Door: Leon Bok 10 juni 2012 / 25 december 2020 – www.dodenakkers.nl
Over namen van begraafplaatsen valt veel te zeggen. Vaak zijn ze genoemd naar een heilige, de straat waar ze aan liggen of is de naam een uitdrukking van de verwachting die voor de plek geldt: Rusthof, Ter Navolging zijn daar voorbeelden van. Maar ‘Huis te Vraag’ is een vreemde eend in deze bijt.
Het is een naam die is overgebleven van een overlevering. Daar waar de weg tussen Haarlem en Amsterdam bij het veenstroompje de Schinkel kwam, zou al in de middeleeuwen een veerhuis hebben gestaan. In dat veerhuis woonde de schipper die ook een gelagkamer uitbaatte voor zijn klanten. Onder het genot van een pot bier of glas wijn was het immers beter wachten. Wie niet meer overgezet kon worden door het nachtelijk uur of door storm of ontij kon ter plekke overnachten. Hemelsbreed lag de stad Amsterdam op ongeveer drieënhalve kilometer afstand maar in die tijden en over de wegen die men toen kende, kon dat meer dan uur gaans betekenen.
Bij het veerhuis kon men zogezegd ook terecht voor inlichtingen, iets waar de uitbater van het veerhuis de aandacht op vestigde met behulp van een bord langs de weg met de tekst ’te Vraghe’ wat zoveel betekende als ‘hier kun je iets vragen’. Toen Groothertog Maximiliaan van Oostenrijk in 1486 of 1489 een bedevaart deed naar Amsterdam zou hij hier de weg hebben gevraagd. Vanaf die dag heette de herberg openlijk ‘Te Vraghe’ en kreeg het een passend uithangbord.
Het Huis te Vraag
Dit verhaal deed meer dan 150 jaar de ronde en werd telkens opnieuw en vaak ook weer heel anders verteld. Omstreeks 1618 kwam het verhaal ter ore van een Amsterdamse lakenfabrikant, die het zo’n aardig verhaal vond dat hij op het idee kwam hier op dezelfde plek aan de Schinkel een landhuis te bouwen. Het landhuis kreeg de naam ’t Huys te Vraghe. Het voorvoegsel huis was wel nodig want langs de Schinkel stond immers nog de oude herberg. In 1632 wordt het Huis ter Vraech voor het eerst officieel genoemd.
De Sloterweg waarlangs het huis lag, raakte in de loop der tijd steeds meer bebouwd. Rondom het huis, vooral langs de Schinkel, verschenen enkele boerderijen, een molen en een kleine scheepswerf. De Schinkel werd een druk bevaren waterweg en op de Nieuwe Meer werd aan visserij gedaan. Het Huis te Vraag (later ook Huis de Vraag) werd een begrip en een referentiepunt in de wijde omgeving, in handel en wandel en in het dagelijks gesprek. In koopakten van onroerend goed werd de ligging en begrenzing beschreven met betrekking tot Huis te Vraag. Het landhuis kende een lange reeks van eigenaren, die allemaal iets te maken hadden met de lakenindustrie en de katoenververij. Het landhuis werd in de loop van de negentiende eeuw zelfs gebruikt als katoenververij, maar de lakenindustrie en de katoenververij floreerden allang niet meer. De ververij in het landhuis bleek niet langer exploitabel, waarop de laatste eigenaar, een zekere heer Poort in 1890 het landhuis te slopen. Er werd niet stilgestaan bij de historische waarde van het landhuis en zo kwam er na bijna drie eeuwen een eind aan het Huis te Vraag.
Dat was wel het einde van het Huis, maar niet van de plaats en ook niet van de Naam. De Naam was sterker dan het Huis en de geschiedenis ging door.
Begraafplaats Huis te Vraag
Een jaar na de sloop van het huis kreeg aannemer Pieter Oosterhuis, de nieuwe eigenaar van het grondstuk, toestemming om hier een begraafplaats aan te leggen. Het gemeentebestuur van de gemeente Sloten, waar het gebied toen nog onder viel, had op het verzoek van Oosterhuis om een ‘bijzondere begraafplaats ‘ voor de Protestantse Gemeente Sloten en Omgeving aan te leggen, positief beslist. Oosterhuis had bij zijn aanvraag een uitvoerige beschrijving gevoegd van de inrichting van de begraafplaats. Hij had ondermeer een aula en ontvangstruimte in klassieke stijl gepland, evenals een woning voor de beheerder. Ook had Oosterhuis een opsomming bijgevoegd van de bomen en struiken die hij dacht te planten.
Waarom Oosterhuis nou juist deze plek koos voor een begraafplaats, lijkt nu wat onduidelijk maar destijds was zijn keus logisch. De hele polder tussen de Schinkel en het dorp Sloten bestond uit laagveen en daar was met enig fatsoen niet te begraven. De grond waarop Huis te Vraag had gestaan, lag echter al wat hoger, zeker nadat men het resterende puin van het gesloopte landhuis had uitgespreid. Deze gesteldheid betekende dat men minder zand nodig zou hebben voor een ophoging. Bovendien lag Huis te Vraag gunstig langs de rivier waardoor de benodigde 50.000 m3 zand vanuit Muiderberg per schip kon worden aangevoerd. Het werk aan de ophoging kon vlot worden uitgevoerd en al op 2 september 1891 kon de officiële opening plaatsvinden. De begraafplaats, die bijna drie meter was opgehoogd, werd verdeeld in zestien secties en vier klassen. Tegen het talud dat nu was ontstaan, liet Oosterhuis een aula annex beheerderswoning bouwen. In de voorste zijgevel werd de gevelsteen van het afgebroken landhuis geplaatst. Op de gevelsteen is een homo bulla te zien waarvan de bellenblazende cupido de ijdelheid der dingen symboliseert. De luchtbellen, de aardbol waarop de cupido zit alsmede de vuurpot en het water aan zijn voeten staan voor de vier elementen van het universum. Dat past goed bij de metaforische sfeer van de begraafplaats.
Voor de naam van zijn begraafplaats greep Oosterhuis terug op de oude spelling voor deze omgeving. De toen bekende namen ‘De Vraag’ en ‘Huis de Vraag’, leken Oosterhuis minder geschikt vanwege de associatie met de vragen die veel mensen hadden over de dood en de zin van het leven. Daarom noemde hij de begraafplaats ‘Protestantsche Begraafplaats te Vraag’. Oosterhuis kon veel willen, maar in de volksmond bleef men spreken over Huis te Vraag.
In bedrijf
Aan het eind van de negentiende eeuw kende Amsterdam en omgeving vooral begraafplaatsen en kerkhoven die beheerd werden door gemeenten of door de kerk. Diemen kende Rustoord, die in particuliere handen was en daarmee was Huis te Vraag de tweede particuliere begraafplaats van Amsterdam en omgeving. De begraafplaats werd een familiebedrijf en onder leiding van Oosterhuis werd de begraafplaats naar zijn believen ingericht. De begraafplaats werd buitenom beplant met bomen als populieren, schiet- en treurwilgen en op de begraafplaats zelf liet Oosterhuis bloeiende bomen en struiken als prunus, sering en jasmijn planten. Ook werden her en der coniferen geplaatst die ongedwongen konden groeien. Bij het begin van de dwarsas die toegang gaf tot de begraafplaats liet Oosterhuis twee zuilen plaatsen afkomstig van de in 1772 afgebrande schouwburg aan de Keizersgracht. De zo ontstane poort liet hij tooien met het opschrift ‘Memento Mori’.
Pieter Oosterhuis heeft niet lang kunnen genieten van zijn begraafplaats want hij stierf korte tijd later. Zijn weduwe, Catharina de Waart, nam de zaak over en na haar overlijden in 1910, werd haar zuster Elizabeth de Waart de nieuwe eigenaresse. Al in 1914 verkocht zij de begraafplaats aan buurman Johan Steenhagen. Hij beschikte over een aangrenzend stuk land en wilde de begraafplaats hier uitbreiden. Het verzoek hiertoe werd echter afgewezen omdat de begraafplaats dan te dicht bij de omringende woningen zou komen te liggen.
In 1921 werd de gemeente Sloten opgeheven en bij Amsterdam gevoegd. Hierdoor kwam de begraafplaats nu binnen de grenzen van de gemeente Amsterdam te liggen en was de gemeente gelijk twee particuliere begraafplaatsen rijker. In 1897 was namelijk ook de particuliere begraafplaats Vredenhof aangelegd langs de Haarlemmertrekvaart.
In de jaren dertig van de twintigste eeuw werd de Sloterweg tegenover Huis te Vraag bebouwd en daarmee verdween het landelijke karakter van de omgeving. Huis te Vraag was een goedlopend bedrijf waar voornamelijk familiegraven werden uitgegeven. Er werd, zoals gebruikelijk in die tijd, tot wel vijf diep begraven. Daardoor liggen hier veel meer mensen begraven dan men bij het geringe oppervlak zou vermoeden. Dat oppervlak was oorspronkelijk nog wat kleiner, want pas later is aan de zuidzijde nog een strook van ongeveer twintig meter toegevoegd. Het oppervlak bedroeg daarmee ongeveer 9.000m2, terwijl de totale grootte van het terrein bijna 2,5 hectare bedroeg. Op het kleine gebied waar begraven werd, vonden tot 1962 tussen de 12.000 en 16.000 doden hun laatste rustplaats. Hoeveel het er werkelijk zijn, zullen we nimmer weten. Het is bekend dat er tijdens de oorlog Joden en onderduikers werden begraven en ook vonden slachtoffers van de Hongerwinter hier hun laatste rustplaats. De vaak anonieme doden die men in de lange winter van 1944-1945 langs de straat vond, werden eerst naar de Zuiderkerk gebracht. Van daar uit werden ze overgebracht naar Huis te Vraag. Deze doden werden niet geregistreerd.
Na de Tweede Wereldoorlog werden de begraafactiviteiten weer opgepakt maar in 1957 bleek dat er geen grafruimte meer beschikbaar was. Toen de dochter van Steenhagen wederom geen toestemming kreeg tot uitbreiding, zag ze zich genoodzaakt de begraafplaats te verkopen aan de gemeente. De verkoopdatum was 24 september 1962. De volgende dag al werd de begraafplaats gesloten verklaard. Eenenzeventig jaar was er begraven, maar nu dreigde de teloorgang. De gemeente had de begraafplaats niet gekocht met het oog op de exploitatie, maar had de grond nodig om een afslag naar de (Oude) Haagseweg te kunnen maken. Volgens de Wet op de lijkbezorging zou de begraafplaats in september 1992 kunnen worden geruimd en bebouwd. Zover is het allemaal niet gekomen.
Gesloten begraafplaats
Omdat een begraafplaats niet zomaar gesloten kan worden, diende het beheer en het onderhoud verder opgepakt te worden. Het beheer van de begraafplaats werd daarom ondergebracht bij de toen nog bestaande Algemene Dienst Begraafplaatsen, later de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Het beheer bleek weinig om het lijf te hebben en de begraafplaats verkommerde. Er was wel een behoorlijke belangstelling voor de grond van de begraafplaats, want inmiddels had de stad Amsterdam zich al tot voorbij de begraafplaats uitgebreid.
Het feit dat de oudere graven voor 75 jaar waren uitgegeven, verhinderde al te grote plannenmakerij en langzamerhand werd het stil rond Huis te Vraag. De achteloze bezoeker kon nergens terecht voor informatie, het onderhoud werd achterwege gelaten en het hek werd met een ketting afgesloten. Bij de gemeente wist men na verloop van tijd niet eens meer dat deze begraafplaats hun eigendom was.
Het terrein werd vanaf 1987 beheerd door de Nieuwe Oosterbegraafplaats, vanaf januari 1991 door stadsdeel Amsterdam-Zuid dat in 1998 opging in het stadsdeel Oud-Zuid en in 2010 in stadsdeel Amsterdam Zuid. Nadat in 1991 een nieuwe Wet op de lijkbezorging van kracht werd, bleek dat de grafrust nog verlengd moest worden tot 2012, alvorens men kon gaan ruimen. Zover zou het echter niet komen want ondertussen is er wat bijzonders gebeurd.
Nieuw beheer met uniek gevolg
Vanaf 1987 verhuurde de gemeente de aula van de begraafplaats aan beeldend kunstenaar Leon van der Heijden en zijn vrouw Willemijn. Ze werden ook geacht op te treden als beheerders van de begraafplaats. Van der Heijden heeft vervolgens niet rigoureus de snoeischaar ter hand genomen, maar hij heeft juist een heel bijzondere sfeer weten te scheppen waarin de grafmonumenten als het ware figureren in een tuin. Door de jaren heen werd de begraafplaats steeds fraaier. Dit beeld viel ook filmmaakster Barbara den Uyl op, die hier in 1990 de begrafenisscene van haar film In naam der wet over Hans Kok, opnam. Later maakte ze hier ook de documentaire De klimop rouwt nog steeds (2007).
Op 18 februari 2008 verzocht een groep burgers de stadsdeelraad om Huis te Vraag en vier arbeiderswoningen aan het nabijgelegen Spijtellaantje aan te wijzen tot beschermd stadsgezicht. De raad besloot de verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren.
De bijzondere sfeer, ontstaan door het nieuwe beheer, trok niet alleen filmmakers aan. Zo schreef de dichter Hendrik van Teylingen (ook genaamd Sri Hayesvar Das) een bundel met 37 sonnetten over Huis te Vraag. Op de begraafplaats staat een grafsteen met daarin gegraveerd een door Van Teylingen geschreven gedicht over dit kerkhof. Na zijn overlijden in 1998 hebben zijn kinderen, zijn familie en Krishna-toegewijden zijn urn bij het monument begraven. Omdat de Wet op de lijkbezorging niets omtrent het bijzetten van asbussen op bestaande graven vermeldt, was dat een legale actie. Wellicht had men toestemming moeten vragen, maar dat is niet gebeurd.
Anno nu
Huis te Vraag vormt met zijn bijzondere uitstraling en het landelijke karakter van het erachter gelegen land een uniek gebied in Amsterdam. Van dat soort plekjes zijn er niet veel meer te vinden in de stad. Wie het hoge smeedijzeren toegangshek aan de Rijnsburgstraat doorgaat, ervaart al direct de bijzondere sfeer die rond deze plek hangt. Direct naast de ingang staat een houten huisje met veel glas. Meestal staat er een boeket bloemen in en dat is ook precies de functie van het huisje. Het is namelijk een huisje voor de bewaring van grafkransen. Bloemenkransen zijn nog steeds een vast gebruik bij een uitvaart. Met bloemen willen we onze dank aan de overledene tot uitdrukking brengen en een laatste groet. Destijds liet men de kransen niet zomaar op het graf liggen, maar konden ze tentoongespreid worden in het huisje. Iedereen kwam er langs en kon dus op de linten lezen voor wie de grafkransen waren. Zulke huisjes zullen vaker gebouwd zijn op begraafplaatsen, maar dit is de enige in zijn soort die bewaard is. Ten onrechte wordt het huisje ook wel aangewezen als een lijkenhuisje, maar dat is onmogelijk omdat het huisje veel te open is.
Verder lopend over het bestraatte pad voert de weg naar boven. Het hoogteverschil van pakweg twee meter wordt op deze wijze overbrugd. Dat het land oorspronkelijk nog veel lager lag, is aan de rechterzijde goed te zien. Op dat stuk had ooit een uitbreiding kunnen plaatsvinden, maar dat is er nooit van gekomen. Aan het eind van het pad staat rechts de aula. In de zijgevel zal de gevelsteen met de homo bulla al opgevallen zijn. De aula zelf is een lang gebouw, in drie traveeën verdeeld met grote rondbogige openingen voor de ramen en deuren. Voor de aula is nu een bordes aangebracht dat vol staat met planten, maar ooit lagen hier drie bakstenen trappen. Voor elke klasse een eigen trap en eigen ruimte in de aula.
Aan de linkerzijde openbaart zich de groene oase die de begraafplaats is geworden. Wie de plek ziet, weet dat dit een fantastische plek voor vogels en insecten is. Je voet je haast een indringer als je de onverharde smalle paden opwandelt. Deze paden volgen niet geheel meer het oorspronkelijke padenplan, maar voeren de wandelaar nu wat kris kras over de begraafplaats. Het is goed te zien dat buxushagen worden bijgeschoren en klimop ingeperkt wordt. Het is dus geen ongecontroleerde wildernis. Tussen het groen duiken her en der grafmonumenten op. Zo staat het grafmonument voor Albert Pomper (1862-1917) nog fier overeind, omzoomd door klimop. Pomper was organist van de Evangelisch Lutherse gemeente. Hoewel hij blind was, werd hij ook bekend als wiskundige, wat de geometrische symbolen en een weergave van de stelling van Pythagoras op de grafsteen verklaard. Verder zijn hier enkele Amsterdammers begraven die bekendheid hebben gekregen door hun inzet in de Eerste Wereldoorlog bij de uitwisseling van gevangen: A.M. le Cosquino de Bussy-Van der Lelie (1888-1954), of in het verzet in de Tweede Wereldoorlog sneuvelden: Michiel Ploeger (1918-1945).
Enkele grafmonumenten vallen op door hun vormgeving, zoals dat van A.M.E. Scholtz-Schwartze (1894). Haar grafmonument is opgetrokken in een Griekse klassieke stijl met in het timpaan een opgaande zon met daaronder op het monument een gebeeldhouwd portret en profil, omgeven door een bloemenkrans.
Er valt nog veel meer te zien langs de smalle paden, maar een bezoek aan Huis te Vraag is niet compleet zonder even een blik te hebben geworpen op het er achter liggende landje. De illusie van een ver verleden dringt zich hier op. Het is goed dat zulke plekjes nog te vinden zijn in Amsterdam.
Bezoeken
Huis te Vraag is te bezoeken van dinsdag tot en met vrijdag van 10 tot 17 uur en op zondag van 11 tot 14 uur zoals aangegeven op het toegangshek. Op de christelijke feestdagen zoals Pasen en Pinksteren, Hemelvaartsdag, beide Kerstdagen en Nieuwjaarsdag is de begraafplaats gesloten, terwijl ze op nationale feestdagen gewoon geopend is. De begraafplaats kent geen faciliteiten als een toilet. Vanwege het serene karakter worden honden en mobiele telefoons of andere geluidsdragers niet toegestaan. Ook fietsen moeten buiten de poort blijven.
Het adres van de begraafplaats is: Rijnsburgstraat 51, 1059 AT Amsterdam.
Literatuur
* Brekelmans, I; Ina Brekelmans tekent Huis te Vraag (2001)
* Heijden, L. van der; Huis te Vraag als wereld: leven wonen en werken, dood en begraven, Amsterdam (2007).
* Margriet de Roever & Jenny Bierenbroodspot; De Begraafplaatsen van Amsterdam, Amsterdam (2004)
Internet
* Kleine geschiedenis van Huis te Vraag
* Begraafplaats Huis te Vraag op Wikipedia
Tekst en foto’s ontleend aan: www.dodenakkers.nl/noord-holland/huis-te-vraag.html
Dit artikel is ook te lezen als pdf: Dodenakkers – Huis te Vraag (pdf)
* Huis te Vraag op de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam
Meer over Huis te Vraag op www.slotenoudosdorp.nl
* Huis te Vraag – Dat het nog bestaat
* Een naam ouder dan de doden – Begraafplaats Huis te Vraag
* Begraafplaats Huis te Vraag – Een verborgen schat
* ’t Huys te Vragh 1618-1890 – uit het Jaarboek 1975 van Amstelodamum (pdf)
Dit artikel als pdf-bestand: Huis te Vraag – Dodenakkerss.pdf
Huis te Vraag is een grote Naam met een lange geschiedenis, maar als wij dat zo zeggen, bedoelen wij de geschiedenis van de plek als grondstuk. Voor sommige historici gaat het om het Huis – van 1618 tot 1890 – en voor anderen is het de geschiedenis van de Naam, die veel ouder is en die nog steeds bestaat.
Al voor 1400 en waarschijnlijk al zolang beide plaatsen bestaan, was er een weg van Haarlem naar Amsterdam. Het was een weg met zijwegen van de ene hoeve naar de andere en omdat het allemaal nog landschap was met veel water, riet, bossen en moerassen was de kans op verdwalen niet denkbeeldig. Op ongeveer deze plaats bereikte de weg de Schinkel, een veenstroom of overloop van de Nieuwe Meer naar het IJ. Het lag voor de hand, dat hier zoiets als een veerhuis annex herberg zou ontstaan, een huisje met een bootje waar men wat te drinken kon krijgen en iets te eten. Amsterdam was nog ver weg. Ten einde klanten te werven, plaatste de herbergier een bord aan de weg met de tekst ’te vraghe’, wat zoveel betekende als ‘hier kun je iets vragen’, wij zouden zeggen ‘inlichtingen’.
Volgens het verhaal zou keizer Maximiliaan van Oostenrijk, toen nog Groothertog, in 1486 op bedevaart van Haarlem naar Amsterdam hier de weg hebben gevraagd. Vanaf die dag heette de herberg openlijk ’te Vraghe’ met uithangbord en al.
Dit verhaal deed meer dan 150 jaar de ronde, het werd telkens opnieuw en telkens anders verteld tot het omstreeks 1618 ter ore kwam van een Amsterdamse lakenfabrikant, die het zo’n aardig verhaal vond, dat hij op het idee kwam hier op dezelfde plek aan de Schinkel een landhuis te bouwen in grote stijl. Dit Huis noemde hij uiteraard ’t Huys te Vraag ofschoon de herberg, die nog steeds bestond, de reputatie had. (Vanaf 1700 schreef men Huis de Vraag, toenmalige reeds moderne spelling.)
Het Huis groeide uit tot een nederzetting; er kwamen enkele boerderijen bij, een molen en een kleine scheepswerf. De Schinkel was al een druk bevaren waterweg en op de Nieuwe Meer werd aan visserij gedaan. Huis te Vraag werd een begrip en een referentiepunt voor de wijde omgeving, in handel en wandel en in het dagelijks gesprek. In koopakten van onroerend goed werd de ligging en begrenzing beschreven met betrekking tot Huis te Vraag. Het Huis kende een lange reeks van eigenaren, die allemaal iets te maken hadden met de lakenindustrie en de katoenververij. Maar toen ging alles verloren, zoals in de gevelsteen al was voorzien. Deze zichzelf beschrijvende wereld ging verloren, de lakenindustrie en de katoenververij en daarmee het Huis.
Nadat duidelijk geworden was dat het Huis niet meer exploitabel was en het onderhoud te duur, besloot de laatste eigenaar, een zekere heer Poort de boel dan maar te sluiten en het Huis te slopen. De historische waarde van het landhuis was nooit een argument, historische waarde was toen überhaupt geen argument, er was immers nog geschiedenis genoeg. De sloop greep plaats in 1890.
Dat was wel het einde van het Huis, maar niet van de plaats en ook niet van de Naam. De Naam was sterker dan het Huis en de geschiedenis ging door. Een jaar later kreeg Pieter Oosterhuis, de nieuwe eigenaar van het grondstuk, toestemming van het gemeentebestuur van Sloten om hier een begraafplaats te beginnen. In zijn verzoek aan de Gemeente sprak hij van een ‘bijzondere begraafplaats’ voor de Protestantse Gemeente Sloten en Omgeving.
Hij liet zijn aanvraag vergezeld gaan van een uitvoerige beschrijving van hoe hij dacht de begraafplaats in te richten, met o.a. een aula en ontvangstruimte in klassieke stijl, een woning voor de beheerder en zelfs een opsomming van de bomen en struiken die hij dacht te planten. Daarbij liet hij zich eveneens inspireren door de klassieke oudheid.
Er was weliswaar nog ruimte genoeg in de omgeving en wat dat aangaat had er overal een begraafplaats aangelegd kunnen worden – als een begraafplaats tenminste een kwestie van ruimte is – maar dat was allemaal laagveen en daar kun je niet fatsoenlijk in begraven. Huis de Vraag echter, het grondstuk, was al min of meer een terp; in elk geval was het, nadat men het puin van het gesloopte landhuis had uitgespreid, een goed draagvlak voor een terp en gunstig gelegen aan de rivier, waardoor de benodigde 50.000 m3 zand vanuit Muiderberg per schip kon worden aangevoerd.
Alleen de Naam kon men niet slopen en niet zonder meer dienstbaar maken aan de nieuwe bestemming. Pieter Oosterhuis zat daar wel een beetje mee. De Vraag en zelfs Huis de Vraag, in de toenmalige spelling, als naam voor een begraafplaats deed onmiddellijk denken aan de grote Vraag naar de dood en de zin van het mensenbestaan en van die vraag had hij niet terug.
Hij dacht dat het niet goed zou zijn voor de zaak, in elk geval durfde hij het niet aan en daarom greep hij terug op de oude spelling en de toch enigszins vermakelijke anekdote van Maximiliaan van Oostenrijk. Hij liet briefpapier drukken met als hoofd ‘Protestantsche Begraafplaats te Vraag’. De officiële opening vond plaats op 24 september 1891.
Tot dan toe werden de begraafplaatsen en kerkhoven beheerd door de Gemeente of door de Kerk. Huis te Vraag, zoals de volksmond bleef zeggen, was de eerste particuliere begraafplaats van Amsterdam en waarschijnlijk de eerste in de wijde omgeving. Het was een familiebedrijf, dat wil zeggen, dat men met elkaar moest roeien met de riemen, die men had en zich moest behelpen met de voorhanden middelen en met wat men zoal op de kop kon tikken aan rekwisieten, zoals de gevelsteen uit het gesloopte landhuis en de zuilen van de zuilenpoort met architraaf.
Veel plezier heeft Pieter Oosterhuis van zijn begraafplaats niet gehad en de tuin die hij in gedachten had, heeft hij nooit mogen aanschouwen. Hij stierf korte tijd later, waarna zijn weduwe Catharina de Waart de zaak overnam en toen ook deze in 1910 kwam te overlijden, werd haar zuster Elizabeth de Waart de nieuwe eigenaresse. Dat duurde niet lang, reeds drie jaar later verkocht zij de begraafplaats en werd Johan Steenhagen de nieuwe eigenaar.
De herberg, telkens een andere herberg – en een ander gebouw – maar op dezelfde plaats en met dezelfde naam, bestond nog steeds en zou blijven bestaan tot na de 2e Wereldoorlog. Huis te Vraag was een goedlopend bedrijf van voornamelijk familiegraven, dat wil zeggen dat er drie, vier en soms zelfs tot vijf diep begraven werd en er hier dus veel meer mensen liggen begraven dan het kleine oppervlak doet vermoeden.
In 1962 waren het er ruim 16.000. In werkelijkheid zijn het er meer; tijdens de oorlog werden er Joden en onderduikers begraven en slachtoffers van de Hongerwinter, die men naakt en anoniem langs de straat vond en die vanuit de Zuiderkerk naar hier werden overgebracht. Deze doden werden natuurlijk niet geregistreerd. Maar toen, in 1962, was het ook echt vol, er kon niemand meer bij en de zaken stagneerden. De toenmalige eigenaar kreeg geen toestemming tot uitbreiding – verdere zandophoging – en zag zich genoodzaakt het grondstuk te verkopen aan de Gemeente, inclusief de begraafplaats en de doden. (verkoopdatum 24 september 1963)
Volgens de toen geldende ‘Wet op de Lijkbezorging’ zou de begraafplaats nog 30 jaar na de laatst begravene moeten blijven bestaan. De laatste begravene was Ids Koopmans, te Hindelopen geboren in 1876 en gestorven in Amsterdam in 1962. Formeel zou de begraafplaats dus in 1992 kunnen worden geruimd.
In tussentijd werd het beheer, althans de administratie, ondergebracht bij de Nieuwe Oosterbegraafplaats oftewel de Algemene Dienst Begraafplaatsen en Crematoria, een overkoepelende Dienst van de grote stad Amsterdam. Later, toen de stad werd opgedeeld in min of meer autonome stadsdelen, zou deze Dienst eveneens worden opgeheven en toen was er van overheidswege niemand meer, die zich om Huis te Vraag bekommerde. Er was weliswaar niemand meer, die zich om Huis te Vraag bekommerde als Begraafplaats, maar er was meer dan genoeg belangstelling voor de grond. Al vanaf 1914 had men plannen gesmeed en strijd geleverd om dit voordelig gelegen stukje grond, deze ’toplocatie aan de Zuidas’, in handen te krijgen.
Dat al die pogingen zijn mislukt en de begraafplaats is blijven bestaan, is op z’n minst raadselachtig.
Van: www.huistevraag.nl
Dit artikel is ook te lezen als pdf: Huis te Vraag – Dat het nog bestaat (pdf)
* Huis te Vraag op de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam
Meer over Huis te Vraag op www.slotenoudosdorp.nl
* Huis te Vraag – Dodenakkers
* Een naam ouder dan de doden – Begraafplaats Huis te Vraag
* Begraafplaats Huis te Vraag – Een verborgen schat
* ’t Huys te Vragh 1618-1890 – uit het Jaarboek 1975 van Amstelodamum (pdf)
Dit artikel als pdf-bestand: Huis te Vraag – Dat het nog bestaat.pdf
Het is inmiddels ruim drie jaar geleden dat de gemeente te horen kreeg dat de Japanse Duizendknoop ook op diverse plekken in De Oeverlanden, Sloten en elders in het landelijke gebied gespot was.
Die locaties zette de gemeente netjes op een digitale kaart, maar vervolgens volgt nog altijd geen actie. Het bestrijden van deze agressieve plant is immers heel moeilijk. Bekend is dat de gemeente – samen met knappe koppen van universiteiten – experimenteert met nieuwe bestrijdingsmethoden, maar voor de kortere termijn is daar weinig resultaat van te verwachten. Alleen al omdat het landelijke gebied van Nieuw-West zeker niet bovenaan de gemeentelijke urgentielijst prijkt. Als er al actief bestreden wordt, dan begint men op plekken waar de agressieve wortels van de Duizendknoop kades en asfalt bedreigen.
Ook op tracé geplande tijdelijke fietspad Sportpark Sloten
De werkgroep Sloten van de Dorpsraad maakt zich grote zorgen over deze ontwikkeling. De invasieve exoot verspreidt zich exponentieel snel. Op onverklaarbare wijze duikt hij nu ook steeds vaker in privé-tuinen op. De zorgen van de werkgroep richten zich nu ook op de aanleg van dat op deze website al eerder fel bekritiseerde tijdelijke fietspad, dat de afdeling Sport wil aanleggen in de Hoofdgroenstructuur op Sportpark Sloten. Onderzoek ter plaatse toont namelijk aan dat de Japanse Duizendknoop inmiddels ook woekert in de bosstrook waar dat fietspad zou moeten komen. Wie denkt “Maar dat is toch handig? Dan kan de gemeente bij de aanleg van dat fietspad meteen de Duizendknoop verwijderen?” heeft het mis.
Aanleg fietspad bevordert verspreiding
Een schouwer van de gemeente, die hier liever niet met naam wordt vermeld, vertelde de redactie dat aannemers die in opdracht van de gemeente elders in dfe stad de Japanse Duizendknoop verwijderen, de situatie meestal alleen maar verergeren: “Bestrijding lukt alleen maar als onder professionele begeleiding álle wortels volledig worden uitgegraven. Je moet álles meepakken en er mag millimeter wortel of stengel achterblijven. Als alles compleet is verwijderd, is het van groot belang dat je heel precies bent met het afvoeren van wortels, stengels, bloemen, zaden etc. Die moeten meteen luchtdicht worden verpakt en daarna worden verbrand. Dit afval mag dus zéker niet bij ‘groenafval’ terechtkomen. De plant verspreidt zich niet alleen via wortel en stengel, maar ook door de lucht!”
Naast de vele andere zorgen over dat tijdelijke fietspad in het sportpark, is er nu dus een serieus argument om af te zien van de aanleg bijgekomen. Als een aannemer dat tijdelijke fietspad gaat aanleggen, dan is de bestrijding van de Duizendknoop geen hoofdtaak voor het bedrijf. Wortels zullen dus worden doorsneden, waardoor de groei en verspreiding alleen maar zullen versnellen. Bovendien is de kans groot dat bij de grondwerkzaamheden (bijvoorbeeld voor de aanleg van de verlichting) grond verplaatst gaat worden. Dat is bijna een uitnodiging voor de woekerplant om zich ‘fijn’ op veel nieuwe plekken te vestigen…
Japanse Bladvlo als wapen
Naast het volledig uitgraven van de plant en heel zorgvuldig afvoeren gaat de Japanse Bladvlo misschien uitkomst bieden. Deze – eveneens geïmporteerde – luis eet graag jonge scheuten van de Japanse Duizendknoop. Na een eerste test zijn wetenschappers positief over het gedrag van deze exotische luis. Hun voorlopige conclusie: “Ze houden alleen van nieuwe scheuten van de Duizendschoon en niet van andere planten in de Nederlandse natuur.” Andere experts zijn daarentegen erg bezorgd omdat ze het wel “een eng idee” vinden om nóg een exoot hier in de Nederlandse natuur zomaar vrij te laten: “Je weet niet wat die beestjes op de langere termijn allemaal teweeg gaat brengen. Als ze eenmaal vrij in de Nederlandse natuur zijn vrijgelaten, raken we ze nooit meer kwijt…” De meeste wetenschappers lijken er echter van overtuigd dat deze bladvlo écht alleen maar van Japanse Duizendknoop houdt. Vandaar dat men nu toch al bezig is om deze exotische luis uit te zetten en zich te laten vermenigvuldigen. Zo zullen de luizen op steeds meer plekken in de stad aan het werk worden gezet. En ook het landelijke gebied komt dan zeker aan de beurt.
Uitputting van de plant
Het opeten van de jonge scheuten van de Duizendknoop moet ertoe leiden dat de plant uitgeput raakt en uiteindelijk afsterft. Als dat lukt, is het in ieder geval een zaak van lange adem. Experts gaan ervan uit dat dit zeker tien jaar zal duren. Wie deze exoot in zijn tuin heeft staan en niet werkeloos wil toezien hoe zijn hele tuin door deze plant wordt overgenomen, kan het beste aan de slag door (vooralsnog) zelf ‘voor bladvlo te gaan spelen’. Verwijder telkens opnieuw de jonge scheuten van de plant. Stop alles wat u snoeide meteen en intact in een vuilniszak (niet eerst op de aarde leggen en geen kleine stukjes stengel over het hoofd zien). Sluit de zak hermetisch af en stop hem zo snel mogelijk in de afvalcontainer. Niet in een vuilniszak op straat zetten, omdat vogels de zakken dan kunnen openpikken. Een open vuilniszak kan al voldoende zijn om de plant op nieuwe plekken te laten kiemen. Maak uw handschoenen na het werk goed schoon. Voor degenen die zelf de bestrijding van deze plant ter hand willen nemen biedt de gemeente na de zomer een online cursus aan. Meer weten? Klik hier.
Registratie
Ook al valt daar op straat verder weinig van te merken, de gemeente laat weten het probleem ‘Japanse Duizendknoop’ zeker wel serieus te nemen. Er wordt nu zelfs geëxperimenteerd met twee andere bestrijdingsmethoden: verhitting van de grond en elektrocutie. Het is nog onduidelijk of dit (op termijn) de beste resultaten biedt…
Het is in ieder geval van belang dat op de digitale kaart van de gemeente alle locaties vermeld staan waar deze exoot groeit. Als u wilt controleren of de kaart compleet is, klik dan hier.
Tamar Frankfurther; 6 augustus 2021.
Naar verwachting wordt het dat weekend (11 en 12 september 2021) feestelijk druk op het dorp Sloten. Er zijn doorlopend rondleidingen en verschillende monumenten zijn geopend.
Ter voorbereiding daarop kunt u nu al de folder met een fietsroute van de begraafplaats Sint Barbara (Sloterdijk) naar de Akermolen (aan de Ringvaart) gratis ophalen bij het Politiebureautje of downloaden via deze link. Dit jaar staan de buitengebieden centraal. En dan in het bijzonder de delen van Amsterdam, die dit jaar precies honderd jaar geleden zijn geannexeerd door de hoofdstad. Bureau Monumenten en Archeologie verwoordt dat net even anders…
Buiten Buurten centraal
“Tijdens Open Monumentendag Amsterdam vieren we dit jaar dat de stad precies 100 jaar geleden vier keer zo groot werd en het bevolkingsaantal in één keer toenam met 36.000 nieuwe Amsterdammers. Aanleiding van deze stadsuitbreiding was de sterke economische groei in de negentiende eeuw. Hierdoor groeide ook het inwonersaantal van Amsterdam, dat zorgde voor een groot gebrek aan woonruimte. Als oplossing voor dit probleem, werden in 1921 vijf buurgemeentes ingelijfd door Amsterdam: Buiksloot, Nieuwendam, Ransdorp, Sloten, Watergraafsmeer en een groot gedeelte van Nieuwer-Amstel. Tijdens de 35e editie van Open Monumentendag Amsterdam wijken we af van het centrum en ligt de focus op de geannexeerde gemeentes, de ‘Buiten Buurten’.”
Nog drie andere interessante routes
Het is natuurlijk ook leuk om de ándere geannexeerde gebieden op de fiets te gaan verkennen en om te ontdekken wat daar nog zichtbaar is uit de tijd van vóór de annexaties. Deze routes kunt u downloaden via deze links:
Sloten-vlag uit
Uiteraard volgt begin september meer informatie over de verschillende openstellingen en activiteiten dat weekend op Sloten. De organisatie vraagt dan in ieder geval aan alle Slotenaren om op 11 en 12 september hun Sloten-vlaggen uit te hangen. Mocht u altijd al van plan zijn er eentje aan te schaffen, maar kwam dat er telkens maar niet van… Doe het nu! De vlaggen zijn voor 25 euro te koop in het Politiebureautje.
Tamar Frankfurther; 6 augustus 2021.
Zie ook: Buurtroute Sloten
Het had nogal wat voeten in de aarde om de loodzware brandspuit en het bijhorende gammele dakje te verhuizen van de Molen van Sloten naar Tuinpark V.A.T. aan de Lies Bakhuyzenlaan. Na een ochtend hard werken was alles over en was het terras in de molentuin ook weer netjes hersteld.
Om de brandspuit te kunnen verhuizen, heeft de Klusgroep eerst voor het linker wiel een tijdelijke ronde steunplaat gemaakt. Dit wiel is zo rot, dat anders het nooit de zware last van de pomp zou kunnen dragen. Een voorwaarde om het apparaat veilig en verantwoord te kunnen verplaatsen.
Veel informatie op de zijkanten van de spuit
Sloten had tot 1972 een eigen ‘vrijwillig brandweercorps‘, al was dat sinds de oorlog vooral ‘voor de show’. De spuit stond klaar in het schuurtje achter het adres Sloterweg 1277 midden op het dorp. Handig, want centraal en pal achter het huis van brandmeester Gerrit van der Puij.
De handspuit werd in 1880 in opdracht van ‘Koninklijke Magazijnen van Werktuigen’ geproduceerd. Zo valt te lezen op de zijkant. Daaronder staat dat de spuit is verhandeld door de toenmalige Handelmaatschappij ‘Landré & Glinderman’. Een eenvoudige zoekopdracht openbaarde meteen dat dit bedrijf, tegenwoordig met de ingekorte naam ‘Landré’ nog steeds bestaat. Mooi hoe verleden en heden elkaar dan begroeten. Al verhandelt Landré tegenwoordig 3D-printers… Op die zijkant staat ook met grote letters: “Waterkant”. Een duidelijke instructie voor het gebruik: aan die kant dus de slang in de sloot, pompen en spuiten maar.
Van Dorpshuis via de Molen van Sloten naar de V.A.T.
Deze brandspuit heeft al diverse woonadressen op Sloten gehad: Na zijn onderkomen in het hierboven vermelde schuurtje, stond hij jaren in de hal van het Dorpshuis, maar dat was om brand technische redenen eigenlijk niet zo verantwoord. Toen de Molen van Sloten openging, kreeg hij daarom daar meteen in 1991 een plek in de tuin. Sinds kort heeft de molen de helft van zijn tuin verhuurd aan de Democratische school en daarom was er geen ruimte meer voor dit bijzondere, maar toch wel omvangrijke, apparaat.
Dank aan Molen en V.A.T.
Tuinpark V.A.T. krijgt de brandspuit in bruikleen van de werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp. De werkgroep is erg blij met deze nieuwe woonplaats voor de pomp met wagen: “Wij bedanken de Molen-vrijwilligers die de spuit dertig jaar beheerd hebben en een veilig onderkomen boden. Het is geweldig dat de V.A.T. de brandspuit net zo liefdevol heeft ontvangen en gaat verzorgen. Als de brandspuit in de loop van volgend jaar is opgeknapt en zijn plek links naast de ingang van het park heeft gekregen, dan heeft Sloten er weer een nieuwe attractie bij. Een prachtige cultuurhistorische verrijking voor het toch al zo mooie dorp.”
Kom kijken op 11 en 12 september
Maar, voor die tijd kunt u vanaf nu de brandspuit dus al komen bewonderen. Tijdens het Open Monumentenweekend op 11 en 12 september 2021 krijgt de spuit uiteraard speciale aandacht. Daarna moeten we hem even missen.
Tamar Frankfurther; 31 juli 2021.
De Buurtgroep Oud Osdorp stapt naar de rechter in de hoop te voorkomen dat er gebouwd wordt op de Oude Begraafplaats langs de Osdorperweg.
De Buurtgroep: “Het is volstrekt onbegrijpelijk waarom de gemeente zijn eigen democratisch tot stand gekomen bestemmingsplan niet naleeft. Daarmee kiest de gemeente de zijde van de projectontwikkelaar en niet van ons aller algemeen belang. De gemeente gaat inhoudelijk niet in op onze bezwaren. Wij begrijpen hier niets van.”
Precedentwerking
Als dit bouwplan wordt goedgekeurd, zet dit de deur wagenwijd open voor andere projectontwikkelaars om nu nog open percelen langs de Osdorperweg vol te bouwen. Dat is het begin van het einde van de cultuurhistorische waarden van Oud Osdorp. “Het gaat hier dus om een heel principiële en belangrijke zaak”, aldus de Buurtgroep. Lees verder…
In beroep tegen woningbouw op Oude Begraafplaats Oud Osdorp
In april 2021 berichtten we dat de gemeente wilde meewerken aan de bouw van twee woningen op het terrein van de Oude Begraafplaats, in het hart van Oud Osdorp. Buurtbewoners, verenigd in de Buurtgroep Oud Osdorp, hebben zich hiertegen vanaf het begin verzet.
Door zienswijzen in te dienen en door hierover in gesprek te gaan met portefeuillehouder Ronald Mauer. Het heeft niet geholpen. Op 16 juni 2021 heeft de gemeente toch een Omgevingsvergunning verleend voor woningbouw aan de Parochie Halfweg, de eigenaar van de grond.
Beroep ingesteld bij de rechtbank
De buurtgroep Oud Osdorp heeft nu beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. Daarmee trekt de buurtgroep gelijk op met de eigenaren van de historische graftombe op de begraafplaats, die ook geen woningbouw rond hun familiegraven wensen. Wij stellen beroep in omdat de gemeente nog altijd geen inhoudelijke reacties heeft gegeven op onze belangrijkste bezwaren waarom volgens ons op die plek niet gebouwd mag worden.
Precedentwerking voor hele Osdorperweg
Het is van groot belang om dit bouwproject tegen te houden. Het toestaan van deze bebouwing heeft namelijk waarschijnlijk ‘precedentwerking’ voor alle kavels langs de Osdorperweg. Die kavels zijn nu nog beschermd dat daar niet gebouwd mag worden, omdat het vrije zicht op het groene achterland intact moet blijven. Als bebouwing op de Oude Begraafplaats wordt toegestaan, dan betekent dat dat de kans groot is dat grondeigenaren van andere open plekken langs de Osdorperweg ook hun percelen mogen volbouwen.
Gemeente als lakei van de projectontwikkelaar
Volgens het bestemmingsplan heeft dit open gebied de bestemming ‘recreatie’. Dus is woningbouw verboden. De gemeente had daarom de vergunningaanvraag gemakkelijk kunnen afwijzen. Maar vanaf het begin in 2018 heeft de gemeente alles gedaan om de Parochie uit Halfweg, die daar wil bouwen om de grond te gelde te maken, ter wille te zijn. In de vergunning staat letterlijk dat “het (financieel) belang van de Parochie zwaarder weegt dan de belangen van omwonenden”. Volgens de wet mag een andere bestemming alleen worden toegestaan, als er sprake is van “zware maatschappelijke belangen”. De gemeente doet geen enkele moeite om aan te geven wat in dit geval die maatschappelijke belangen zijn. Logisch, want volgens hen zijn die er blijkbaar niet.
Gemeente zet sluis open voor nieuwe woningbouwplannen
De gemeente gebruikt in de vergunning als argumenten, dat de voorgestelde woningen passen in de bestaande lintbebouwing en dat naast de woningen doorzicht blijft op het achterliggende polderland. De Buurtgroep constateert dat deze argumenten helemaal niet van toepassing zijn op deze locatie. De gemeente argumenteert omslachtig dat iedere plek weer zijn eigen afweging vraagt. Maar aan de hand van dit voorbeeld kunnen andere projectontwikkelaars bij toekomstige projecten ook hun kavels gaan volbouwen. Dat gaat dan door totdat het bouwlint langs de Osdorperweg helemaal is volgebouwd. Dan zijn de prachtige doorzichten naar het achterland allemaal verdwenen. Een funeste ontwikkeling, die de rechtbank hopelijk gaat voorkomen.
Zichthinder van 9 meter hoge huizen
In het beroepschrift van de Buurtgroep staan ook nog andere argumenten waarom de woningbouw niet mag doorgaan. Zoals net doen alsof zichthinder door negen meter hoge huizen – in de toekomst met begroeiing en tuinschuren – gelijk zou zijn aan de zichthinder door volkstuinen met tuinschuurtjes. En het wegredeneren van het historische en cultuurhistorische belang van de begraafplaats, de graftombe en het omliggende polderlandschap.
Wij hopen op een vernietiging van de Omgevingsvergunning. Zodat de Osdorperweg, en in het bijzonder de kern van Oud Osdorp, de weinige landschappelijke waarden die er nog zijn kunnen behouden. Er is immers de afgelopen twintig jaar al te veel vernield.
Frans van der Woerd, namens de Buurtgroep Oud Osdorp; juli 2021.
Nabij het dorp Sloten ligt een aantal viaducten waarmee de Nieuwe Haagseweg, de autosnelweg A4 van Amsterdam naar Den Haag, en de Schipholspoorlijn over kruisende wateren en wegen gaan.
Deze viaducten worden gedragen door een groot aantal betonnen kolommen. Diverse kunstenaars, maar ook knoeiers, hebben hun sporen op de kolommen achtergelaten. Naast prutswerk zijn er ook een aantal mooie juweeltjes aan schilderwerk te ontdekken. Dit artikel beschrijft enkele hiervan.
De aanleiding hiertoe waren twee berichten in de Nieuwsbrieven Sloten-Oud Osdorp van 7 en 21 april 2021 die hieraan waren gewijd. Zie: Nieuwsbrief Sloten-Oud Osdorp – 7 april 2021 en: Nieuwsbrief Sloten-Oud Osdorp – 21 april 2021.
In het eerste bericht werd bij een foto van een beer en een jongen de vraag gesteld of deze van de mysterieuze kunstenaar Banksy zou zijn. In het tweede bericht, op 21 april, kwam hierop een antwoord dat dit niet het geval was en dat de schildering van de gemaakt was door ‘Pipsqueak was here’. Dit tweekoppige kunstenaarscollectief koos voor deze naam, omdat “we klein, onbeduidend, maar toch luid en aanmatigend zijn en omdat we met onze kleine stemmen tóch gehoord willen worden. Zo vragen we op onze eigen eigenaardige manier aandacht voor alle grote en kleine zaken van het leven.”
Naar aanleiding hiervan ben ik op 21 april zelf gaan kijken wat er te zien was en langs alle viaducten en kolommen gefietst tussen de Ringvaart van de Haarlemmermeer en het knooppunt Nieuwe Meer in de Riekerpolder. Dit betrof ook de viaducten over de Anderlechtlaan en de Johan Huizingalaan / Oude Haagseweg. Niet alleen de reeds getoonde schilderingen van ‘Pipsqueak was here’ waren te zien, maar ook nog diverse andere van dit duo, maar ook schilderingen van diverse andere makers. Hieronder enkele foto’s gemaakt tijdens mijn fiets- en ontdekkingstocht.
Sommige afbeeldingen komen ook voor op de website www.pipsqueakwashere.com.
Deze bevinden zich op kolommen aan de Amsterdamse kant van de Ringvaart. Daarnaast is er een schildering van dezelfde maker te vinden op een kolom aan de Johan Huizingalaan.
Vooral kolommen van de viaducten over de Ringvaart dragen flink wat schilderingen van diverse kunstenaars. Van de sommige is mij niet bekend wie de maker(s) is / zijn, maar er zijn duidelijk verschillende stijlen te herkennen.
Op de kolommen van de viaducten over de Anderlechtlaan zijn ook enkele schilderingen van onbekende herkomst aan te treffen, ook de viaducten over de Johan Huizingalaan dragen enkele schilderingen, maar de meeste kolommen zijn hier nog onbeschilderd.
Ten slotte is er nog de oude overbrugging van de Oude Haagseweg over de Ringvaart. Ook hier zijn aan de Amsterdamse kant enkele schilderingen aan te treffen. Dit betreft een ‘groepsportret’ van apen en daartegenover een gekleurd vlak in een diagonaal verdeeld in rood-wet en zwart-wit.
Zo blijkt de omgeving van Sloten toch over een aardige collectie ‘viaductkunst’ te beschikken. Leuk voor een ontdekkingstocht.
Heeft iemand meer informatie over deze schilderingen? Wie weet er meer van? Reacties aan: eriksw@wxs.nl
Tekst en foto’s: Erik Swierstra; april-mei 2021.
(N.B. Door op de afbeelding te klikken kan een vergrote weergave worden getoond.)
Viaducten over de Ringvaart van de Haarlemmermeer, zijde Amsterdam
Brug in de Oude Haagseweg over de Ringvaart van de Haarlemmermeer, zijde Amsterdam
Nieuwe Oude Haagsebrug over de Ringvaart van de Haarlemmermeer, zijde Amsterdam
Vanaf januari 2024 werd de Oude Haagsebrug gesloopt en vervangen door nieuwbouw. In augustus 2024 verschenen onder deze nieuwe brug ook weer wandkunstwerken van Pipsqueak en van Jan van der Ploeg als herinnering aan de eerdere kunstwerken.
Viaducten over de Anderlechtlaan, westzijde
Viaducten over de Johan Huizingalaan, westzijde
Foto’s: Erik Swierstra, 21 april 2021.
De afgelopen weken kijken we onze ogen uit als we vanaf de Plesmanlaan richting dorp Sloten fietsen en in de omgeving van Sloten wandelen. De bermen langs de paden staan uitbundig in bloei en vooral hommels en bijen zweven van plant tot plant.
Er bloeit van alles: Klaprozen, Korenbloemen, Cichorei, diverse soorten Boterbloemen en Klaver. Wat een weelde ten opzichte van het vorige jaar.
Het voelt vooral goed aan, omdat we ook weten dat veel verschillende soorten beplanting een voorwaarde is voor een rijk insectenleven. En wel omdat veel insecten er afhankelijk van zijn. Het biedt beschutting tegen belagers (vogels). Het blad van veel planten is voedsel voor o.a. rupsen, sprinkhanen. De nectar van bloemen is van levensbelang voor zweefvliegen, bijen en vlinders. En deze vliegende bezoekers zorgen weer voor bevruchting van veel planten, waaronder allerlei fruitbomen, die ons van voedsel voorzien. Veel insecten betekent vervolgens ook een rijk vogelleven.
Als ‘Vlindergroep Sloten’ zijn we hier blij mee. Dit is ook de reden, dat we ongeveer om de twee weken een ‘rondje Sloten’ maken, om daarin vast te stellen hoe de bermen gemaaid worden. Het resultaat zetten we in een overzicht, zodat we een totaalbeeld van het beheer krijgen.
Maaien op zich is niet verkeerd voor bloemrijk grasland. Dit moet echter met beleid gebeuren. Aandachtspunten zijn onder andere: niet vaker dan twee x per jaar maaien, de eerste keer maaien na 1 juli en dan ongeveer de helft van de begroeiing laten staan, de tweede keer een ander deel maaien en steeds het maaisel na enkele dagen verwijderen. Zo ontstaat er een voedselarme bodem, waar bloemrijke kruiden het best op groeien.
Inmiddels hebben we begrepen dat deze werkwijze ook past in het beleid van de gemeente Amsterdam die het groen in de wijken wil versterken. We hopen dat deze trend zich de komende jaren verder doorzet, zodat er mooie groene en gezonde wijken ontstaan, waar we dan ook veel vlinders hopen te ontdekken.
Namens de Vlindergroep Sloten, Anne Nicolai; 20 juli 2021.
Het was altijd al een doorn in het oog van velen dat de registratie van Schiphol-overlast werd uitgevoerd door partijen die niet onafhankelijk waren. Als door een slager die zijn eigen vlees keurt…
Een groep omwonenden van Schiphol is daarom samen met diverse maatschappelijke en bewonersorganisaties een eigen website begonnen: “Meld vliegherrie!” Iedereen kan zoveel meldingen indienen als hij wil, maar het is wel van belang om eerst een account aan te maken.
Alle klachten over Schiphol, in de breedste zin, zijn hier welkom. Het hoeft dus niet alleen over geluidsoverlast te gaan, maar kan ook over stankoverlast (van kerosine), veiligheidszorgen of andere milieu- gerelateerde onderwerpen gaan. Alle geregistreerde klachten blijven openbaar en voor iedereen opvraagbaar. Via deze link kunt u een account aanmaken op deze website
Openbaar en transparant
Deze website is voor en door omwonenden van Schiphol. De initiatiefnemers: “Onze site is een aanvulling op de reguliere sites voor klachten over vliegverkeer, die worden beheerd door de luchtvaartindustrie zelf of door overheidsorganen die weinig prioriteit geven aan de meldingen. ‘Meld vlieghinder!’ functioneert als toegangspoort voor wetenschappers en journalisten naar de persoonlijke verhalen van melders.
Op deze site telt iedere melding, al maakt u vijfduizend meldingen in een jaar. Alle meldingen zijn openbaar toegankelijk – uiteraard zonder de NAW-gegevens van de melders. Eén voorwaarde: geen schuttingtaal of enge ziektes in uw meldingen. Wij zijn geen experts en wij beantwoorden dus geen vragen over vliegtuigoverlast. Wij inventariseren alleen en publiceren iedere week een nieuwe landkaart waarop alle meldingen te zien zijn.” Deze site is een gezamenlijk initiatief van diverse maatschappelijke organisaties en bewonersplatforms rond Schiphol.
Tamar Frankfurther; 23 juli 2021.
Het landelijke gebied is sloot-rijk. Verschillende mensen zagen in de afgelopen periode dode vissen in de sloten drijven. Zij meldden dit aan de gemeente en aan Waternet.
Waternet laat weten dat er inderdaad sinds half mei sprake is van een hogere vissterfte dan gebruikelijk.
Polders van Oud Osdorp
Waternet: “Vooral in de Lutkemeerpolder en Osdorper Binnenpolder is sprake van een enorme sterfte. Samen met de Amsterdamse Hengelsportvereniging hebben we gezocht we naar de oorzaak van deze opvallende vissterfte die alleen karpers treft. Deze karpers overleden aan een specifiek karpervirus met de naam ‘Carp Edema Virus’. Het is niet makkelijk om maatregelen te nemen om dit te bestrijden. Wel proberen we verspreiding van dit virus zoveel mogelijk te voorkomen.
Bij hogere watertemperaturen groeit het virus minder goed, dus hopelijk helpt het warmere weer mee om deze vissterfte te beperken. De dode karpers worden door ons verwijderd. Het virus is niet schadelijk voor de mens. Toch is het verwijderen van de dode karpers erg belangrijk om het ontstaan van ziektes te voorkomen, zoals Botulisme.”
Meld dode vissen en dichtgeslibde sloten
Naast de sterfte van karpers kreeg Waternet ook meldingen over vissterfte van brasem, voorn en andere soorten. Daarover meldt het waterschap: “Het is normaal dat er in het voorjaar tijdens de paaiperiode vissterfte optreedt. Dit jaar is de vissterfte hoger dan gebruikelijk. Dit komt vermoedelijk door het koude voorjaar. Hierdoor zijn vissen in een slechtere conditie, waardoor ze gevoelig zijn voor ziektes. Tijdens de stressvolle paaiperiode neemt hun weerstand nog verder af en dat kan dan tot hun dood leiden.”
Het waterschap en de gemeente vragen aan iedereen die dode vissen ziet drijven, dit gemeente dit vooral te melden. Deze worden dan verwijderd. Ook dichtgeslibde sloten dragen niet bij aan het welzijn van vissen. Via bovenstaande link kunt u ook melden wanneer bepaalde sloten hoognodig toe zijn aan een baggerbeurt.
Tamar Frankfurther, 23 juli 2021.