeeld, zodat de beste en jongste exemplaren bewaard bleven.
Gaandeweg rukte de stad Amsterdam op en in 1947 werd het spuithuis van Sloterdijk opgedoekt. Twee jaar daarvoor werden alle brandweren die nog over waren, Sloten, Osdorp en Groote IJpolder, voorzien van aanhangmotorspuitjes, die overgenomen waren van de Luchtbeschermingsdienst (LBD). In 1966 werd de buurtschap Grote IJpolder opgeofferd aan het oprukkende Westelijk Havengebied en met de komst van de brandweerkazerne Pieter aan de Poeldijkstraat in Slotervaart was er ook geen emplooi meer voor de brandweren in Sloten en Osdorp, die dan ook in 1972 werden opgeheven. Omdat in het landelijke gebied in die buurt toch regelmatig van kleine wegen gebruik moest worden gemaakt, werd op de nieuwe kazerne Pieter een baby-uitrukvoertuig met aanhangmotorspuit gestationeerd. Na enkele jaren was ook daar geen noodzaak meer toe. De stedelijke bebouwing was bijna tot aan de gemeentegrenzen gekomen en daarmee ook een redelijk wegennet.
De Slotense handspuit was oorspronkelijk gevestigd in de (in 1988 afgebroken) loods van de Wagenmakerij van Piet (en later Gerrit) van der Puij aan de Sloterweg 1275. Deze grote ruimte fungeerde ook als tramremise (1918-1925) van de Gemeentetram Sloten. Vanaf 1942 stond deze in het nieuwe brandspuithuisje achter het huis Sloterweg 1277. Na 1988 kreeg de brandspuit nog diverse andere ‘woonplaatsen’ in Sloten (en tijdelijk ook even in Oud Osdorp). Kijk hier voor meer informatie.
Het spuithuis van Osdorp was bij de annexatie in 1921 al in gebruik als arrestantenhuisje annex spuithuis en bleef tot 1972 in ieder geval voor de brandweer gehandhaafd. In de jaren tachtig is het gebouwtje gesloopt. Het stond aan de Osdorperweg C-85 (later 585), vlakbij de Lutkemeerweg. Inmiddels was het LBD-spuitje in 1970 vervangen door een moderner draagbare motorspuit, zij het op het oude onderstel.
Het oude brandweermaterieel is voor een belangrijk deel bewaard gebleven: de oude handspuit van Sloten heeft jarenlang bij de Molen van Sloten gestaan en staat sinds 2021 bij Tuinpark V.A.T., die van de Groote IJpolder op de kazerne Hendrik en is nu in beheer bij de Stichting Behoud Erfgoed Brandweer Amsterdam en die van Osdorp stond bij de heer Van der Puij in de schuur en staat sinds 2005 in de nieuwe Osdorpse kazerne. Zoals al opgemerkt, staat één van de slangenwagens nog in de kantine van de kazerne Hendrik.
Beroepskazernes in Sloten
In het voormalige gebied van de gemeente Sloten werd – zeker na de oorlog – veel en snel gebouwd. De hele plattegrond van het gebied veranderde drastisch. Alleen van de Sloterweg, de Osdorperweg, Lutkemeerweg, Haarlemmerweg, Admiraal de Ruyterweg en Hoofdweg is het stratenplan voor een deel hetzelfde gebleven. Overal elders zijn er straten, wijken en industriegebieden ingetekend op de kaart.
De eerste beroepsbrandweerkazerne in het toen nog ‘wilde’ westen was de tijdelijke in de GVB-garage aan de Jan Tooropstraat. Naar goed gebruik kreeg deze de telegrafische aanduiding van de straat en dat werd de ‘T’. In 1959 nam de brandweer daar met een nieuwe nevelspuit (tankautospuit hogedruk) zijn intrek bij het GVB. Bij alarm moest men van het kantinedeel, waar men een paar ruimtes had, helemaal naar de andere kant van de garage hollen, waar de auto stond.
In 1965 werd de gloednieuwe kazerne aan het Jan van Schaffelaarplantsoen in gebruik genomen. Daar kwam – naast de nevelspuit – ook een gewone groot-vermogenautospuit (DAF), die autospuit T werd, waardoor de kleine nevelspuit de naam T-1 kreeg. De kazerne aan het Jan van Schaffelaarplantsoen was de eerste doelgericht ontworpen brandweerkazerne sinds die in de Dapperstraat (1912). Alle mutaties in die tussentijd betroffen steeds verbouwde scholen of tram- of busremises. Overigens past de kazerne Teunis, zoals die inmiddels is gaan heten, niet meer in het City-plan van het stadsdeel Bos en Lommer en werd het pand in 2005 verlaten. Inmiddels staan er woningen.
De tweede nieuwe kazerne in de voormalige gemeente Sloten was de al aangehaalde kazerne in de Poeldijkstraat, die in 1972 in plaats kwam van de tijdelijke post aan de Frederiksstraat (‘Friksteeg’), een zijstraatje van de Overtoom, waar men dertig jaar gebivakkeerd had in een stukje school en onderstuk met garagedeur. De derde nieuwe kazerne in de voormalige gemeente Sloten is in 2005 eindelijk in Osdorp gekomen en heeft een lange voorgeschiedenis.
De nieuwe kazerne in Osdorp
Al bij de opening van de kazerne Pieter (1972) werd een voorschot genomen op de nieuwe kazerne in Osdorp, die ingevolge het dekkingsplan van de jaren zeventig hard nodig zou worden, omdat de stad zich in westelijke richting bleef uitbreiden. Ook in Noord, Zuidoost en Zuid had de brandweer nieuwe kazernes kunnen bouwen in de jaren zeventig en als sluitstuk van de ‘buitenring’ werd in 1978 begonnen met het ontwerp van een nieuw combinatiegebouw van politie en brandweer aan Meer en Vaart in Osdorp.
Door de architect mevrouw H.E.M. Beukema, was een complex geprojecteerd, bestaande uit een politiebureau (zoals aan de Waddenweg, maar dan in spiegelbeeld) en een brandweerkazerne daartegenover, waaraan ook de garage voor politievoertuigen verbonden was. In 1979 werden de tekeningen gepresenteerd en verwacht werd dat in 1980 de eerste paal in de grond zou gaan. Er tekenden zich echter bezuinigingen af, waardoor een rijkssubsidie voor dit soort nuttige gebouwen kwam te vervallen. Het politiebureau kwam er na enig gesteggel met het rijk wél, maar de brandweerkazerne werd op de lange baan geschoven.
Vele jaren van bezuinigingen en prioriteitsverleggingen volgden, maar in 1997 gloorde weer enig perspectief. De locatie naast het politiebureau was inmiddels volgebouwd, zodat naar een andere plek moest worden gezocht. Die werd gevonden in de middenberm van de Troelstralaan ter hoogte van de Willinklaan, naast het athletiekcomplex. De uitkomsten van het onderzoek naar de brandweerdekking in dit stadsdeel maakte de bouw urgent, zodat van de centrale stad het geld uiteindelijk werd toegezegd. Inmiddels was er echter een stadsdeelbestuur tussen gekomen en begon een bijna eindeloos debat over de locatie. Tot ieders verbazing verrees er – nog tijdens dat debat – ineens een compleet asielzoekerscentrum op de voor de brandweer geplande plaats. Voorlopig kon de brandweer de ijskast weer in.
Voor de locatie Troelstralaan waren fraaie plannen gemaakt door het architectenbureau Dietzsch & Van der Sanden, die hun ontwerp probeerden aan te passen aan de groenrijke omgeving, maar die plannen konden weer in de onderste lade. Uiteindelijk kon in 2003 overeenstemming worden bereikt over een goede plaats voor de brandweer, waarbij men het geluk had dat het tuincentrum aan de Ookmeerweg hoek Troelstralaan niet kon blijven staan. Opnieuw mochten Dietzsch & Van der Sanden aan de tekentafel, want hun oorspronkelijke ontwerp paste niet goed op de nieuwe plek en bovendien moest het allemaal wat goedkoper. Begin 2004 ging eindelijk echt de eerste paal de grond in en sinds maart 2005 heeft Osdorp dan eindelijk zijn eigen brandweerkazerne!
Gerard Koppers; 27-02-2005.
Nationaal Brandweer Documentatiecentrum – www.nationaalbrandweerdocumentatiecentrum.nl
Zie ook:
* Brandspuiten uit Sloten en Oud Osdorp
* Slotense brandspuit verhuist van Molen naar Tuinpark V.A.T.
* Tuinpark V.A.T.: de zevende standplaats voor de Slotense brandspuit
* Grondige restauratie Slotense brandspuit afgerond
* De Slotense vrijwillige brandweer stond dag en nacht paraat »
Dit artikel is ook te lezen als pdf: De brandweer in de voormalige gemeente Sloten (pdf)
Enkele foto’s van de brandspuit van Sloten tijdens een oefening bij de Ringvaart van de Haarlemmermeer en op de terugweg naar het brandspuithuisje bij de Sloterweg 1277. Tot slot op zijn standplaats naast de Molen van Sloten. Op de laatste twee foto’s is te zien dat het om dezelfde brandspuit gaat.
Er waren in Osdorp twee brandspuiten, waarvan er één al in 1922 werd afgevoerd. Die in het spuithuis, dat het verste van de stad lag, werd nog tot 1948 in gebruik gehouden, totdat ook daar een aanhangmotorspuit werd geplaatst. De Osdorpse spuit was – net als die in Sloten – van het fabrikaat Otterbein, maar geplaatst op een vierwielig onderstel en vrijwel gelijk aan die van de Groote IJpolder (eveneens voormalige gemeente Sloten). Na de opening van de nieuwe beroepskazerne aan de Ookmeerweg 2 in Osdorp in 2005 is de oude Osdorpse spuit daar weer in volle glorie te bezichtigen.
Op 30 juni 2021, drie dagen voordat het grote Chin Chin Festival op de Polderheuvel gehouden zou worden, ontvingen omwonenden en ondernemers (o.a. uit Oud Osdorp) een brief van de gemeente: “Of wij, omwonenden van de Tuinen van West, deel willen nemen aan de zogenoemde ‘Dialoogtafel’.”
Dan zouden we mogen “meedenken over de ontwikkeling van het evenemententerrein op de Polderheuvel”. Wie de ontwikkelingen rond dit terrein de afgelopen jaren heeft gevolgd, fronste bij het lezen van deze oproep alleen maar de wenkbrauwen. Immers, begin dit jaar besloot de gemeente eenzijdig zonder enig overleg de eerder gemaakte afspraken met de bewonersvertegenwoordiging terzijde te schuiven. De gemeente besloot het zogeheten ‘locatieprofiel’ van de Polderheuvel op te hogen. Daardoor kunnen hier wél weer grootschalige festivals worden gehouden.
Felle reacties op schoffering
De reacties vanuit de bewoners op de plotselinge ‘ommezwaai’ om het locatieprofiel zomaar aan te passen waren niet mals. En nu, een half jaar na deze schoffering, nodigt de gemeente iedereen dan weer doodleuk uit om aan een Dialoogtafel aan te schuiven? Dat voelt als ‘Reintje de Vos’ die weer in de gunst wil komen bij hen die hij kort daarvoor om de tuin heeft geleid…
Afspraken geschonden
Drie jaar geleden nog maar maakte de gemeente duidelijke afspraken met de bewoners over het gebruik van de Polderheuvel: In de ‘Tuinen van West’ zouden alleen kleinere festivals worden gehouden en zeker geen grootschalige dancefestivals. Maar het stadsbestuur kreeg blijkbaar spijt van die afspraak en wilde toen het locatieprofiel uit 2018 zodanig aanpassen dat ook grootschalige festivals weer in de Tuinen van West gehouden kunnen worden.
Stadsdeel Nieuw-West tegen
De stadsdeelcommissie en het Dagelijks Bestuur van Nieuw-West hielden hun ruggen recht en adviseerden tegen dit wijzigingsplan van de gemeente. Maar zelfs dát hielp niet. Het gevolg: Op 3 juli 2021 werd op de Polderheuvel in Oud Osdorp het grootschalige dancefestival Chin Chin gehouden. Dat kon dankzij het – door de gemeente – onlangs eenzijdig bijgestelde locatieprofiel. Feesten op de Polderheuvel mogen hierdoor voortaan 10.000 bezoekers ontvangen.
Bij de foto: Deze locatie zonder goede infrastructuur en in het open landschap vlak bij woningen is totaal ongeschikt voor dergelijke massale feesten met versterkte muziek. Dat vond de gemeente in 2018 ook nog, maar daarna bepaalde de gemeente – zonder enige vorm van inspraak – zomaar dat er veel grotere en lawaaiige feesten gehouden mochten worden…
Drukte, kabaal en nare basdreunen
De gevolgen waren dan ook merkbaar: Geluidsoverlast die zich niet simpelweg laat beperken tot een van tevoren omlijnd gebied. Afhankelijk van de heersende windrichting is het door geluidsoverlast getroffen gebied immers altijd onvoorspelbaar. Daarnaast blijken de geluidmakers vaak tóch meer decibellen te produceren dan in de verleende vergunning is afgesproken. En er is niemand van de gemeente die hierop controleert, laat staan handhaaft. En daar bovenop komen uiteraard: de parkeeroverlast, het achtergelaten vuil en de klachten van buurtbewoners die weer moesten constateren dat hun stoep of voortuin als toilet was misbruikt.
En dit jaar kwamen hier voor het eerst ook nog de (in het Centrum inmiddels verboden) bierfietsen bij. Die moesten zich tussen het (toch al te drukke en gevaarlijke) verkeer op de smalle Osdorperweg wurmen. Het zal niemand verbazen dat de bierfiets-passagiers onderweg regelmatig een boom of de berm uitkozen om zich van het overtollig bier te ontdoen…
Niet nakomen: geen nieuwe vergunning
Wie zich verdiept in de vergunningsaanvraag voor zo’n festival raakt bijna ontmoedigd door het grote aantal plannen dat bij de gemeente moet worden ingediend. Wie de moeite neemt de ingediende plannen van de festivalondernemers te bestuderen, staat versteld. In de aanvragen staan ‘ronkende’ teksten, die een beeld uitdragen van een perfecte organisatiegraad wat betreft: geluidsbelasting, mobiliteit (verkeer en parkeren) en het afvalbeheer. De laatste jaren hebben echter aangetoond dat, als een festival eenmaal op gang komt, de grote aantallen bezoekers zich niet zo planmatig laten leiden als in de vergunningsaanvraag is beschreven… De van tevoren ingediende goede voornemens, voor zover die door de organisatie überhaupt al als reëel werden gezien, zijn tijdens de feesten niets waard. Voornaamste oorzaak: gebrek aan handhaving op de plekken waar het op dat moment hard nodig is.
Het zou heel redelijk zijn wanneer de gemeente bepaalt dat, als de voorafgaande keer de gemaakte afspraken door een organisatie zijn geschonden, deze club niet opnieuw een feest mag organiseren in Amsterdam. De gemeente dient dus niet alleen van tevoren te beoordelen of de fraaie plannen van de organisatie aan de normen voldoen, maar ook tijdens het festival te beoordelen of het goed gaat (en te handhaven). Tot slot moet de geconstateerde praktijk gevolgen hebben voor vergunningen in de toekomst. Bijvoorbeeld in de vorm van een aantekening in het dossier, die gebruikt wordt bij de beoordeling van een eventuele volgende aanvraag…
Burgemeester: ‘Politietekort’
Wat betreft de handhaving door de politie schreef burgemeester Halsema eind juni, dus al vóór dit dancefeest, aan de gemeenteraad: “Er is onvoldoende capaciteit bij de politie en de GGD voor evenementen die de komende maanden in Amsterdam zullen plaatsvinden. Organisatoren is op het hart gedrukt dat de politie en GGD/GHOR geen capaciteit vrij kunnen maken voor de inzet op evenementen en dat de organisatie zelf verantwoordelijk is voor het in kaart brengen van risico’s, het anticiperen daarop en het treffen van maatregelen om deze goed af te handelen”. En de Amsterdamse burgemeester vervolgt: “Zij moeten hun veiligheidsplannen en personele inzet daarop inrichten.”
Een dergelijke constatering door de burgemeester roept de vraag op in hoeverre grootschalige festivals dan nog verantwoord zijn…
Dialoogtafel wassen neus?
Nog los van de vraag of een ‘Dialoogtafel’ ervoor garant staat dat de gemeente wél gaat luisteren naar de omwonenden en zich wél aan afspraken gaat houden, was de aanmeldtermijn hiervoor wel erg kort: Slechts één week stond de aanmelding voor de Dialoogtafel open. De uitnodiging werd op 30 juni 2021 gepubliceerd in de Westerpost, die lang niet op alle adressen in Oud Osdorp wordt bezorgd, en 8 juli was hiervoor al de sluitingsdatum.
De gemeente roept zowel ondernemers als bewoners uit de omgeving van de Tuinen van West op om zich aan te melden. Vraag is wie na deze voorgeschiedenis nog aan deze tafel zou willen aanschuiven. Wellicht dat een ondernemer zich aanmeldt als hij belang heeft of denkt te hebben bij de organisatie van de festivals rond de Polderheuvel. En bewoners? Als je de hele voorgeschiedenis niet kent, is het raadzaam deze wel eerst na te lopen. En dan beklijft al snel het gevoel dat het om een participatietraject gaat dat de gemeente in dit geval weliswaar móet volgen, maar zeker niet van harte. Daar bovenop komt nog dat de gemeente gaat uitkiezen wie mee mag praten aan hun Dialoogtafel.
Vraag is dan: Op grond waarvan worden ondernemers/bewoners met hun ingediende motivering al of niet gehonoreerd of geweigerd om met de gemeente aan de Dialoogtafel aan te schuiven? En wordt deze Dialoogtafel een getrouwe afspiegeling van de ondernemers en bewoners uit de Tuinen van West? Kan het eerder, zonder enige vorm van inspraak, opgerekte ‘locatieprofiel’ weer van tafel? Kortom, krijgt de toekomst van de Polderheuvel nu wél een eerlijke kans of is de slag in feite al gestreden?
Theo Durenkamp; juli 2021.
Zie ook: www.theodurenkamp.nl/artikelen-1/de-slag-om-de-polderheuvel
Is het u opgevallen dat het onlangs op Sloten wat onrustig was? Op zaterdag 26 juni 2021 was er wat paniek in het prachtige dorp. Er was een boevenbende actief en de Barones van Sloten was haar kluis met juwelen kwijt.
Dat had ze uiteraard gemeld bij het Kleinste Politiebureautje van Nederland aan de Sloterweg. Echter, hoofdagent Ben Meijer kon het mysterie van de juwelen niet alleen oplossen. Daarom schreef hij met stoepkrijt een hulpkreet op straat. Diezelfde dag nog kwam vanuit de speeltuin van Sloten versterking aangerend: een jonge ambitieuze agenten ging op pad.
Speurtocht naar de kluis
Het werd een ware speurtocht naar de kluis, met onderweg spelletjes, opdrachten en aanwijzingen. Gelukkig konden de agenten alles goed vinden, omdat de boeven met ballonnen per ongeluk een opvallend spoor hadden achtergelaten. Boeventikkertje, raadsels oplossen, op zoek naar de 200 jaar oude boom… de agenten hadden het er druk mee. Hier en daar werd zelfs een positieve bekeuring uitgedeeld: “Gefeliciteerd, u heeft goed geparkeerd. Boete: 1 snoepje”.
Uiteindelijk werd de kluis van de Barones van Sloten teruggevonden, goed verstopt in een tuin aan de Osdorperweg. Gelukkig zaten alle sieraden er nog in… en heel veel snoepjes, die de jeugdige politieagenten gretig opaten. Dat hadden ze wel verdiend na dat zware speurwerk.
Speurtocht ook voor uw feestje
Dankzij de medewerking van Ben Meijer – in de rol van hoofdagent van het Politiebureautje te Sloten – is de speurtocht een onvergetelijke ervaring geworden voor de kinderen. Ben: “Het zou enorm leuk zijn als het Politiebureautje van Sloten in de toekomst op een soortgelijke manier ook speurtochten voor andere kinderen kan aanbieden…” Mijn reactie: “Leuk, dat ga ik regelen!” Vragen? Stuur Ben vooral een mail.
Maritza Helfferich (tekst en foto’s).
Ook in Sloten en Oud Osdorp komt de Japanse duizendknoop sinds enkele jaren voor. Op www.slotenoudosdorp.nl werd eerder aandacht hieraan besteed. De plant rukt echter nog steeds verder op, reden om er weer aandacht aan te besteden door een bericht van www.amsterdam.nl.
Kent u hem, de Japanse duizendknoop? U weet wel, die Aziatische plant met een groeilust van hier tot Tokyo, die alles overwoekert. Als een Sumoworstelaar grijpen de wortels zich vast en eenmaal beet laten ze niet snel meer los. Daarbij tasten ze funderingen, kabels, rioolbuizen en zelfs kademuren aan.
We gaan de strijd ermee aan en het helpt als u ons vertelt waar u hem ziet. Ook hebben we tips hoe u hem zelf in uw tuin of buurt kunt uitroeien.
De plant herkennen
Op de wortels en stengels zitten veel ‘knopen’. Misschien wel 1.000. Vandaar de naam. Het zijn ook krachtige knopen, zelfs een miniknoopje zorgt voor een nieuwe plant. De stengels zijn opgebouwd uit holle delen. Ze lijken een beetje op bamboe en zijn groen met roodbruine vlekjes. De grote bladeren zijn lichtgroen en hartvormig. De plant bloeit in augustus en september met crème witte bloemen.
Grijpgrage wortels
De Japanse duizendknoop zit wellicht ook in uw tuin of anders wel vlakbij in de buurt. Deze sumoworstelaar een kopje kleiner maken, is niet genoeg. Hij moet met wortel en tak worden verwijderd. Zo kunt u helpen om verdere verspreiding van de plant tegen te gaan:
* Graaf de plant volledig uit en verwijder alle resten, ook van uw gereedschap. Uit achtergebleven stukjes wortel en stengel groeien namelijk nieuwe planten.
* Gooi de Japanse duizendknoop bij het restafval en nooit bij het gft, ook niet in een plastic zak.
* Van snoeien en maaien gaat de plant ondergrondse uitlopers maken. De groeiplaats wordt daardoor alleen maar groter. Snoei of maai de plant daarom nooit.
* Meld nieuwe groeiplaatsen.
Duizendknoop melden
We houden bij waar de plant zich bevindt. Zo weten ook hoveniers waar zij zorgvuldig te werk moeten gaan. Graag maken wij de kaart compleet.
Bekijk de kaart met groeiplaatsen
Ziet u de plant en staat hij nog niet op deze kaart dan kunt u hem als volgt melden:
* online een melding doen
* 14 020 bellen
* een e-mail sturen naar duizendknoop@amsterdam.nl
Meer weten
* www.amsterdam.nl/duizendknoop
Van: www.amsterdam.nl/nieuws/nieuwsoverzicht/worstelen-duizendknoop/
Zie ook:
* Samen met de gemeente de Japanse duizendknoop bestrijden
* Japanse duizendknoop teistert Nieuw-West
* Japanse duizendknoop op Wikipedia
Na decennia hierover te hebben nagedacht en overlegd, heeft de gemeente Amsterdam op 9 juli 2021 in een verkeersbesluit vastgelegd dat bestuurders op Ditlaar voorrang moeten gaan verlenen aan bestuurders op de Vrije Geer.
Deze verkeersmaatregel is goed nieuws voor de vele fietsers die op deze kruising – komend uit Badhoevedorp en de Slotense dorpskern – linksaf slaan op weg naar het fietspad door Nieuw Sloten. Dat is nu een hachelijke onderneming, zeker gezien het talrijke en snelrijdende verkeer op de Vrije Geer.
De gemeente heeft dit besluit genomen omdat hier in 2018 een dodelijk ongeval heeft plaatsgevonden met een fietser toen hij linksaf sloeg. Het omdraaien van de voorrang op deze kruising draagt volgens de experts bij aan de verkeersveiligheid op dit punt.
De politie heeft op 27 oktober 2020 al positief geadviseerd op dit plan en acht deze aanwijzing van verkeersmaatregelen “in het algemeen verkeersbelang wenselijk c.q. noodzakelijk”. Er zullen verkeersborden worden geplaatst en haaientanden op het wegdek worden aangebracht.
Tamar Frankfurther; 10 juli 2021.
Open Monumentendag Amsterdam zet dit jaar de in 1921 geannexeerde gebieden op een voetstuk onder het thema ‘Buiten Buurten’. Eén van die gemeenten die Amsterdam 100 jaar geleden annexeerde is Sloten.
Met deze annexatie werd de stad een begraafplaats rijker. Een kleine begraafplaats aan de Schinkel op de rand van de gemeente Sloten, met een zeer lange geschiedenis: Huis te Vraag.
Te Vraghe
De naam Huis te Vraag kent een veel langere geschiedenis dan de begraafplaats. In de vijftiende eeuw, ver voordat er een begraafplaats was, stond er een veerhuis annex herberg op deze plek. Om reizigers te trekken naar het veerhuis, plaatste de eigenaar er een bord voor met de tekst Te Vraghe erop. Dit betekende dat de reizigers hier om informatie konden vragen. Hoe het veerhuis uiteindelijk de naam Te Vraghe kreeg is niet zeker, maar er is één verhaal dat al eeuwenlang wordt aangenomen als de reden. In 1486 of 1489 was aartshertog Maximiliaan I uit Oostenrijk, die in 1508 keizer van het Heilige Roomse Rijk werd, op een bedevaartstocht naar Amsterdam en vroeg bij het veerhuis om de weg.
Veerhuis en landhuis
In 1618 kwam het perceel waarop het veerhuis stond in handen van een lakenfabrikant. Ook hem was de geschiedenis van het veerhuis en het verhaal over Maximiliaan ter ore gekomen. Omdat hij het verhaal zo interessant vond, liet hij een landhuis bouwen met de naam ’t Huys te Vraghe. Het voorvoegsel werd met een reden toegevoegd, het veerhuis bestond nog steeds en om geen verwarring te creëren met het landhuis werd er een voorvoegsel toegevoegd. In de vele jaren daarna werd er steeds meer gebouwd rondom het landgoed: boerderijen, een molen en een scheepswerf. Het landgoed heeft vele eigenaren gekend, allemaal werkend in de lakenindustrie of katoenververij. Uiteindelijk was dit niet meer winstgevend genoeg en werd het onderhoud aan het landhuis te duur. De laatste eigenaar, de heer Poort, besloot het landhuis in 1890 te slopen en het perceel te verkopen.
Begraafplaats
Eén jaar na de sloop van het landhuis kwam het perceel in handen van Pieter Oosterhuis. Hij had bij de voormalige gemeente Sloten toestemming gevraagd om een bijzondere begraafplaats aan te leggen. Oosterhuis had met een reden gekozen om specifiek op deze plek een begraafplaats aan te leggen. De grond van de gemeente Sloten bestond voornamelijk uit laagveen, wat erg ongeschikt is om op te bouwen. De sloop van het landgoed zorgde ervoor dat het perceel uitstekend werd om op te bouwen. Ook was de ligging aan de Schinkel belangrijk, omdat de grond dan met een boot gemakkelijk kon worden aangevoerd. Niet alles is verloren gegaan bij de sloop van het landhuis. Een gevelstuk is gebruikt bij de bouw van de aula annex beheerderswoning en bevindt zich in een zijgevel. Ook de naam Huis te Vraag is niet verloren gegaan. Ondanks dat Oosterhuis de naam ongeschikt vond voor de begraafplaats en deze de Protestantse Begraafplaats te Vraag noemde, bleef het in de volksmond Huis te Vraag heten. De opening vond plaats op 24 september 1891.
Vol
De begraafplaats heeft diverse eigenaren gehad en er hebben veel begrafenissen plaatsgevonden. In 1962 was de laatste begrafenis, daarna was de begraafplaats vol. De eigenaar kreeg geen toestemming voor uitbreiding en was hierdoor genoodzaakt de begraafplaats te verkopen aan de gemeente Amsterdam. Vanaf 1992 zou de begraafplaats mogen worden geruimd, maar in 1991 maakt een wijziging van de Wet op de Lijkbezorging het mogelijk om begraafplaatsen langer te laten voortbestaan. Een aantal nabestaanden van op Te Vraag begraven verwanten maakt van die mogelijkheid gebruik. De komst van kunstenaar Leon van der Heijden in 1987 als beheerder van de begraafplaats en bewoner van het ontvangstgebouw luidde een nieuwe fase in. Van der Heijden beheerde de begraafplaats als een bijzonder openbaar park dat moest fungeren als een oord van bezinning. Sinds 2009 is Huis te Vraag een gemeentelijk monument. Van der Heijden overleed vorig jaar en ook zijn vrouw woont niet meer op Huis te Vraag. De begraafplaats wordt nu onderhouden door 2 tuinvrouwen en een aantal vrijwilligers onder auspiciën van de gemeente Amsterdam.
‘Buiten Buurten’ met Open Monumentendag Amsterdam
We vieren dat we dit jaar precies 100 jaar geleden vier keer zo groot werden. Tijdens de 35e editie van Open Monumentendag Amsterdam ligt de focus op deze geannexeerde gebieden. Elke maand wordt er een Open Monumentendag Buurtroute gepresenteerd. De maand juli staat in het teken van Sloten. Op dit moment zijn de monumenten helaas nog niet toegankelijk, maar de fiets- en wandelroutes langs onder andere de begraafplaats Huis te Vraag, de Petruskerk en de Molen van Sloten zijn een leuke en mooie manier om de buurgemeente te leren kennen.
Erfgoed van de Week
In de rubriek Erfgoed van de Week staat elke week een bijzondere archeologische vondst, vindplaats, voorwerp, monumentaal gebouw of historische plek in de stad centraal. Via de website amsterdam.nl/erfgoed, Twitter @erfgoed020 en Facebook Monumenten en Archeologie delen de erfgoedexperts van Monumenten en Archeologie het erfgoed van de stad met Amsterdammers én overige geïnteresseerden.
Dit artikel als pdf-document: Een naam ouder dan de doden – Begraafplaats Huis te Vraag (pdf)
Van: www.amsterdam.nl/kunst-cultuur/monumenten/erfgoed-week/huis-te-vraag/; 8 juli 2021
* Zie ook: Fietstocht – Editie 3 Sloten – van Open Monumentendag Amsterdam – Buiten Buurten
* Zie ook: www.annexaties1921.com/sloten
Dit artikel als pdf-bestand: Een naam ouder dan de doden – Begraafplaats Huis te Vraag.pdf