Over de bijtjes en de bloemetjes
Zondag 22 september 2013 viert de AVBB (Amsterdamse Vereniging tot Bevordering van de Bijenteelt) haar honderdjarig bestaan. Dat de vereniging nog altijd actief is, kan iedereen zien tijdens deze feestdag op het Bijenpark aan de Baron van Schimmelpenninck van der Oyeweg. De Westerpost sprak met een imker én een tuinier over de vreugde die bijen – en bloemen – geven en over de plannen van de feestcommissie.
Door: Shirley Brandeis
Een Duitse bijentongmeter, een oud-Zweedse vlieggatverkleiner, een Drentse klap-pers. Het imkermuseum op het Nieuwe Bijenpark (straks meer uitleg over het oude en nieuwe deel) staat vol voor wie meer wil weten over bijen en het houden daarvan. “Je wordt rustig van bijen,” vertelt Marja van der Veldt uit Osdorp. “Het geconcentreerd bezig zijn, het in- en uitvliegen van de bijen, daar word ik ook heel gelukkig van.” Jong kwam ze al op het oude bijenpark, toen vlakbij huis. De interesse bleef. Zeven jaar geleden was het ‘gewoon’ tijd voor een bijencursus. Sindsdien vertoeft Van der Veldt al imkerend op het Bijenpark. Marianne Ziekemeyer (Zuid) is er sinds de jaren negentig eigenaar van een siertuin. Bijen houdt zij niet. Op het Oude en Nieuwe Bijenpark zijn er namelijk imkers en tuiniers. Verhouding: 22 imkertuinen om 110 siertuinen. Voor Ziekemeyer vormen ze een geheel. “Bijen en bloemen horen bij elkaar.” De liefde voor groen werd ook haar in de jonge jaren al bijgebracht. “Mijn moeder trok met me de bossen in en gaf de vogels, bloemen en plantjes een naam.” Ziekemeyer heeft het tijdens het gesprek dan ook met gemak over Oost-Indische kers (“zo lekker op het brood”), Springbalsemien (“wel toegestaan op het park”) en Japanse knoop (“die mag niet, het kruipt zo onder het hout door”). Samen met onder andere Van der Veldt vormt ze sinds vorig jaar oktober de feestcommissie. Want honderd jaar AVBB, op 25 september 1913 op een stukje grond bij de Boerenwetering begonnen als Bijenvrienden Sociëteit Amsterdam, moet gevierd worden.
Van der Veldt: “Voor het jubileumboek en de film moesten we flink in de geschiedenis graven; toen besefte ik weer hoe uniek het Bijenpark is. Een park met tuiniers én imkers!” Het eerste exemplaar van het boek wordt zondag 22 september door tekstdichter Ivo de Wijs, ook een natuurfan, officieel in ontvangst genomen. De film (ZZZoem genaamd en deze dag ook te zien) werd vorige maand al vertoond in het Stadsarchief, dat dit stukje Amsterdamse geschiedenis graag meeviert. En er is meer op de feestelijke zondag: een honingproeverij, waskaarsen maken, parkproductenverkoop van onder andere pruimencompote, honing (natuurlijk!) en daslookpesto, een spannend rozenpad van rozenblaadjes dat leidt tot een wensenboom (een enorme conifeer waar men ook echt een wens in mag hangen), een workshop over bijenhotels, imkerdemonstraties, bijenlessen voor kinderen, rondleidingen over het park, uitleg over de bijendans (oftewel, hoe communiceren bijen), honingbier (van Bijenparkhoning) en de onthulling van het Bijenhotel, gebouwd door leerlingen van het Calandlyceum.
Er is muziek, koffie, thee en het boek en de dvd zijn te koop. Kortom het is feest, van twaalf tot vier. Op het Nieuwe Bijenpark. Het Nieuwe? Ziekemeyer: “Na de Boerenwetering en nog enkele andere locaties, kwam het Bijenpark aan de Sloterweg terecht. Een deel van het park werd in de jaren zestig onteigend vanwege de aanleg van de A4. Een nieuw deel kwam hier, aan de Baron van Schimmelpenninck van der Oyeweg, in de Eendrachtpolder. Het deel aan de Sloterweg heet nu het Oude Bijenpark, dit hier het Nieuwe Bijenpark en hier is het feest volgende week zondag.”
Na het feest is er op zondag 6 oktober nog een bijeenkomst in het Stadsarchief, waarbij Artis-imker Ko Veltman en Hortus Botanicus-imker Vinco Suran debatteren in het kader van het eeuwfeest van de AVBB.
Zie ook: www.bijenpark.nl
Uit: de Westerpost van 11 september 2013.
Bewoners van verschillende generaties over het wonen in de beginperiode van de Westelijke Tuinsteden, o.l.v. Anne van Delft.
In het Van Eesterenmuseum aan de Burgemeester de Vlugtlaan 125 is de tentoonstelling ‘Pionieren in het zand’ over het begin van Amsterdam Nieuw-West te zien. Veel mensen die er nu wonen weten niet dat er vóór het graven van de Sloterplas en de bouw van de Tuinsteden boeren en tuinders woonden en werkten.
“Er was hier niks”, hoor je wel eens. Sinds een paar jaar staat er bij Sloterdijk het beeld ‘De verdwenen boer’ (met boer en boerin gelukkig), als eerbetoon aan de 120 boeren en 170 tuinders die hebben moeten wijken voor de uitbreiding van Amsterdam in de jaren vijftig en zestig met de Westelijke Tuinsteden.
Op zondagmiddag 14 oktober 2012 worden er in het Van Eesterenmuseum verhalen verteld door vier mensen die als boeren- en tuinderskinderen in de Sloterpolder woonden, die de bergen zand steeds dichterbij zagen komen en moesten verhuizen. Zij vertellen over het boeren- en tuindersleven.
Toen de paarden om de flats galoppeerden en er nog geen normale weg te bekennen was. Toen de Westelijke Tuinsteden één grote zandvlakte waren en daarvoor, toen de boerderijen er nog stonden.
Het is 60 jaar geleden, maar als je deze verhalen hoort zie je het helemaal voor je. Vrolijke verhalen en schrijnende verhalen. En veel foto’s uit familieverzamelingen. Na afloop zal er veel te vragen en nog meer te vertellen zijn. Welkom voor oude en nieuwe bewoners, voor iedereen die van levendige geschiedenis houdt!
Marja van der Veldt (schrijfster van het boek ‘Ruim Zicht’; boerderijen onder het zand van Amsterdam Nieuw-West), vertoont foto’s uit het boek, oude landkaarten en veel andere oude foto’s die een beeld geven van hoe het er toen uitzag. Verhalen worden verteld door Wim van den Broek, Ria Stricker, en Els en Pieter van Staaveren. Samenstelling en regie: Anne van Delft.
Het boek van Marja van der Veldt is er ook te koop (allerlaatste exemplaren!).
* Inloop vanaf 14.30 uur.
* Aanvang programma 15.00 uur.
* Het museum is deze dag geopend van 11.00 tot 17.00 uur.
* Entree: 5 euro.
* Locatie: Van Eesterenmuseum, Burgemeester De Vlugtlaan 125, Amsterdam-Slotermeer.
* Zie voor meer informatie: www.vaneesterenmuseum.nl
Auteur: Tello Neckheim en Lisette Lenoir
Bron: De Oeverlanden Natuur en Beheer
De Riekerpolder
De Riekerpolder, waar de Noordelijke Oeverlanden deel van uit maken, behoort tot het Hollands- Utrechtse veengebied. De Riekerpolder ontstaat in 1636 wanneer de Dijkgraaf en de Hoge Heemraden van Rijnland een vergunning geven aan de Ingelanden van Sloten, de Vrije Geer en Rieck. In de polder wordt een watermolen gebouwd om deze te bemalen. Omdat de Riekermolen alleen werkt als het waait en de techniek niet stil staat, bouwt de gemeente in 1932 een motorisch aangedreven pomp waardoor de molen buiten gebruik komt. De molen blijft echter intact en staat gedurende de oorlogsjaren gereed om de polder te bemalen, wanneer de brandstoftoewijzing stopt. De Nieuwe Meer is een al eeuwenoude veenkreek, die in het zuiden grenst aan de Haarlemmermeer en zich in het noorden versmalt in de Schinkel. Bij de droogleg- ging van de Haarlemmermeer in 1850 blijft de Nieuwe Meer gespaard. De Nieuwe Meer wordt onderdeel van een belangrijke scheepvaartroute. Producten uit de Haarlemmermeer worden via de Nieuwe Meer naar de Schinkel vervoerd, en van daaruit over heel Amsterdam verspreid. In de tweede helft van de 19e eeuw wordt een klein gedeelte van de noordelijke oever ingepolderd. Voorheen stonden de sloten van het weidegebied in open verbinding met de Nieuwe Meer. Op de dijk wordt het Jaagpad aangelegd. Dit wordt een geliefde route voor de omwonenden. Ze bezoeken de befaamde uitspanning ‘Opoe’ langs het Jaagpad, terwijl de Nieuwe Meer wit ziet van de honderden zeilbootjes.
Het ontstaan van de Noordelijke Oeverlanden
De stad Amsterdam is door de crisisjaren en de tweede wereldoorlog tegengehouden in haar normale ontwikkeling. Na de oorlog gaat Amsterdam uitbreiden en begint met de bouw van de westelijke tuinsteden. In 1952 wordt begonnen een deel van de Riekerpolder uit te zuigen. Er is veel zand nodig voor de ophoging van de weilanden voor woningbouw. De gevormde waterplas wordt bij de Nieuwe Meer gevoegd zodat deze aanzienlijk groter wordt. Helaas verdwijnt hiermee een deel van het Jaagpad met de uitspanning Opoe en de schitterend gelegen Riekermolen. De molen, die dan 320 jaar staat, wordt afgebroken en verplaatst.
Zijn huidige standplaats is aan de Amstel bij het Kalfje. Na opspuiting van de oever vinden er in het gebied diverse grondwerkzaamheden plaats.
De gemeente Amsterdam gebruikt delen van het gebied als overslag van grond en als puinstortplaats. Via een baileybrug storten vrachtauto’s puin in de Nieuwe Meer tot in 1985. Maar sommige delen van het gebied laat men helemaal met rust. Al deze activiteiten leidden ertoe dat er een gevarieerde ondergrond is ontstaan met hier en daar geringe hoogteverschillen. Afgezien van de plaats waar klei is gestort, bestaat de grond voornamelijk uit voedselarm zand. Het opgespoten zand bevat veel kalk. Op sommige plaatsen ligt veen aan de oppervlakte. In de loop van de jaren zestig wordt begonnen met het omleggen van de Oude Haagseweg en het aanbrengen van het dijklichaam waarop later de rijksweg A4 en de Schipholspoorlijn zijn aangelegd. De Riekerpolder is op deze manier in tweeën gedeeld. Van de voormalige polder is nu niet veel meer over. De noordkant is bebouwd met woningen en kantoren. De zuidkant van de A4 bevat nog wel enkele oorspronkelijke resten van de Riekerpolder. Maar deze weilandjes worden bedreigd door de aanleg van een nieuwe op- en afrit naar de rijksweg A4 en door de bouw van kantorencomplexen.
Duinlandschap
Er bestaat een theorie die zegt dat in het verleden langs de Haarlemmermeer een verbinding bestond tussen de Riekerpolder en de duinen aan de kust. Dit zou kunnen verklaren waarom bijvoorbeeld de Kustsprinkhaan in de Oeverlanden voorkomt. Ook de Glansloopkever en de jacobsvlinder leven in de Oeverlanden én zijn typische duinbewoners. De vlindersoort legt zijn eieren op het jacobskruiskruid, een plant die veel in de duinen groeit. Dat duinplanten zoals Duindoorn, Gelderse roos, Egelantier, Kleverige reigersbek en Kromhals in de Oeverlanden voorkomen, zegt veel over de overeenkomst tussen de Oeverlanden en de duinen, maar zegt niets over een eventuele oude verbindingsweg; zaden worden makkelijk door de wind of door dieren verspreid. Maar kleine dieren zoals kevers, sprinkhanen en grasslakjes verspreiden zich niet gemakkelijk over grote afstanden. Het blijft interessant hoe deze dieren in de Oeverlanden zijn terechtgekomen. Een andere mogelijkheid is dat deze dieren met zand zijn aangevoerd. De ringdijk, die oorspronkelijk werd aangelegd voor een treinverbinding met goederenvervoer, eindigde ten noorden van de Oeverlanden en is opgehoogd met duinzand.
Onderzoek
Al in 1670 werd bij de Nieuwe Meer natuurwetenschappelijk onderzoek Verricht door Jan Swammerdam. Hij leverde het bewijs dat ook volwassen insecten kunnen vervellen, iets wat men twee eeuwen later nog niet wilde geloven. In 1908 maakte Jac. P. Thijsse de buitenwereld attent op de grote waarde van het gebied. Hij pleitte voor parken op de noord- en zuidoever, met de Nieuwe Meer als centrale waterpartij. Betje Polak onderzocht in 1929 voor haar proefschrift de Riekerpolder. Men dacht dat de polder uit laagveen bestond maar uit haar onderzoek bleek dat dat verdronken hoogveen was. In dezelfde tijd onderzocht Jan Strijbos het gedrag van reigers in een veenmoerasbos in de polder.
© 2002 Vereniging “De Oeverlanden Blijven!”
Van: www.oeverlanden.nl/archief/Geschiedenis.pdf
Zie ook: www.oeverlanden.nl
Dit artikel als pdf-bestand: De geschiedenis van de Oeverlanden.pdf
Half oktober is het op de kop af 200 jaar geleden dat de Franse keizer Napoleon Bonaparte een bezoek van twaalf dagen bracht aan Amsterdam. In de herfst van 1811 was hij op inspectiereis door de Nederlandse provincies, die hij een jaar eerder had ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Vanuit het paleis op de Dam waar hij logeerde, maakte hij verschillende inspectietochten en uitstapjes door Noord-Holland.
Of Napoleon onderweg door Sloten is gekomen, is niet zo’n ongerijmde vraag. De keizer was twee maal in Haarlem. De snelste route tussen Haarlem en Amsterdam was in die tijd de weg langs de Haarlemmertrekvaart naar de Haarlemmerpoort. Maar niets weerspreekt de mogelijkheid dat de keizer bij Sloterdijk voor de oude weg over Osdorp en Sloten heeft gekozen. Het toenmalige dorpsbestuur was er in ieder geval helemaal klaar voor.
Napoleon krijgt de sleutel van de stad Amsterdam overhandigd.
Triomfboog, vlaggen en toespraak
Vóór het dorp, aan de weg richting Haarlem, stond een beschilderde houten triomfboog opgesteld, die fraai verlicht kon worden als Napoleon ’s avonds zou passeren. De straten waren feestelijk met groen versierd. Vanaf de kerktorens van Sloten en Osdorp wapperden vlaggen, die tijdens het hele verblijf van Napoleon in Amsterdam bleven hangen. Voor het geval het de keizer zou behagen door het dorp te rijden, stonden de burgemeester, zijn adjunct en de raadsleden klaar om hem met een mooie Franse toespraak en onder klokgelui te begroeten. Zonodig konden de dorpelingen worden verplicht hun huizen te verlichten en zouden er vermakelijkheden worden georganiseerd.
Omgewaaide ereboog
Dat het geheel een flinke duit kostte, weten we omdat zowel de begroting van het dorpsbestuur als de uiteindelijke rekening bewaard zijn gebleven. De totale uitgaven bedroegen 516 francs, zo’n 270 toenmalige Hollandse guldens (ongeveer het jaarsalaris van een bekwame timmerman). De kosten waren extra hoog uitgevallen omdat de ereboog tussentijds was omgewaaid, zodat er een nieuwe moest worden gemaakt. Timmerman W. de Loor moet er volgens de gespecificeerde rekening twee keer een behoorlijke klus aan hebben gehad. Hij kreeg inclusief de kosten voor materialen 176 francs uitbetaald. Schilder A. de Loor – ongetwijfeld familie – verdiende ruim 19 francs. Naast kosten voor het ophangen en afnemen van de vlaggen, was er ook er een nota te voldoen van de weduwe Van Rooyen voor een diner voor de burgemeester en de raadsleden.
Flitsbezoek
Of alle voorbereidingen voor niets waren en de dorpsbestuurders in de herberg van de weduwe Van Rooyen met bier en wijn de kater hebben weggespoeld, zullen we nooit met zekerheid weten. Door heel Noord-Holland stonden honderden soortgelijke erebogen en ontvangstcomités klaar om Napoleon te verwelkomen. Uit voorzorg, want de precieze route van de keizerlijke stoet werd steeds pas op het allerlaatste moment bepaald. Bekend is dat Napoleon zijn reizen in een moordend tempo aflegde. Zelfs grotere plaatsen kregen niet meer dan een flitsbezoek. De Slotenenaren zullen dan ook hooguit een glimp van een voorbijratelende koets hebben gezien. Of op zijn allerbest een wuivende keizerlijke hand achter het raampje.
Carly Misset is historicus en woont in Sloten.
Uit: de Westerpost van 5 oktober 2011.
Op 15 september 2011 vond de officiële opening plaats van het nieuwe fiets- en wandelpad langs de Ringvaartdijk tussen Halfweg en de Raasdorperweg. Tevens was dit de afsluiting van de werkzaamheden aan de dijkverzwaring en de realisatie van een stukje van de Groene As (de ecologische verbinding tussen het Amsterdamse Bos en Spaarnwoude).
Aanleiding hiervoor was de dijkverzakking in Wilnis in de zomer van 2003. Doordat toen een veendijk door verdroging en verzwakking is bezweken zijn de waterschappen gaan onderzoeken of een dergelijke verzakking van veendijken ook elders zou kunnen gebeuren. Inderdaad bleken diverse dijken niet aan de eisen te voldoen en moesten worden verbeterd. Dit gold ook de dijk langs de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder tussen Halfweg en de Raasdorperweg. Deze veendijk, daterend uit de tijd dat de Ringvaart in de 19e eeuw werd aangelegd, bleek te laag en te zwak te zijn. De kade langs het water van de Ringvaart is een ‘boezemwaterkering’ die achterliggende polders beschermt tegen het hoger gelegen boezemwater. De kruin van de waterkering moet voldoende hoog zijn. Ook moet de waterkering voldoen aan bepaalde stabiliteitseisen.
In de afgelopen twee jaren zijn de werkzaamheden uitgevoerd aan dit dijkvak over een lengte van 1100 meter. Dit was een mooie gelegenheid was om in het kader van de Groene As en de Tuinen van West ook natuurvriendelijke oevers en een fiets- en wandpad aan te leggen.
De dijk behoort tegenwoordig tot het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht (AGV), terwijl de Ringvaart behoort tot het Hoogheemraadschap Rijnland. Na de dijkversterking werd een fiets- en wandelroute op de dijk gemaakt in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie. Voorts waren Waternet, de Provincie Noord-Holland en de gemeenten Haarlemmerliede-Spaarnwoude en Amsterdam en het Stadsdeel Nieuw-West (voorheen Osdorp) bij dit project betrokken.
Het nieuwe fiets- en wandelpad begint aan de Osdorperweg, net ten zuiden van het dorp Halfweg (gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude). Hier takt het pad af met een nieuw brugje over de Osdorpervaart. Vervolgens loopt het pad over de Nieuwenkade (de noordwestelijke begrenzing van de Osdorper Bovenpolder) naar de restanten van de sluis die voorheen de verbinding vormde tussen de Osdorpervaart en de Ringvaart. Vandaaruit loopt het pad verder over de dijk langs de Ringvaart richting de Raasdorperweg.
In het verlengde van deze weg wordt een nieuwe fiets- en voetgangersbrug over de Ringvaart gebouwd, zodat ook een kortere verbinding tussen Osdorp en Zwanenburg zal ontstaan. Daarmee worden de recreatieve verbindingen in dit gebied aanzienlijk uitgebreid in het grensgebied van Amsterdam, Haarlemmermeer en Haarlemmerliede-Spaarnwoude. Met de reeds eerder aangelegde fiets- en wandelpaden langs de Ringvaart is er nu een rechtstreekse verbinding tussen Halfweg, Sloten en de Nieuwe Meer ontstaan.
Met het nieuwe fiets- en wandelpad is een stukje van het meest westelijke deel van de gemeente Amsterdam ontsloten wat tot voor kort niet toegankelijk was. Het nieuwe fiets- en wandelpad loopt langs de jachthaven aan de Ringvaart. Vanaf de zuidkant van deze jachthaven is er ook een mooi uitzicht op een bijzonder onderdeel van het Werelderfgoed de Stelling van Amsterdam. In de Ringvaart liggen landhoofden die onderdeel waren van een damsluis, waarmee met behulp van plaatsing van schotbalken in de vijf openingen tussen de pijlers, de Ringvaart kon worden afgedamd. Met een soortgelijke voorziening bij Vijfhuizen kon de Ringvaart worden gecompartimenteerd, dit was van belang voor het handhaven van het waterniveau bij het inunderen (onder water zetten) van polders langs de Ringvaart in tijden van oorlog.
Vanaf de dijk is er een mooi uitzicht op de Osdorper Bovenpolder, met de kassen en de tuinbouwkavels die zich daar bevinden. Op de achtergrond is inmiddels ook het dijklichaam van de Westrandweg in aanbouw te zien. Iets ten zuiden van de Raasdorperweg is ook een grote brug in aanbouw over de Ringvaart. Voor het viaduct over de Osdorperweg bij de Raasdorperweg zijn de heiwerkzaamheden aan de gang. Naar verwachting zal de Westrandweg (A5) over circa twee jaar voor het verkeer worden geopend en daarmee een nieuwe rechtstreekse verbinding vormen tussen de (Tweede) Coentunnel (A10), Schiphol en de Haagseweg (A4).
Enkele decennia geleden was er ook al sprake van doorsnijding van de polder, maar dan iets noordelijker. Hier zou het Kanaal om de West moeten komen ter vervanging van de toen nog drukke scheepvaartverbinding via de Kostverlorenvaart. Via het nieuw te graven kanaal zouden de schepen vanaf de Ringvaart rechtstreeks naar het Westelijk Havengebied en het Noordzeekanaal kunnen varen. Vooruitlopend op de aanleg is door grenswijziging in 1964 het meest noordelijke deel van de Osdorper Bovenpolder bij de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude gevoegd. Omdat in de jaren zestig en zeventig het scheepvaartverkeer hier afgenomen was, is het bedoelde kanaal er nooit gekomen.
Het fiets- en wandelpad werd met een officiële handeling in gebruik gesteld die bestond uit de onthulling van een informatiepaneel naast de oude schutsluis. Deze ligt nog net in de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude (gemeentehuis te Halfweg). Ook legden vertegenwoordigers van de diverse overheden stukjes van een legpuzzel aaneen waarmee de samenwerking werd gesymboliseerd die dit project kenmerkte.
De schutsluis werd aangelegd in 1920 in verband met de ontvening van het noordelijke deel van de Osdorper Binnenpolder. De maatschappij ‘De Eendracht’ verkreeg in 1918 vergunning en voerde dit project uit tussen 1920 en 1941. Het uitgeveende gebied werd weer drooggemaakt en is sindsdien bekend als de Eendrachtpolder. Omdat het transport van turf uit de polder via de Osdorpervaart naar de Ringvaart en verder ging, was de verbinding nodig onder de Osdorperweg (met voorheen een ophaalbrug) en langs de Mientekade. Het verschil in waterniveau van bijna drie meter werd overbrugd met deze schutsluis, die na de droogmaking geen functie meer had en werd ontmanteld. Restanten van de sluismuren zijn tot op heden aanwezig gebleven en nu ook weer zichtbaar gemaakt.
Het gemaal en de sluis. Foto’s: Beeldbank Amsterdam.
Naast de sluis staat nog het oude gemaal van de Eendrachtpolder, gebouwd in 1920. Het wordt nu door een grote boom aan het zicht onttrokken. Vanaf de Zwanenburgse kant van de Ringvaart is dit karakteristieke gebouwtje beter zichtbaar. Merkwaardig is dat dit gebouw een huisnummer heeft aan de Osdorperweg (nr. 981), tevens het hoogste nummer. Sinds 1951 heeft dit gemaal ook de taak van de molen de ‘1200 Roe’ aan de Haarlemmerweg overgenomen voor de bemaling van het niet-uitgeveende deel van de Osdorper Binnenpolder.
De Osdorper Bovenpolder, die dus vanaf de dijk mooi te overzien is, heeft ook een interessante geschiedenis. Tot de aanleg van de Ringvaart van de Haarlemmermeer omstreeks 1845 was deze een ‘buitenpolder’, zonder eigen bemaling. Het laaggelegen land ten westen van de waterkering van de Osdorperweg was altijd drassig en werd regelmatig geteisterd door overstromingen, het werd slechts door een lage kade beschermd tegen het woeste water van de Haarlemmermeer, ook wel bekend als de ‘Waterwolf’.
Het veenland strekte zich vroeger veel verder naar het westen uit, maar oeverafslag heeft veel veen in het meer doen verdwijnen. Na aanleg van de Ringvaart, compleet met een stevige dijk aan weerszijden, werd de Osdorper Bovenpolder een ‘echte’ polder, compleet met een in 1868 gebouwde poldermolen, aan het einde van de Raasdorperweg. De landtong Raasdorp, die zich nog verder naar het westen uitstrekte, werd door de Ringvaart doorsneden, zodat er nu een Raasdorperweg in Osdorp en een Raasdorperweg in de Haarlemmermeerpolder is. Na de droogmaking van de Lutkemeer is het restant van Raasdorp ten oosten van de Ringvaart vanaf 1867 verveend en in 1872 onderdeel van de Lutkemeerpolder geworden. Na de droogmaking van de Haarlemmermeerpolder in 1852 en Lutkemeerpolder in 1865 konden ook de oude polders ten oosten van de Ringvaart worden uitgeveend t.b.v. de turfwinning.
Eerst werd tussen 1875 en 1896 de Middelveldsche Akerpolder uitgeveend en opnieuw drooggemaakt, vervolgens kwam de Osdorper Bovenpolder aan de beurt. Deze werd tussen 1896 en 1920 uitgeveend. In 1920 werd de poldermolen bij de Raasdorperweg vervangen door een elektrisch gemaal met een hogere capaciteit, dit was nodig omdat het hoogteverschil met de Ringvaart met zo’n twee meter was toegenomen. Een andere aanleiding was het feit dat de, toen nog zelfstandige, gemeente Sloten inmiddels een eigen elektriciteitsbedrijf had, wat aanleiding was om voor de drie aan de Ringvaart grenzende polders (Akerpolder, Lutkemeerpolder en Bovenpolder) op elektrische bemaling over te gaan. Het gemaaltje van de Osdorper Bovenpolder is, compleet met gevelsteen, nog steeds aanwezig aan het einde van de Raasdorperweg. Na de vervening van deze polder kwam als laatste het noordelijke deel van de Osdorper Binnenpolder aan de beurt.
Het poldergebied aan weerszijden van de Osdorperweg was eeuwenlang een veenweidegebied, maar na de vervening was er grotendeels een kleibodem. Na de droogmaking werd er ook wel akkerbouw bedreven, naast de al langer bestaande tuinbouw en veeteelt. Aan deze functies komt langzamerhand een einde, omdat de landbouw hier niet meer rendabel is als gevolg van de economische ontwikkelingen in de agrarische sector.
De gemeente Amsterdam heeft in 2008 besloten om de resterende open gebieden aan weerszijden van de Osdorperweg binnen de Westrandscheg een recreatieve bestemming te geven in het kader van de Tuinen van West. Een belangrijk onderdeel hiervan is het verbeteren van de infrastructuur, waardoor het per fiets of wandelend beter toegankelijk wordt. Het in dit artikel beschreven fiets- en wandelpad is hierin een belangrijke nieuwe schakel. Het valt te hopen dat de ontwikkeling van de Tuinen van West de komende jaren kan voortgaan, ondanks de recente bezuinigingsgolf. Het nieuwe pad is een waardevolle en hopelijk niet de laatste aanwinst.
Tekst en actuele foto’s: Erik Swierstra, september 2011.
Aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw werd rond Amsterdam een verdedigingsgordel aangelegd bestaande uit een reeks forten die samen de Stelling van Amsterdam gingen vormen. Deze verdedigingswerken werden aangelegd na de vestingwet van 1874.
De ring met 42 forten ligt zo’n 10 à 15 kilometer buiten de stadsgrenzen van Amsterdam in die tijd. Het grondgebied van de gemeente Sloten kwam geheel binnen die ring te liggen. Het gedeelte van de Stelling van Amsterdam ten zuidwesten van de stad heette de Sector Sloten. De andere sectoren waren: Amsterdam, Ilpendam, Zaandam en Ouderkerk. De stelling lag weliswaar in een ring op ruime afstand van de stad, maar ook in het gebied daarbinnen waren ondersteunende voorzieningen aanwezig. Hoewel de vroegere gemeente Sloten geheel binnen deze gordel was gelegen, en er hier dus geen forten werden gebouwd, zijn er wel enkele ondersteunende voorzieningen gebouwd op het grondgebied van Sloten.
Hieronder worden de drie belangrijkste objecten, die ook thans nog aanwezig zijn, beschreven. De meest markante onderdelen, de forten, zijn dus niet aan te treffen in de omgeving van Sloten-Oud Osdorp, maar er zijn wel enkele andere objecten aanwezig. In dit artikel een overzicht van de drie belangrijkste onderdelen, gelegen in de Sector Sloten.
Sectorpark Halfweg, afd. Munitie ‘De 1800 Roe’
Tussen Sloterdijk en Halfweg ligt aan de Haarlemmerweg het vroegere Munitiemagazijn de 1800 Roe. De naam 1800 Roe is gebaseerd op de afstand tot de Haarlemmerpoort, op het Haarlemmerplein. Een Roe was een oude Rijnlandse lengtemaat van 3,767 meter. De afstand van 1800 Roe was dus circa 6,8 kilometer. Deze benaming vinden we ook terug bij bijvoorbeeld de molen de 1200 Roe, gelegen bij de Willem Molengraafstraat in Slotermeer, die dus 4,5 kilometer van de Haarlemmerpoort staat.
Het complex bestaat uit twee lange en drie korte bakstenen loodsen voor opslag en laboratorium. In de dakpannen van de noordelijke loods (Loods A) staat de tekst ‘1800 Roe’. Vanaf de Haarlemmerweg is deze tekst zichtbaar.
De bouw van het kruitmagazijn begon in 1870. Het ontwerp was gelijk aan dat van het kruitmagazijn bij Spaarnwoude. In 1871 wordt er melding gemaakt van de aanwezigheid van een fundament van het buskruitmagazijn. Het complex werd later uitgebreid: in 1896 verschijnt er een houten loods voor projectielen en in 1898 nog een loods. Omstreeks 1900 komt er een aanbouw voor een laboratorium aan de projectielenloods. Een munitiebergplaats wordt in 1908 gebouwd, terwijl in 1910 de houten loods door een bakstenen loods wordt vervangen.
Het doel van het complex is: ‘Oplegging van munitie en explosieven voor de Sector Sloten’. Na de Tweede Wereldoorlog was het een opslagplaats voor de Artillerie Inrichtingen (gevestigd bij de Hembrug).
Aan personeel was er waarschijnlijk volgens opgave uit 1916 aanwezig één officier als commandant Sectorpark en twee officieren per afdeling, overig personeel onbekend. in 1940 waren er waarschijnlijk ‘Etappe-artillerie Compagnie Munitiewerkers’.
Het transport ging per elektrisch smalspoor naar de Ringvaart, vandaar ging het dan te water verder. Waarschijnlijk wordt hier gedoeld op de trambaan van de Electrische Spoorweg Maatschappij (ESM) die in 1904 de elektrische tramlijn Amsterdam – Haarlem – Zandvoort in gebruik nam. Deze lijn had een zijspoor in Halfweg naar de elektrische centrale aan de Ringvaart van de Haarlemmermeer, gelegen naast de huidige brug naar Zwanenburg. Op deze plaats was er een overlaadmogelijkheid op schepen.
In 1918 wordt er een aanslag gepleegd op het complex. De SAJO-klub, een anarchistengroep van vijf jongemannen, doet op 27 januari een poging tot het opblazen van het magazijn, die mislukt. Omdat terroristische aanslagen toen nog onbekend waren waren de magazijnen onbewaakt. Door onhandigheid van de daders (het stijfsel van de lont was nog nat) en oplettendheid van een passerende veldwachter werd de aanslag voorkomen. De daders werden tot zware gevangenisstraffen veroordeeld.
Omstreeks 1936 zou de magazijnfunctie zijn overgenomen door het Mobilisatie Centrum Amsterdam. Voorts wordt er in 1940 een magazijn van de Luchtstrijdkrachten (LSK) gevestigd. Na de Tweede Wereldoorlog is er vanaf 1945 een Bewarings- en Verblijfkamp. Dit was ‘Kamp Kruithuis Halfweg’ voor politieke delinquenten. Op 11 juni 1945 was het met circa 500 personen geheel bezet. Waarschijnlijk is het in 1946 voor dit doel weer gesloten. Tot omstreeks 1950 blijft het complex in gebruik als munitiemagazijn.
Daarna werd tot circa 1980 het complex gebruikt door de Munitie Onderzoekings Dienst (MOD). In de jaren ’80 komt het complex buiten gebruik. Het wordt gekraakt en een aantal kunstenaars nemen er hun intrek. Op 13 november 1999 brandt (het dak van) Gebouw A gedeeltelijk af. Het complex is het best behouden sectorpark en is sinds 1998 een Rijksmonument. Tegenwoordig is er een kunstenaarskolonie gevestigd met de naam het ‘Kruithuis’.
De drinkwatervoorziening
Om de stelling van Amsterdam van drinkwater te kunnen voorzien was er een eigen installatie voor watervoorziening. Deze bevond zich ten zuiden van het dorp Sloten in de Riekerpolder, ten noorden van de Nieuwe Meer.
Het complex ligt nabij het voormalige Fort aan de Nieuwe Meer (onderdeel van de Posten van Krayenhoff; een voorganger van de Stelling van Amsterdam) en later het Magazijn voor Bijzondere Opkomst. De bronnen liggen langs de Ringvaart van de Haarlemmermeer en in de Riekerpolder.
Het doel van de installatie was: “Voorzien in de behoefte aan drinkwater voor de bevolking van de Gemeente Amsterdam, de gebruikers van de Zaanlandsche Waterleiding en de daarbij aangesloten buitengemeenten tijdens een beleg.” Andere inwoners van de Stelling konden tijdens een beleg gewoon gebruik blijven maken van regenwater en de lokaal aanwezige bronputten.
Aanvankelijk werden er twintig proefputten geslagen langs de kade van de Ringvaart en oostelijk van (achter) het toenmalige fort. Later is er tegen de huidige Sloterweg aan een gebied aangekocht van drie hectare voor het slaan van 97 putten. Al deze putten werden aangesloten op het pompstation dat tussen deze beide locaties lag en dit vormde gezamenlijk de bronwaterleidinginstallatie. De meeste gebouwen, waaronder de twee stokerswoningen en een machinistenwoning, zijn nog steeds aanwezig.
In 1887 was er een eerste putboring in Sloten, gevolgd door een putboring in 1890 tot op 54 meter diepte. Na 7 dagen leverde deze 100 m3 water. In 1897 vonden er tien boringen plaats op de kade ten noorden van het fort tussen de 42,5 en 52,8 meter diepte. Een jaar later, in 1898, werden 600 meter noordelijker tien putten met een diepte van 34,03 en 56,43 meter gemaakt.
In 1899 waren de installatie en bronnen aan de Ringvaartkade gereed. De capaciteit was 3500 m3 per dag. In 1900 werd in de Riekerpolder een terrein onteigend, dit was in 1901 in het bezit van defensie. In 1902 werden de woningen voor het machinepersoneel gebouwd en in 1903 bouwde men de eerste ontijzeringsinrichting. De bezinkvijver en het pompstation waren gereed in 1904 en het had een capaciteit van 15.000 m3 per dag. Vervolgens werd in 1906-1907 een verbindingsleiding gelegd. Voor uitbreiding van het complex werd in 1908 nogmaals grond onteigend, waarna er een tweede ontijzeringsinrichting, een tweede filterinstallatie en een tweede reinwaterkelder werden gebouwd.
In 1914 kreeg het complex op 25 maart bezoek van Koningin Wilhelmina (waarschijnlijk was het complex toen gereed). In vredestijd viel het beheer van de installatie onder de Genie. De functie “Directeur van de Militaire Drinkwatervoorziening te Sloten” bestond alleen in oorlogstijd. Van 1916 tot 1918 hebben er drie luchtafweerkanonnen rond het terrein gestaan.
Het pompstation bestond oorspronkelijk uit een machinegebouw, een ontijzeringsinrichting, reinwaterkelders, een bezinkvijver, een gashouder, drie woningen en een steiger. De ontijzeringsinrichting was noodzakelijk om het ijzeroxide te verwijderen d.m.v. bezinking en filtering. Er was gemiddeld 23 mg per liter ijzeroxide in het water. Omdat er 180 m3 gas per dag uit de putten vrijkwam moest dit worden opgevangen in een gashouder van 50 m3. Bij de proefboringen in 1897 en 1898 werden er resp. 21 en 67 bacteriën per cm3 aangetroffen, hetgeen steriel was.
Waterstroom
Onder het terrein loopt een grondwaterstroom van oost naar west naar de dieper gelegen Haarlemmermeerpolder. Hierdoor is er een constante aanvoer van grondwater. Door Lancashire stoomketels aangedreven pompen, pompten het water via een hevelleiding uit de putten naar de ontijzeringsinrichting. Het opgepompte en gezuiverde drinkwater werd via een leiding, langs de Sloterweg en Overtoom, bij de Stadhouderskade in het stadsnet gebracht. Deze werd in 1906 en 1907 aangelegd, waarbij de zinker door de Kostverlorenvaart werd gelegd op 1 september 1907.
Waterschepen
Tussen de Amsterdamse Waterleiding en de Zaanlandsche Waterleiding was er blijkbaar geen verbinding. Daarom werd het water daarheen per schip vervoerd. Bij Sloten en bij de Zaanlandsche Waterleiding te Zaandam werd een steiger voor waterschepen gebouwd. Voor 3222,52 gulden werd bij de Artillerie-Inrichtingen een steiger, een loods en een pomp aan het Noordzeekanaal gemaakt. Het water dat per boot uit Sloten werd aangevoerd kon daar dan worden ontvangen. De steiger in Sloten werd in 1935 of 1936 verplaatst naar een andere locatie aan de Ringvaart even ten noordwesten van de toen nieuwe brug van de Haagseweg (Rijksweg 4).
In januari 1944 werd de installatie in opdracht van de ‘Verteidigungsstab Amsterdam’ aan de Gemeentewaterleidingen overgedragen. Tussen februari en september werden alle hevelleidingen en gasleiding op druk geperst en alle lekken en andere gebreken verholpen zodat de installatie weer gebruiksklaar was. Als noodvoorziening heeft het echter nooit hoeven te functioneren.
Na de Tweede Wereldoorlog was er enkele jaren een motorenwerkplaats van de KLM in het machinegebouw gevestigd. In 1948 werd een genieloods geplaatst.
Luchtverkeersleiding
Vanaf 1950 kreeg het een nieuwe functie voor de Luchtverkeersleiding van Schiphol. Tussen 1950 en 1996 was het een bemand complex (‘Station van de Luchtvaartdienst’). In 1953 kwamen er lage gebouwen op de plaats van de vroegere filterinstallaties. De tweede ontijzeringsinrichting werd omstreeks 1970 gesloopt. Sinds 1996 is het een onbemand zendercomplex. In 2003 werd het tevens als vergader- en cursuslocatie in gebruik genomen.
Het pompstation bestaat nog, maar de terreinen en putten zijn vrijwel verdwenen onder de Oude Haagseweg, de huidige Rijksweg 4 en het Sportpark Sloten.
Het Machinegebouw is in gebruik bij de Luchtverkeersleiding Schiphol als radiozendinstallatie, met o.a. cursuslokalen en een bedrijfsmuseum, de Ontijzeringsinrichting werd in 1995 gekraakt en in gebruik genomen door de ‘Rijkshemelvaartdienst’. De onderhoudstoestand varieert van goede tot slechte staat.
Magazijn voor Bijzondere Opkomst en Marechaussee Kazerne Nieuwe Meer
Het Magazijn is gelegen aan de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder ten zuiden van Sloten aan de Nieuwe Meer. Enkele honderden meters noordelijker is de Drinkwatervoorziening. Het doel was de opslag van geweren, projectielen en kardoezen voor gebruik in geval van Bijzondere Opkomst (Mobilisatie).
Fort Nieuwe Meer
In 1843-1846 werd hier een fort gebouwd, als onderdeel van de Posten van Krayenhoff. Dit was in 1844 een vestingwerk van de eerste of tweede klasse. Andere torenforten die omstreeks 1843-1846 zijn gebouwd in verband met de droogmaking van de Haarlemmermeer zijn het Fort aan de Liede, het Fort bij Heemstede en het Fort bij het Schiphol. Vanaf 1854 was het een vestingwerk eerste klasse en in 1875 vestingwerk eerste klasse: fort en lunet. De keel was een vestingwerk van de derde klasse.
Het fort was een gesloten aarden batterij met een bomvrij wachthuis en een lunet aan de andere zijde van de Ringvaart. In 1882 werd het genoemd als bergplaats voor infanteriepatronen. Gezien een geval van schade in 1886 door schietproeven zullen er ook beproevingen hebben plaatsgevonden.
In 1913 is het een vestingwerk van geen klasse, waarna het in 1918 als vestingwerk wordt opgeheven. Vervolgens worden in er 1918-1920 magazijnen gebouwd en in 1931 een Kazerne voor Politie Troepen. Deze wordt in 1947/1949 de Marechausseekazerne Brigade Schiphol en voorts zijn er diverse magazijnen.
Magazijngebouwen en gebruik
De meeste gebouwen moeten tussen 1918 en 1920 gebouwd zijn. Het bestond uit twee geweermagazijnen van elk drie verdiepingen, twee projectielmagazijnen, een klein kardoezenmagazijn en een groot kardoezenmagazijn. Tevens was er een ‘wasch- en schaftlokaal’, een klein onbekend gebouw en tenslotte een aangeaard munitiemagazijn. De twee hoge geweermagazijnen staan buiten het oorspronkelijke fortterrein.
In 1931 werd er nog een Kazerne voor Politietroepen gebouwd met enkele cellen in de kelder. In dezelfde periode werd mogelijk ook een nog aanwezige loods (de rijwielbergplaats?) gebouwd.
In 1940 waren de volgende gebouwen aanwezig:
A, C, E, F en G: magazijnen uit 1920
B: magazijn uit 1918
H: wachtgebouw uit 1931
I: rijwielbergplaats uit 1931
J: voormalige wachterswoning uit 1859
…: munitiemagazijn uit 1920
K: kolenbergplaats uit 1939
L: transformatorgebouw ui 1939
M: munitiemagazijn met aanbouw uit 1882
Volgens een verzetsgroep (Bureau Inlichtingen Londen) werd het magazijn door de Duitse bezetter gebruikt voor de opslag van onbekende goederen.
Na 1945, in ieder geval volgens een adressenlijst van het Garnizoen Amsterdam uit 1947, waren er technische goederen opgeslagen en wellicht later ook medicijnen en/of medische benodigdheden. Ook in 1947 was de Brigade Schiphol van de Koninklijke Marechaussee er gevestigd, waarschijnlijk in de Kazerne Politie Troepen. Deze is later verhuisd naar de Marechaussee Kazerne Badhoevedorp.
In 1947/1949 waren er diverse magazijnen op het terrein gevestigd:
– Magazijn Technische Goederen
– Magazijn Gereedschappen
– Magazijn Machines
– Magazijn Onbekwaam Materiaal
Na 1952 zijn het klein kardoezenmagazijn, het aangeaard munitiemagazijn (behalve de fundering) en de conducteurswoning (de voormalige wachterswoning) gesloopt.
Het complex verkeert nog in de originele staat en de constructie is goed. In 1986 is deze locatie overwogen voor plaatsing van geleide wapeneenheden. Vanwege onvoldoende radarzicht kwam het niet in aanmerking. Omstreeks 1988 werd het complex gekraakt en omstreeks 1990 eigendom van de ‘Stichting Nieuw en Meer’.
Erik Swierstra
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp; 8 december 2009
Informatie ontleend aan: www.stelling-amsterdam.nl/
Zie ook:
* www.geheugenvanwest.nl/article-521-nl.html
* 1800 roe en andere Roeden
* De Bronwaterleiding in de Riekerpolder
* Munitiecomplex De 1800 Roeden op Wikipedia
* Militaire Drinkwatervoorziening Nieuwe Meer op Wikipedia
* Fort aan de Nieuwe Meer op Wikipedia
Wie tegenwoordig naar de Luchthaven Schiphol wil om vandaar per vliegtuig naar een verre bestemming te vliegen kan gebruik maken van diverse snelle mogelijkheden om van Amsterdam daarheen te komen.
Je kan per auto via de Haagseweg (Rijksweg A4), per trein via de Schiphollijn of per bus, via de Zuidtangent. Maar in de begintijd van Schiphol was dit wel anders. Men had een avontuurlijke reis van Amsterdam via Sloten naar Schiphol achter de rug alvorens de vliegreis te kunnen beginnen.
Vliegveld Schiphol
Nadat bij het fort Schiphol in de Haarlemmermeer al in 1916 een militair vliegveld was ingericht, begon de geschiedenis van het burgervliegveld na het einde van de Eerste Wereldoorlog. De oprichting van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en Koloniën N.V. (KLM) in oktober 1919 en de start van de eerste lijndienst van de KLM Amsterdam – Londen per 17 mei 1920 vanaf Schiphol leidde tot een bescheiden verkeer van reizigers van en naar dit deel van de Haarlemmermeer.
De bovengenoemde verbindingen waren er natuurlijk nog lang niet en de aspirant-luchtreiziger moest via de bestaande smalle wegen op reis. In de beginjaren was het kantoor van de KLM gevestigd in een gebouwtje op het Leidseplein tegenover de Stadsschouwburg. Na daar een vliegticket te hebben aangeschaft kon men per tramlijn 1 via de Overtoom naar de Overtoomse Sluis reizen. Dit was toen de grens van Amsterdam en de gemeente Sloten.
Tol aan de Sloterkade
Na een korte wandeling over de ophaalbrug bij de sluis was er in de Bosboomstraat (thans Andreas Schelfhoutstraat) het beginpunt van de paardetram naar Sloten. Via de Jacob Marisstraat bereikte men de Sloterkade waar halverwege, de eerste tol opdoemde. In de eerste decennia van de 20e eeuw waren er over het land gespreid nog vele tollen waar voor het gebruik van de weg moest worden betaald. Deze tol aan de Sloterkade was daar ontstaan in 1816. In november 1815 vergaderden de ingelanden en de hoefslagplichtigen, die land langs de Sloterweg bezaten en daarom medeverantwoordlijk waren voor het onderhoud, in het Amsterdamse kofiehuis De Karsseboom over een plan om de weg te bestraten en te beplanten. Het project werd bekostigd met een lening, maar om de kosten te dekken moest er tol worden geheven. Een Koninklijk Besluit van 24 juli 1816 verleende daartoe toestemming. De Sloterweg werd ruim een eeuw onderhouden met de opbrengsten van het tolgeld.
Tol bij dorp Sloten
Na passage van de eerste tol ging het langzaam verder via de Sloterkade en vervolgens nog landelijke Sloterweg. Voor binnenkomst van het dorp Sloten was daar weer een tol, het nog aanwezige tolhuis schuin tegenover de Sint Pancratiuskerk herinnert daar nog aan. De tol werd opgeheven in 1923. De paardentram vervolgde zijn weg tot aan het einde bij de draaibrug over de Ringvaart rond de Haarlemmermeerpolder.
Met een kleine bus kon men de rit vervolgen via de smalle Nieuwe Meerdijk tot bij het Fort Schiphol. Dit lag ongeveer op de plaats waar nu Rijksweg A9 met een hoge brug over de Ringvaart gaat. Na nog een eindje de smalle dijkweg gevolgd te hebben bereikte men het vliegveld. Voor deze reis had men toen meer tijd nodig dan nu voor vlucht van hier naar Londen.
Tram wordt vervangen door de bus
De tram naar Sloten werd in 1925 door een busdienst (lijn G) vervangen en ook de KLM zette eigen bussen in, maar een verbetering en de route kwam er eigenlijk pas in 1938, toen de nieuwe brug over de Ringvaart in de Riekerpolder in gebruik kwam, met de nieuwe autosnelweg (Rijksweg 4) door de Haarlemmermeer richting Den Haag. Deze brug is nog aanwezig en is tegenwoordig als busbaan in gebruik.
Voordat het zover was had de oude route nog enkele keren een groot verkeer te verwerken, zoals in 1934 bij de huldiging van de bemanning van de Uiver die toen terugkeerde van de glorieuze tocht naar Nederlandsch Oost Indië.
Haagseweg
Sinds de aanleg van de Haagseweg (thans Oude Haagseweg) is de route door het dorp Sloten geen onderdeel meer van de doorgaande route naar Schiphol. Wel kan men nog per fiets deze route volgen, zij het dat tussen Aalsmeerplein en Johan Huizingalaan niet meer via de Sloterweg, maar via de Vlaardingenlaan moet worden gereden.
Erik Swierstra,
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp, 8 december 2009.
Literatuur
* De Amsterdamse paardentrams. Auteur: H.J.A. Duparc. Uitgave: Schuyt en Co, Haarlem, 1997. ISBN 90-6097-455-7
* Amsterdam 366 dagen. Auteurs: Mariëlle Hagman, Martin Harlaar en Richard Hengeveld. Uitgeverij THOTH Bussum / Stadsarchief Amsterdam, 2006 ISBN 90-6868-425-6
Dit artikel als pdf-bestand: Vliegtuig halen, twee maal tol betalen.pdf
Tot in het begin van de 17e eeuw liep de belangrijkste vaarweg van Amsterdam naar Haarlem over het IJ. De landweg liep tot het begin van de 16e eeuw via Sloten en Vijfhuizen. Toen deze landverbinding in 1508 door het Haarlemmermeer was weggespoeld bleef over land alleen de route over de bochtige Spaarndammerdijk over.
Trekvaart
In 1631 besloten de steden Amsterdam en Haarlem om een trekvaart tussen beide steden aan te leggen. Dit was de eerste trekvaart in Holland. In Vlaanderen waren er al dergelijke vaarwegen. De vaart werd in een vrijwel rechte lijn gegraven tussen de Haarlemmerpoort in Amsterdam en de Amsterdamse Poort in Haarlem. In 1632 was de Haarlemmervaart gereed en kon de dienst met trekschuiten van start gaan. Langs de trekvaart was een jaagpad aangelegd. Dit werd in 1762 van wegverharding voorzien. Dit was het begin van de Haarlemmerweg.
Comfortabel
De trekschuit was de meest comfortabele, regelmatige en betrouwbare vorm van transport in de Nederlanden in de 17e en 18e eeuw. Alleen tijdens vorstperioden in de winter was het vervoer gestremd. In de rest van het jaar was er een frequente dienst. Halverwege de beide steden was de vaart onderbroken door de uitwateringssluizen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Hier moesten de reizigers overstappen. Er ontstond een buurtschap met herbergen etc. Dit werd het dorp Halfweg.
Nog enige tijd na de opening van de spoorlijn in 1839 bleven de trekschuiten varen, maar dit vervoermiddel moest het na enige tijd toch afleggen tegen de snellere trein. In 1883 voer hier de laatste trekschuit. Regelmatig scheepvaartverkeer is er niet meer. Maar de trekvaart heeft nog wel een functie in de waterhuishouding. Zo is het gedeelte tussen Halfweg en het Westerpark in Amsterdam een boezemwater van het Hoogheemraadschap Rijnland gebleven.
De Haarlemmerweg
Langs de Haarlemmertrekvaart tussen Amsterdam en Haarlem werd een jaagpad aangelegd ten behoeve van de trekschuiten. Dit pad werd in 1762 van een wegverharding voorzien, waarmee het pad tot Haarlemmerweg werd. Het gedeelte tussen Halfweg en Haarlem heet Amsterdamseweg. In de Franse tijd werd de weg tot ‘Route Impériale’ verheven. Sinds de annexatie van de gemeente Sloten in 1921 ligt de weg geheel binnen de gemeente Amsterdam.
Langs de Haarlemmerweg en met name in de omgeving van het dorp Sloterdijk werden in de 17e en 18e eeuw diverse hofsteden gebouwd. In de 19e eeuw kwam er ook enige industrie. Ook de Westergasfabriek, die een belangrijke rol vervulde in de gasvoorziening van Amsterdam verrees in 1883 nabij de Haarlemmerweg.
Molens
Langs de Haarlemmerweg verrezen drie molens: Molen de Bloem, de 1100 Roe en de 1200 Roe. Een Roede is een oude lengtemaat en is 3,767 meter. Ook d’Eenhonderd Roe is een bekend begrip langs de Haarlemmerweg. Hier stond een herberg met die naam. Het eerste station van Amsterdam werd hier in 1839 tegenover gebouwd: dit werd Station d’Eenhonderd Roe.
Tramlijn
In 1882 werd tussen het Nassauplein en Sloterdijk een tramlijn aangelegd. Tot 1888 reed deze met stoomtractie, daarna als paardentram, vanaf 1905 in gemeentelijke exploitatie. In 1916 werd deze als laatste Amsterdamse tramlijn geëlektrificeerd. Daarna reed hier lijn 12, die, na de annexatie van Sloterdijk door Amsterdam in 1921, in 1922 werd opgevolgd door lijn 18. Deze werd per 1 januari 1951 vervangen door een busdienst. Eerst lijn L, daarna lijn 18.
In 1904 werd de tramlijn Amsterdam – Haarlem – Zandvoort van de Electrische Spoorweg-Maatschappij (ESM) geopend die tussen Sloterdijk en Halfweg langs de Haarlemmerweg lag. Deze werd opgeheven op 31 augustus 1957 en vervangen door een busdienst van de NZH, tegenwoordig Connexxion.
Verbreding
Diverse malen werd de Haarlemmerweg verbreed. De laatste keer was na de opheffing van de Blauwe Tram toen de weg ten westen van Sloterdijk twee gescheiden rijbanen kreeg met vier rijstroken. Het gedeelte ten westen van Halfweg werd in de jaren zeventig gedeeltelijk verbouwd tot autosnelweg. Deze kreeg de aanduiding A5. Later is dit de A200, respectievelijk N200 geworden. Het Amsterdamse deel van de Haarlemmerweg wordt aangeduid als s103.
De Haarlemmerweg is nu de noordelijke begrenzing van de Staatsliedenbuurt en de wijken Bos en Lommer, Slotermeer en Geuzenveld.
Erik Swierstra, Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp
Zie ook: De Westerpost van 11 november 2009.
Literatuur
Tot gerief van de Reiziger, Vier eeuwen Amsterdam – Haarlem. Auteur: Willem van der Ham. SDU Uitgeverij, Den Haag, 1989. ISBN 9012063124
Zie ook: Start Nederlandsche treingeschiedenis in Sloten
Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Haarlemmertrekvaart (Amsterdam)
Zie ook: https://geheugenvanwest.amsterdam/page/10328/de-haarlemmertrekvaart-en-haarlemmerweg
De Osdorperweg die van oudsher het dorp Sloten met de buurtschap (Oud)-Osdorp verbindt kent enkele zijwegen die de laaggelegen polders verbindt met deze weg. Het eerste deel tussen Sloten en de knik in Oud-Osdorp heette overigens vroeger Slimmeweg (= scheve weg). De nog bestaande zijwegen liggen alle in de uitgeveende polders van Oud-Osdorp.
Zijwegen van de Osdorperweg: 1 = Haarlemmerweg, 2 = Osdorperweg, 4 = Raasdorperweg,
5 = Lutkemeerweg, 6 = Noorderakerweg, 7 = Zuiderakerweg, B = Lutkemeerpolder.
Vroeger was er aan de rechterkant (vanaf Sloten gezien) van de Uitweg nog een zijweg die in de jaren vijftig onder het zand van de Westelijke Tuinsteden is verdwenen.
Uitweg
Ter hoogte van waar we nu de winkelstraat Tussen Meer vinden en tramlijn 17 de nog als fietspad aanwezige Osdorperweg kruist, takte de Uitweg naar het noordoosten af. Deze weg was net als de nog bestaande Osdorperweg en Sloterweg een oude veendijk daterende uit de ontginningsperiode in de Middeleeuwen. De Uitweg vormde de grens tussen de Sloterpolder en de Osdorperpolder. Aan de rechterzijde (zijde Sloterpolder) lagen een reeks boerderijen. Deze hadden fraaie namen, zoals Vredehof, Dorplust, Reinveen, Ruimzicht, Karburg (Karenburg), Tienhoven, Runderrust, Landzicht, Veldzicht, Reigersbosch, Zeldenrust, Vrederust, Beeklust, Welgelegen en Vredehoek. Aan de linkerzijde lagen twee boerderijen: Grasrijk en Buiten Verwachting. Van enkele hiervan leeft de naam nog voort in straatnamen in Tuinstad Osdorp.
Akkerwegen
Aan de linkerzijde van de Osdorperweg waren er vier zijwegen die alle nog (gedeeltelijk) bestaan. Deze vier wegen dateren alle van na de vervening van (ruim) een eeuw geleden.
Aan de linkerkant van de Osdorperweg ten noorden van het dorp Sloten ligt de Middelveldsche Akerpolder. Dit was van de Middeleeuwen tot in de 19e eeuw een veenweidegebied. Tussen 1876 en 1896 werd deze polder uitgeveend waarna deze weer werd drooggelegd. Het maaiveld ligt sindsdien zo’n twee meter lager dan de Osdorperweg. Dit is nog goed zichtbaar in zowel de oude als nieuwe wegen in wat nu de stadswijk de Aker is. In de uitgeveende polder werden twee dwarswegen gelegd, de Zuiderakerweg en de Noorderakerweg, die beide eindigden op de dijk van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Langs deze beide wegen vestigden zich in de loop der tijd steeds meer tuinbouwbedrijven die hier aanwezig bleven totdat de stadsuitbreidingen hen verdreven. De Noorderakerweg, die twee keer zo lang was als de Zuiderakerweg, dit vanwege de driehoekige vorm van de polder, werd in de jaren zestig met de helft ingekort. Op het eerste deel van deze weg werd een deel van Osdorp gebouwd, de buurt rondom het Dijkgraafplein. Het tweede deel en ook de Zuiderakerweg behield tot in de jaren tachtig-negentig zijn oude karakter. Terwijl het vroegere agrarische land met huizen werd bebouwd bleef een deel van de oude bebouwing is nog tussen de huizen van de wijk de Aker aanwezig. Met name de Zuiderakerweg heeft nog een beetje een landelijke sfeer behouden.
Lutkemeerweg
Even voorbij de kern van het buurtschap (Oud-)Osdorp takt naar links de Lutkemeerweg af. Het eerste stukje ligt nog op het oorspronkelijke polderniveau van voor de uitvening van de Osdorper Bovenpolder, het tweede deel, voorbij de Wijsentkade, ligt in de Lutkemeerpolder. De Lutkemeer was vroeger een klein veenmeer (lutke = klein) dat in verbinding stond met de Haarlemmermeer. Na droogmaking van de Haarlemmermeer in 1852 was in 1865 de Lutkemeer aan de beurt voor drooglegging. Sindsdien vinden we hier de Lutkemeerpolder die tot de laagst gelegen delen van Landelijk Osdorp behoort. Dit is ook goed te zien bij de Wijsentkade, waar de Lutkemeerweg een stuk omlaag gaat. Langs de Lutkemeerweg werden in de 19e eeuw vijf boerderijen gebouwd, waarvan er nu nog drie aanwezig zijn. Dit zijn aan de linkerzijde de Melkweg en Nooit Gedacht, aan de rechterzijde Tijd is Geld, de Boterbloem en ’t Oog in ’t Zeil. De weg eindigt recht tegenover het gemaal de Lynden van de Haarlemmermeerpolder, dat zich aan de overkant van de Ringvaart bevindt. De Lutkemeer heeft tot in de jaren zestig zijn agrarische karakter geheel behouden. In 1965 werd halverwege aan de linkerzijde de begraafplaats Westgaarde geopend. Hiervoor moest de boerderij Nooit Gedacht wijken. Ook de boerderij ’t Oog in ’t Zeil is inmiddels verdwenen.
De drie overige boerderijen zijn er nog, de Melkweg met zijn karakteristieke gevel in chaletstijl is nog als een van de weinige akkerbouwbedrijven binnen Amsterdam in gebruik. Op het erf is nog een bordje aan te treffen ‘aardappels te koop’. Even verderop aan de rechterkant ligt de boerderij Tijd is Geld die sinds enkele jaren op de gemeentelijke monumentenlijst staat, dit vanwege de bouwwijze, waarbij de wanden nog gedeeltelijk van hout zijn. Ook de twee hooibergen zijn markant. Nog een eindje verder, tegenover Westgaarde, vinden we de Boterbloem. Deze is tegenwoordig in gebruik als ‘biologische boerderij’. Hier zijn biologisch geteelde landbouwproducten te koop. Ook is er nog een oude boomgaard met diverse historische fruitbomen.
Ook aan de Lutkemeerweg doet de verstedelijking zich gelden, het laatste stuk aan de linkerkant is al bouwrijp gemaakt en gedeeltelijk ingericht als bedrijventerrein, voor het akkerland achter de beide voornoemde boerderijen bestaan al vergevorderde plannen. Op de kaart van het stadsdeel Osdorp zijn de toekomstige straten al ingetekend…
Ten slotte is aan het einde van de Lutkemeerweg aan de rechterzijde in oktober 2006 een nieuw aangelegd natuurgebiedje geopend. Van hieruit is het nu ook mogelijk om over de dijk van de Ringvaart naar de Raasdorperweg te fietsen of te wandelen.
Raasdorperweg
Vanaf de Osdorperweg is de volgende openbare weg aan de linkerzijde de Raasdorperweg. Deze weg is ontstaan na het uitvenen van de Osdorper Bovenpolder. Ook dit was een Middeleeuws veenweidegebied, dat tussen 1900 en 1920 werd uitgeveend. Na drooglegging werd er één zijweg aangelegd, waarlangs zich nog altijd enkele tuinbouwbedrijven bevinden. Deze weg is genoemd naar het Raesdorp, een voormalig buurtschap op een vroegere landtong tussen de Lutkemeer en de Haarlemmermeer. De Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder werd tussen 1840 en 1845 hier dwars doorheen gelegd. Daarom ligt er nu aan beide zijden van de Ringvaart een Raasdorperweg. Het land langs de Haarlemmermeerse Raasdorperweg is nog een restant van het oude land en heeft een afwijkende verkaveling.
Na droogmaking van deze beide meren werd het Osdorpse deel van Raesdorp in 1872 uitgeveend en bij de Lutkemeerpolder gevoegd. Hier bevinden zich sinds de jaren zestig de slibvelden (met de Slibveldenweg). Inmiddels is hier een natuurgebiedje aangelegd met de naam ‘Raesberg’. Daar waar de Raasdorperweg omhoog gaat naar de dijk van de Ringvaart bevindt zich het oude gemaal van deze polder, gebouwd in 1920. Een gevelsteen herinnert hier nog aan. Daarnaast stond, op de plaats waar zich nu een houten huis bevindt, tot 1920 de molen van de Osdorper Bovenpolder. Dit is ook tevens de plaats waar de oude Middeleeuwse Wijsentkade begint/eindigt op de grens van het vroegere Spieringmeer.
De Raasdorperweg heeft nog goeddeels zijn landelijke karakter behouden, maar hier zal de komende jaren verandering in gaan komen als de Westrandweg wordt aangelegd, die op korte afstand van de oude weg de polder dwars zal doorsnijden en de Osdorperweg ter hoogte van de kruising van de Raasdorperweg zal kruisen. (De Westrandweg is in 2012 voor het verkeer geopend.)
Joris van den Berghweg
Ongeveer halverwege de Lutkemeerweg en de Raasdorperweg ligt aan de rechterkant van de Osdorperweg de Joris van den Berghweg. Deze weg en de verderop liggende Tom Schreursweg zijn tevens de jongste van de zijwegen, want ook deze werden aangelegd na de uitvening van de polder, in dit geval de Eendrachtpolder, die tussen 1920 en 1940 werd uitgeveend en in 1937-’41 werd drooggemaakt. Deze weg heeft in de polder nog twee zijwegen, de Baron Schimmelpenninck van der Oyeweg, op korte afstand van de Osdorperweg en evenwijdig daaraan, en verderop de Nico Broekhuysenweg. Al deze wegen zijn vernoemd naar coryfeeën uit de sportwereld in de eerste helft van de 20e eeuw.
Tom Schreursweg
De laatste zijweg van de Osdorperweg door de polders is de Tom Schreursweg die vlak voor de grens met Halfweg naar rechts leidt. Deze weg werd aangelegd evenwijdig aan de Haarlemmerweg en geeft met een S-bocht aansluiting op de Osdorperweg. Het meest oostelijke deel van de weg en de Eendrachtpolder (Osdorper Binnenpolder-Noord) is in de jaren vijftig onder het zand van de tuinstad Geuzenveld verdwenen. De rest van de polder is gedeeltelijk in gebruik genomen voor sportparken en volkstuinparken, maar een deel is nog steeds akkerland. Ook dit heeft zijn langste tijd gehad. Er zijn in het kader van de ‘Tuinen van West’ plannen voor herinrichting tot recreatiegebied. (Sinds 2009 wordt hieraan gewerkt.) Een andere ingrijpende verandering zal zijn de aanleg van de Westrandweg die ook dit gebied zal doorsnijden en de Tom Schreursweg op enkele honderden meters van Halfweg zal kruisen.
Erik Swierstra, Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp, oktober 2009.
Literatuur
* Gebouwen in de Aker, Amsterdam-Osdorp. Auteurs: Hilde de Haan en Jolande Keesom; Uitgave: Architext, Haarlem, 2002. ISBN 90-5105-035-6
* Fietsen door Landelijk Osdorp. Auteur: Erik Swierstra. Uitgave Dorpsraad Sloten-Oud Osdorp; 2004. ISBN 90-808355-2-8
* Fietsen door Landelijk Osdorp. Auteur: Erik Swierstra. Uitgave Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp; 2019. Zie ook: Fietsgids Oud Osdorp (pdf).
Zie ook: De Westerpost van 28 oktober en 4 november 2009.
Zie ook:
De naam Osdorp – http://www.geheugenvanwest.nl/article-531-nl.html
Oud Osdorp – http://nl.wikipedia.org/wiki/Oud Osdorp
Ten zuiden van het dorp Sloten ligt de A4, de snelweg naar Schiphol en Den Haag. In de middenberm daarvan ligt ook de spoorlijn die Amsterdam met Den Haag verbindt. Dit is tegenwoordig de belangrijkste verbinding tussen deze beide steden.
Hieronder een overzicht van de geschiedenis van deze verbinding voor zover deze betrekking heeft op het grondgebied van de vroegere gemeente Sloten.
(N.B. Door op de afbeeldingen te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)
Droogmaking
Tot halverwege de 19e eeuw lag tussen Amsterdam, Haarlem en Leiden de Haarlemmermeer. Deze grote watervlakte was wel geschikt als route voor scheepvaartverkeer tussen Amsterdam (Overtoomse Sluis) en Leiden, maar het verkeer over land moest er omheen. Daarom was tot de droogmaking van de Haarlemmermeerpolder in 1852 de belangrijkste route van Amsterdam naar het zuidelijk deel van Holland die via Haarlem en Leiden naar Den Haag. In 1632 kwam er een grote verbetering, toen de trekvaart tussen Amsterdam en Haarlem werd aangelegd, in 1657 gevolgd door de Leidsevaart tussen Haarlem en Leiden. Tussen de Haarlemmerpoort en Halfweg liep deze route door het grondgebied van de vroegere gemeente Sloten. Het dorp Sloterdijk groeide door de ligging aan de doorgaande route.
Zo’n twee eeuwen bleef dit de meest comfortabele wijze om van Amsterdam naar Den Haag te reizen. Een verandering kwam hierin met de aanleg van de spoorwegen. Ook de Oude Lijn, de eerste spoorlijn in Nederland, werd nog om de Haarlemmermeer heen aangelegd. In 1839 werd de spoorlijn van Amsterdam naar Haarlem geopend, in 1842-’43 verlengd naar Leiden en Den Haag. Het oudste station van Nederland, lag ten noorden de Haarlemmerweg, nabij de herberg d’Eenhonderd Roe. Dit was honderd roeden buiten de Haarlemmerpoort. Een Rijnlandse roede was 3,767 meter, de totale afstand was dus bijna vierhonderd meter. De reden hiervan was dat de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij nog niet tot overeenstemming met de stad Amsterdam had kunnen komen over het gebruik van de grond. Daarom vertrok de eerste trein net buiten het grondgebied van de hoofdstad, van Slotens grondgebied. De eerste trein, die op 20 september 1839 reed dus van Sloten naar Haarlem! Pas zo’n drie jaar later, in 1842 werd het eindstation bij de Willemspoort in Amsterdam in gebruik genomen.
Lokaal spoor
Na de droogmaking van de Haarlemmermeer in 1852 werden er al spoedig plannen gemaakt voor een kortere, rechtstreekse verbinding door deze polder. De eerste burgemeester van de nieuwe gemeente, burgemeester Amersfoordt, lanceerde al in 1864 een plan voor een spoorweg van Sloterdijk, via Sloten en de Haarlemmermeerpolder naar Leiden. Ook een Ceintuurspoorweg om Amsterdam heen, met een Centraal Station ten zuiden van de stad, maakte deel uit van de plannen. Deze werden echter nooit in die vorm uitgevoerd. Spoorwegen verschenen pas in de Haarlemmermeerpolder vanaf 1912. Dit waren echter lokaalspoorwegen die de dorpen in dit gebied met elkaar en de omliggende steden gingen verbinden. De Haarlemmermeerspoorwegen werden tussen 1935 en 1950 voor reizigersverkeer gesloten.
Schiphol
In de Haarlemmermeer waren aanvankelijk alleen smalle polderwegen aanwezig. Deze waren uitsluitend voor lokaal verkeer. Ook de route langs de Ringvaart was een smalle weg. Toen het militaire vliegveld Schiphol in 1916 werd aangelegd was dit ook slechts via de smalle weg langs de Nieuwe Meerdijk te bereiken. Vanaf 1920 was er ook burgerluchtvaart. Toen in de jaren twintig-dertig het vliegverkeer langzamerhand ging toenemen ontstond er behoefte aan een betere wegverbinding. In de jaren dertig begon in Nederland de aanleg van autosnelwegen. Een van de eerste snelwegen was de verbinding tussen Amsterdam, Leiden en Den Haag. Deze Rijksweg 4 werd geopend op 25 juni 1938.
Sloterweg
Vanuit Amsterdam komend ging het verkeer eerst over de in 1927 geopende Zeilbrug. Aanvankelijk moest men nog via de Sloterkade en Sloterweg, maar in 1929 was het Hoofddorpplein gereed en kon de route via de Aalsmeerweg en Aalsmeerplein naar de Sloterweg worden gevolgd. Tot aan het viaduct van de Ringspoorbaan werd aanvankelijk nog de oude Sloterweg gevolgd. Even daar voorbij takte de nieuw aangelegde Haagseweg af. Het gedeelte van de Sloterweg tussen Aalsmeerplein en de Ringspoordijk werd in de jaren veertig verbreed tot een weg bestaande uit twee rijbanen met een middenberm. Tot in de jaren vijftig bleef de bestaande bebouwing van boerderijen nog aanwezig.
Spoordijk
De dijk van de Ringspoorbaan werd in de jaren dertig in het kader van de werkverschaffing aangelegd. Ook enkele viaducten werden toen al gebouwd, waaronder dat over de Sloterweg, bouwjaar 1931. De spoorlijn werd echter niet afgebouwd en het dijklichaam, inclusief het viaduct, bleef een halve eeuw ongebruikt liggen. De brugdelen over de Sloterweg werden in 1945 verwijderd om de vernielde spoorbrug bij Warmond weer berijdbaar te maken. De landhoofden met aparte poortjes voor de fietspaden bleven nog tot 1982 staan en daarna afgebroken. Toen begon de aanleg van de Spoorlijn Amsterdam – Schiphol via de Westelijke Ringspoorbaan. Deze werd in 1986 geopend.
Brug Ringvaart
De Haagseweg, die dus even ten westen van de Ringspoordijk aftakte liep in zuidwestelijke richting door de Riekerpolder. Iets ten zuiden van de Drinkwaterinrichting werd vanaf 1934 een nieuwe beweegbare brug over de Ringvaart gebouwd. Deze brug was iets smaller dan de rest van de weg, daarom ontbrak hier de middenberm. Voorbij de Ringvaart vervolgde de Haagseweg zijn route door de Haarlemmermeerpolder en langs Leiden en Wassenaar kon men in Den Haag komen. Dit was vergeleken bij de smalle wegen van toen een grote verbetering voor het wegverkeer. Ook het vliegveld Schiphol werd zo beter bereikbaar.
Motel
Toen in de jaren zestig de tuinstad Slotervaart werd gebouwd en de Johan Huizingalaan werd aangelegd, kwam er een nieuwe aansluiting van deze straat en de Sloterweg op de Haagseweg. Ter hoogte van de splitsing lag een benzinestation. In 1957 werd een zeer moderne uit Amerika overgewaaide voorziening gebouwd: een motel. Voor automobilisten uit de richting Den Haag was hier een overnachtingsmogelijkheid net voor Amsterdam gecreëerd. Dit motel bleef in gebruik tot het begin van de jaren tachtig en werd toen vervangen door het gebouw aan de Oude Haagseweg, nabij de noordelijke oever van de Nieuwe Meer, thans Mercurehotel.
Riekerpolder
In de jaren zestig werd een gedeelte van de bestaande Rijksweg 4 (thans A4) verlegd om een aansluiting op de nieuwe Ringweg om Amsterdam (A10) te kunnen maken, om ruimte te bieden voor de nieuwe spoorlijn naar Schiphol en Den Haag en om ruimte te maken voor meer rijstroken. Daartoe werd een groot dijklichaam door de Riekerpolder aangelegd. Dit ging onder andere ten koste van het zuidelijke deel van het Siegerpark en het Bijenpark. De verkleinde parken aan de Sloterweg bestaan nog steeds en zijn nog te bezoeken.
Als compensatie voor het verloren deel van het Bijenpark werd in 1965 een Nieuw Bijenpark aangelegd in de Eendrachtpolder ten westen van Geuzenveld, bij Oud Osdorp. Het nieuwe dijklichaam sloot nabij de Schinkelsluis met het knooppunt De Nieuwe Meer aan op de Ringweg. Hiervoor werd een deel van het volkstuinpark Ons Buiten opgeofferd. Dit werd onder andere gecompenseerd door aanleg van tuinpark Lissabon aan de Sloterweg in 1968.
Sloterweg opgeknipt
Deze wegen werden in 1972 in gebruik genomen. De oude Haagseweg tussen Aalsmeerplein en Johan Huizingalaan verviel nu en werd opgebroken. Op het tracé van deze weg werd een uitbreiding van Sportpark Riekerhaven en een uitbreiding van het complex van de IBM gebouwd. Van de oude Sloterweg tussen Overtoomse Sluis en Sloten ontbreekt sindsdien deze schakel. Hiervoor moet worden omgereden via de Vlaardingenlaan – Aletta Jacobslaan. Het overgebleven deel van de Sloterweg ten oosten van het Aalsmeerplein heet sinds 1973 Rijnsburgstraat.
Oude Haagseweg
De Johan Huizingalaan werd ten zuiden van de Sloterweg doorgetrokken tot bij de Nieuwe Meer en van daaraf werd een nieuwe weg naar het nieuwe motel aangelegd. Deze weg kreeg in 1975 de naam Oude Haagseweg, hoewel een deel dus van de jaren zeventig dateert. Het gedeelte tussen de Geerban en de Ringvaart bleef lange tijd ongebruikt liggen. Enkele jaren geleden werd de brug over de Ringvaart opgeknapt en in gebruik genomen als busbaan. Hierdoor kunnen lijnbusdiensten in de spitsuren de files op de (nieuwe) Haagseweg omzeilen en zo binnendoor naar Schiphol rijden. Zo heeft deze brug toch weer een functie gekregen.
Spoorlijn
De spoorlijn Amsterdam – Den Haag door de Haarlemmermeerpolder is er ruim een eeuw na de eerste plannen uit 1864 alsnog gekomen. In 1978 werd het eerste gedeelte tussen Station Amsterdam Zuid en Schiphol in gebruik genomen. Tussen de Schinkel en de Schipholtunnel volgt deze spoorweg de middenberm van de Haagseweg. In 1981 kwam de verlenging naar Leiden tot stand. In 1986 werd ook de verbinding Riekerpolder – Sloterdijk – Amsterdam Centraal in gebruik genomen, waarmee de belangrijkste spoorverbinding tussen Amsterdam, Schiphol en Den Haag alsnog via Sloten is komen te lopen.
Erik Swierstra, Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp
Zie ook: De Westerpost van 21 en 28 oktober 2009.
Zie ook:
* nl.wikipedia.org/wiki/Lijst van verbindingen tussen Amsterdam en Haarlem
* www.autosnelwegen.nl/index.php/geschiedenis/4-1927-1940-de-eerste-autosnelwegen
* www.theodurenkamp.nl/artikelen-1/de-verdwenen-sloterweg
Dit artikel als pdf-bestand: Sloten en de verbinding van Amsterdam naar Den Haag.pdf