Algemeen

Belangrijkste brug in De Oeverlanden voor onbepaalde tijd dicht?

Onverwacht werden de bezoekers aan Natuurgebied ‘De Oeverlanden’ en de eigenaar van restaurant Aquarius begin augustus 2022 – nog midden in het vakantieseizoen – geconfronteerd met een afgesloten brug.

Het gaat om de cruciale verbindingsbrug die direct toegang verleent aan het strandje, de pont en Aquarius bij de Nieuwe Meer. Bestuurslid van de vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’, Nico Jansen deed uiteraard navraag bij de gemeente.

Hoe kan de gemeente aan de ene kant streven naar een betere toegankelijkheid van De Oeverlanden en tegelijkertijd zeggen dat de allerbelangrijkste toegangsbrug voor onbepaalde tijd wordt afgesloten? Foto: Erik Swierstra.

Rot in de brugpijlers
Nico: “We kregen pas wat te horen toen wij zelf navraag gingen doen bij de gemeente waarom deze belangrijke toegangsbrug nog altijd is afgesloten. Men zei toen dat tijdens de geplande renovatie van de brugrelingen ontdekt was dat er rot zit in de bovenliggers van de pijlers waarop het brugdek rust. Meteen werd ook medegedeeld dat het werk dat oorspronkelijk slechts enkele dagen in beslag zou nemen nu een onbepaalde tijd gaat duren.”

Snel herstellen of vervangende brug
“De vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’ en de heer Banshi van Aquarius vinden dat niet acceptabel. We hebben daarom aan de gemeente gevraagd om de brug snel te herstellen of – als het niet anders kan – een tijdelijke brug neer te leggen. Zo’n brug lag hier kortgeleden ook tijdens de werkzaamheden aan de Oude Haagseweg en dat zou dus nu ook moeten lukken”, zo laat Nico weten.

De gedeeltelijk gedemonteerde brug, met op de voorgrond de door houtrot aangeaste pijlers. Foto: Erik Swierstra.

Herstel kan snel en brug wat breder
Diverse handige vrijwilligers van De Oeverlanden zijn eens naar de brug gaan kijken. Zij zijn van mening dat het helemaal niet zo ingewikkeld is om deze brug te repareren: “Wij denken dat deze klus in een paar weken geklaard kan worden: Je kunt op basis van de bestaande drie pijlers, die elk uit twee palen van liefst 45 bij 45 centimeter bestaan, prima met nieuwe bovenliggers een betere brug maken. Door de pijlers iets in te korten waardoor het rot verdwijnt kan meteen een makkelijker overbrugging van het hoogteverschil gerealiseerd worden.

En als het aan ons ligt, zouden we graag zien dat de nieuwe brug meteen verbreed wordt naar drie meter. De toegenomen drukte kan dan beter en veiliger worden verwerkt. En het recreatiedeel van De Oeverlanden krijgt meteen een betere toegang voor de hulpdiensten. Allemaal punten waar de gemeente ook achter zou moeten staan. Een wat bredere brug zou ook prettig zijn voor de bevoorrading van Aquarius.”

Tamar Frankfurther; 8 september 2022.

Oud Osdorper Leo Barlag (90) overleden

Op 24 augustus 2022 overleed Leo Barlag op 90-jarige leeftijd. Geboren op 17 oktober 1931 groeide hij op aan de Osdorperweg.

Twee gebeurtenissen tekenden zijn leven: de dood van zijn vader toen hij 7 jaar was en de Tweede Wereldoorlog.

Leo Barlag (1931-2022).

Werkzaam in het groen
Door de oorlog ging hij niet veel naar school en op jonge leeftijd ging hij aan het werk op de tuinderij van zijn vader aan de Raasdorperweg. Als 27-jarige trad hij in dienst bij de plantsoenendienst van de gemeente Amsterdam. Leo volgde een driejarige avondopleiding en werd voorman-hovenier aan de Piet Wiedijkstraat in Osdorp. In die jaren legde hij groen aan in Nieuw-West.

Noodwoning aan Osdorperweg
Inmiddels was hij in 1955 getrouwd met Marietje Steen met wie hij een ‘noodwoning’ betrok aan de Osdorperweg. De noodwoning bestond uit een oude directiekeet die hij in Amstelveen gekocht had. Hij plaatste deze op een stukje land aan de Osdorperweg 803. Leo timmerde er regelmatig een stuk aan als er een kind op komst was.

Accordeon
Leo speelde zijn hele leven accordeon. Hij was lid van Accordia, maar omdat die ’s zomers vakantie namen, richtte hij een eigen accordeonclub op, ‘de Vakantiespelers’. Ook zijn vrouw was hiervan lid. De Vakantiespelers traden op in veel bejaardenhuizen in en om Amsterdam.

Bijzondere herinneringen vastgelegd
Leo is altijd nauw betrokken geweest bij het gebied van Oud Osdorp. Zo verrichtte hij destijds de jaarlijkse tuinkeuringen. In 2013 deed hij mee aan het interviewproject van de werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp. Zijn film waarin hij herinneringen ophaalt uit zijn lange leven kreeg een plek op de website van Geheugen van West. In dit interview spreekt hij onder andere over het uitvenen van de polder De Eendracht in de jaren dertig en de periode van de Tweede Wereldoorlog. Het interview is te zien via deze link.

Groot gezin
Leo en Marietje kregen 6 kinderen. Hun gezin bestond uit 18 kleinkinderen en 8 achterkleinkinderen. Sinds eind 2009 woonden Leo en Marietje in een seniorenappartement aan de Mientekade in Halfweg met uitzicht op het landelijke gebied waar zij hun hele leven hebben doorgebracht. In 2016 verhuisde hij met zijn vrouw naar verzorgingshuis Eigen Haard in Zwanenburg, alwaar Marietje na 6 weken overleed.

Op 29 augustus kreeg Leo na een afscheidsdienst zijn laatste rustplaats bij zijn vrouw op het R.K.-kerkhof in Halfweg.

Op een bankje in de hemel

Zitten zij samen, zij aan zij

Als engelen weer samen

Hun leven was voorbij

Heel even was er een scheiding

Met veel pijn in het hart

Maar in de hemel weer bij elkaar

Niet ieder apart

De handen ineen gestrengeld

Een zachte, diepe zucht

Zo zitten zij daar samen

Op dat bankje in de lucht

Theo Durenkamp; 5 september 2022.

Uniek Slotens rijdend erfgoed (1929) van Van Waveren Transport

Af en toe zie je, maar vooral hoor je, de oude vrachtwagen van Es van Waveren van Van Waveren Transport aan de Sloterweg door Sloten tuffen. Het is een A-Ford uit 1929. Dus bijna honderd jaar oud. Tijd voor een nadere kennismaking.

Es van Waveren vertelt: “Hoewel het lijkt alsof dit onze eerste vrachtwagen is, hebben we deze A-Ford pas tien jaar in ons bezit. Eén van onze medewerkers zag hem op internet te koop staan. Op de deur vonden we een plaatje met daarop firma Van der Puij, Amsterdam-Sloten. Toen was het besluit om deze vrachtwagen te kopen snel genomen.”

Slotens rollend erfgoed: Es van Waveren bij zijn A-Ford uit 1929. Foto: Geert Verweij.

Er waren vroeger veel bedrijven op het dorp Sloten. Onder andere Ford-dealer Garage P. Kok en het Carrosseriebedrijf van P. Van der Puij. Es van Waveren, die sinds 1994 weer vlak bij zijn geboortehuis aan de Sloterweg woont, kwam een oude A-Ford uit 1929 op het spoor.

Wat bleek? Die is gemaakt door beide Slotense autobedrijven. De basis komt van Kok en de carosserie van Van der Puij. Op de oude vrachtwagen zat zelfs nog een bordje van het Slotense carrosseriebedrijf van Piet (vader van Gerrit) van der Puij. Het rijdend erfgoed werd vervolgens liefdevol opgeknapt en tijdens het Open Monumentenweekend reed Es trots door het dorp.

Koetswerk van Slotense Van der Puij
“In 1929 was het gebruikelijk dat men een chassis kocht. Daarna werd dit door een carrosseriebouwer van een koetswerk voorzien”, zo legt Es van Waveren uit. “De cabine en laadbak zijn door Van der Puij in Sloten gemaakt. Het is dus een echte Slotense Ford, zeg maar: Slotens rijdend erfgoed. De eerste eigenaar was de toen net opgerichte Nederlandse Radiateuren Fabriek nabij het Luchtvaartlaboratorium (nu Anthony Fokkerweg). Na vele omzwervingen kwam de A-Ford tien jaar geleden weer terug in Sloten. We hebben er enkele jaren over gedaan om de vrachtwagen in de verloren uurtjes helemaal te restaureren.”

Op film vastgelegd
Tijdens het afgelopen Open Monumentenweekend reed Es trots in zijn vrachtwagen door Sloten. Toen hij een rondje rond de Sloterkerk, waar hij koster is, maakte, heeft Geert Verweij dat gefilmd. Hij rijdt tegen de richting in, maar voor deze ene keer zullen we hem dat vergeven.

‘Es’: traditionele Slotense naam
Es van Waveren is een geboren Slotenaar. Toen hij op zich zelf ging wonen was er geen geschikte woning in Sloten of Oud Osdorp te krijgen en verhuisde hij naar Badhoevedorp. In 1994 kwam de Margarethahoeve aan de Sloterweg vrij. Sindsdien woont hij vijftig meter van zijn geboorteplek. ‘Es’ is ook een echte Slotense naam. Zijn neef Es Velthuis (helaas al weer enkele jaren geleden overleden), die ook in Sloten woonde, heeft veel speurwerk gedaan in de archieven van de kerk van Sloten en het Stadsarchief van Amsterdam. Toen bleek dat de naam ‘Es’ op Sloten al vele eeuwen voorkomt.

Geert Verweij, 27 augustus 2022.

Onder de dode treures naast het Sint-Pancratiuskerkhof op Sloten

Langs het pad van de begraafplaats achter de Sint-Pancratiuskerk staat een dode treures met een engeltje erin. Met enige regelmaat werd er in het voorbijgaan gesproken over het weghalen van deze boom, alleen er was iets mee. Maar wat?

Regelmatig stonden er bloemen bij de dode treures; een steekvaas met witte rozen of een madeliefjesplant. Van wie kwamen die en waarom werden ze dáár achtergelaten? Onlangs kregen we antwoord op al deze vragen.

Toen u deze bijzondere geschiedenis nog niet kende, liep u nietsvermoedend voorbij aan de dode treures langs het pad dat naar de begraafplaats leidt. Nu weet u dat het engeltje in de boomholte waakt over al die kindertjes die daar begraven zijn. Een mooi gedenkteken gaat ervoor zorgen dat zij nooit vergeten kunnen worden.
Foto: Jenno Fabriek.

Die rozen zijn voor mijn ‘vergeten’ zusje
Een zoon die bloemen kwam brengen voor zijn moeders uitvaart aan de pastorie bij uitvaartverzorging de Jong. De man liep met een steekvaas met witte rozen onder de poort door naar de begraafplaats. Later zagen wij die vaas bij de dode treures staan. Toen wij deze man een paar weken later opnieuw zagen, spraken wij hem aan met de vraag voor wie die rozen waren.

Hij vertelde dat zijn oudere zusje daar begraven lag. Hij had lange tijd nooit van haar bestaan geweten. Totdat zijn moeder begon te dementeren en vertelde over zijn zusje. Sindsdien brengt hij regelmatig bloemen voor haar mee. “Maar”, zo zei hij, “mijn zusje is lang niet de enige die hier begraven ligt.”

Ongedoopten niet in gewijde grond
Tot ver in de jaren zestig was het niet toegestaan om ongedoopten in de gewijde grond van een katholieke begraafplaats te begraven. Op veel katholieke begraafplaatsen werden daarom kindjes die te vroeg of stil geboren werden achter de heg begraven. Zo ook bij de Sint-Pancratiuskerk. Hoewel deze plek – langs het pad dat toegang verleent aan de begraafplaats duidelijk zichtbaar is – valt dit wél buiten de gewijde aarde.

Voor iedereen die al langere tijd bekend is met de begraafplaats was dus volkomen duidelijk waarom die dode boom nooit gekapt mag worden. Dat was al die jaren het herkenningsteken van de begraafplaats van hun anonieme familielid. En, nu we dit weten, zal die boom ook altijd blijven staan. Wel is inmiddels de gevaarlijk overhellende tak verwijderd.

Monument voor ongedoopte kindertjes
Op diverse katholieke begraafplaatsen in Nederland staan tegenwoordig monumenten voor ongedoopte kinderen. Dat leek ons ook een mooi idee voor de Sint-Pancratiusbegraafplaats. Met dat plan zijn we naar Steenhouwerij Lavertu, gevestigd tegenover Westgaarde, gegaan. De eigenaar van de steenhouwer, Ilse Maes, was meteen enthousiast en “had ergens nog wel een mooie steen hiervoor liggen”. Vervolgens heeft Lavertu de gedenksteen in overleg met ons gemaakt heeft en het bedrijf schenkt deze steen nu aan de begraafplaats.

Oproep: Wie kent namen van wie hier begraven liggen?
Op 9 oktober 2022 zal om 11.30 uur een speciale viering worden gehouden in de Sint-Pancratiuskerk. Na afloop wordt de steen onthuld wordt en de pastoor zal de plek waar de kindjes begraven liggen alsnog zegenen. Een gedenksteen ook bedoeld voor alle overleden kindje die werden begraven op deze begraafplaats.

Bij deze gelegenheid zou de pastoor graag de namen van zoveel mogelijk kinderen, die hier begraven liggen, hardop noemen. Of, wanneer zij nooit een naam hebben gekregen, dan zou hij graag de familienamen uitspreken van de gezinnen, die een kindje onder de boom hebben moeten begraven. in het begrafenisregister van de kerk staan in ieder geval drie kinderen genoemd die onder de treures zijn begraven in 1912 en 1913.

Het zou prachtig zijn om al die kindjes nu dan eindelijk uit de vergetelheid te bevrijden en hun – of de familienamen – hardop uit te spreken. Dat verdienen ze. U kunt de namen opgeven via de mail: info@pancratiussloten.nl.

Treures is kind van boom aan de Osdorperweg
“Deze helaas nu dode treures op Sloten heeft een bijzondere geschiedenis”, zo weet landschapsarchitect Mirjam Koevoet te vertellen: “De treures op Sloten is een kind van de treures bij de Oude Begraafplaats van de vroegere Sint-Pancratiuskerk in Oud Osdorp.”

De parochianen kerkten tot 1901 in het kerkgebouw aan de Osdorperweg. De kerk stond naast het huidige adres Osdorperweg 532. Nadat de kerk is afgebroken, zijn slechts enkele grafstenen bewaard gebleven, maar wat er nog resteert heeft wel de gemeentelijke monumentenstatus. De landschapsarchitect: “Rond 1900 zijn ze gaan bouwen aan de nieuwe kerk aan de Sloterweg.

Rond die tijd is ook de nieuwe begraafplaats achter de kerk aangelegd en is hier een stek van de Osdorpse treures geplant. Een prachtig symbool van continuïteit hoe de treures als het ware met de kerk meeverhuisde. Treuressen met hun hangende takken verbeelden de gevoelens van de rouw goed en zijn daarom regelmatig op begraafplaatsen te vinden.”

Koevoet vertelt dit, en ook andere wetenswaardigheden over Oud Begraafplaats in Osdorp, in een filmpje. “Deze film bevat één fout”, zo laat correspondent Oud Osdorp en voormalig hoofd van de Sint-Jozefschool op Sloten, Theo Durenkamp weten: “De school die vanuit de parochie werd gesticht betreft niet, zoals hier onjuist wordt beweerd, de school aan het begin van de Lutkemeerweg. Die is pas in 1929 als openbare lagere school gebouwd.

Het betreft de Sint-Jozefschool die in 1914 naast de kerk in Sloten werd geopend. Deze school werd in 1988 wegen een gebrek aan leerlingen gesloten.” Sindsdien is er nog flink verbouwd aan het pand waarin tegenwoordig basisschool De Driesprong voor speciaal onderwijs gevestigd is.

Programma ‘Andere Tijden’ gaf uitleg
Wie meer wil weten over het begraven van niet gedoopte kinderen buiten de gewijde aarde op katholieke begraafplaatsen, klikt hier voor het artikel van de redactie van het TV-programma ‘Andere Tijden’ van 20 november 2001. De aflevering die toen is uitgezonden, staat niet langer online, maar het artikel is ook zonder de beelden interessant.

Angela en Jenno Fabriek-de Jong; 28 augustus 2022.

Oude telefoon uit 1932 of 1949 geplaatst in GEB-kastje Sloterweg

Op 9 augustus 2022 heeft hoofdmonteur en leermeester Rob Teffer van Liander de oude telefoon van Wijkstation T.307 aan de Osdorperweg bevestigd in de muur naast het Politiebureautje aan de Sloterweg.

Om precies te zijn: in de linker van de twee aanwezige GEB-kasten. De rechter kast blijft gereserveerd voor het plaatsen van de tijdcapsule.

Hoofdmonteur en leermeester Rob Teffer van Liander plaatst de oude telefoon in de linker GEB-kast aan de Sloterweg.

Verhuizing van Osdorperweg naar Sloterweg
Bij Liander geldt deze omschrijving van het telefoontoestel: “waterdicht wandtoestel Ericsson met aardtoets type 1949 Htf 2318 BPZ-I”. Rob heeft dit toestel al een paar weken geleden uit het linker kastje van het wijkstation (uit 1932) aan de Osdorperweg tegenover nummer 12 verwijderd. Dat deed hij op verzoek van zijn collega Marcel Klein, uitvoerder Elektra. Liander vindt dit een bijzonder leuk project en voert de verplaatsing geheel belangeloos uit.

Oud telefoontoestel in het linker kastje.

Föhn in de dienstauto
Voor Rob Teffer was het nog best wel een klus alles weer netjes in de nieuwe kast te krijgen. Rob: “Het stoffen telefoonsnoer was grotendeels vergaan, maar ik heb het beste gedeelte eruit weten te halen. De rode sticker aan de bovenzijde heb ik voorzichtig losgemaakt uit de oude kast met een haarföhn. Altijd handig als je van alles bij je hebt in je dienstauto.”

GEB-telefoons gebruikt door het Verzet tijdens WOII
Eerder gingen we ervan uit dat deze telefoon uit 1932 is. Dat is namelijk het jaar waarin het wijkstation aan de Osdorperweg in gebruik werd gesteld. Rob ging daaraan twijfelen. Na het verwijderen van het toestel, werd namelijk het opschrift met het getal ‘1949’ zichtbaar. Is dat een jaartal? Het is natuurlijk altijd mogelijk dat het toestel uit 1932 al vrij snel defect was en toen vervangen is. Rob: “Wat ik wèl zeker weet, is dat dit type telefoon in de wijkstations van het GEB in de oorlog door het Verzet werd gebruikt. Het GEB-netwerk was een gesloten circuit dat helemaal losstond van het gewone telefoonnetwerk. Het Verzet kon zo geheime boodschappen doorgeven zonder dat de Duitse bezetter dat doorhad. Of deze specifieke telefoon daar ook voor is gebruikt, kan ik uiteraard niet met zekerheid zeggen.”

Tijdcapsule achter rechter deurtje
Straks worden ook de beide vernieuwde deurtjes in de muur achter de brandmelder teruggeplaatst. Op het linker deurtje – dat naar boven openklapt – komt een slot. Hoofdveldwachter Ben Meijer krijgt de sleutel, zodat hij de telefoon aan belangstellenden kan tonen.

De kast achter het rechterkastje deurtje wordt dan gevuld met de tijdcapsule. Dit kastje wordt wèl afgesloten tot er ooit weer een renovatie noodzakelijk zal blijken. Later dit jaar zal burgemeester Femke Halsema zowel de gedenksteen ‘100 jaar annexatie Sloten’ als de GEB-deurtjes feestelijk komen onthullen.

De foto’s zijn gemaakt door Guido Frankfurther

Tamar Frankfurther; 17 augustus 2022.

Zie ook:

* Overzicht artikelen over gedenksteen ‘Sloten 100 jaar geannexeerd en GEB-deurtjes in Sloten (pdf)

Nog geen jonge kerkuiltjes in Natuurgebied ‘De Oeverlanden’

In Natuurgebied ‘De Oeverlanden’ broedden kerkuilen. Dat had de Provinciale Kerkuilenwerkgroep zes weken geleden officieel vastgesteld.

Iedereen verheugde zich al op het ringen van de jonkies, dat gepland stond voor de tweede week van augustus. Hans Bootsma doet verslag van wat er op 11 augustus 2022 gebeurde.

Vier dode kuikentjes
“Eindelijk was dan de grote dag aangebroken. Het eind juni gevonden broedsel in de kerkuilenkast in onze loods in Natuurgebied ‘De Oeverlanden’ zou onderzocht worden. En de kuikens zouden een ring krijgen. Maar helaas: Toen Bert, die de jonge vogels zou ringen, de trap op was geklommen en het deksel van de kast had geopend, zag hij meteen dat deze broed was mislukt. In de kast vond hij vier jonge dode vogels in kast en drie eieren die niet waren uitgekomen. Bert schatte in dat de vogeltjes tussen de twee tot drie weken oud zijn geworden en dat ze ongeveer vier tot vijf weken eerder waren gestorven.”

Dode kerkuiltjes. Foto Hans Bootsma.

Minder prooien door de droogte?
“Ik was al een beetje bang voor zoiets, omdat ik de laatste tijd niet veel witte poep rond de nestkast had zien liggen. Nico Jansen zei dat hij ook nooit jonge vogels had gehoord. Al vraag ik me af of we dit dan niet van die vier vogels die toch een tenminste twee weken geleefd hebben hadden moeten horen.

Er is geen duidelijke oorzaak aan te wijzen waardoor het grootbrengen van de jongen is mislukt. Zelf was ik bezorgd dat er door de droogte mogelijk minder muizen beschikbaar zouden zijn voor de jagende uilen. Spitsmuizen zijn vleeseters en eten allerlei bodemdiertjes. Door de droogte trekken die zich tot diep in de bodem terug. De huisspitsmuis vormt het belangrijkste voedsel van de kerkuil in De Oeverlanden, maar – zeker als daar een tekort aan is – eet de kerkuil alle muizensoorten.

Vrijwilligerscoördinator van De Oeverlanden Wichert Stemerdink maakte toen terecht de opmerking dat “De Oeverlanden een gevarieerde vegetatie hebben. Dat zorgt ervoor dat er voldoende lager liggende vegetaties zijn, die vochtig blijven.” Daar heeft Wichert gelijk in, want ondanks dat ook de plassen in De Oeverlanden er bijna uitgedroogd uit zien, zie je nog steeds kattenstaarten bloeien. Maar het totale aantal prooien, bijvoorbeeld op het depot, kan door de droogte toch verminderd zijn. Zeven eieren is toch een behoorlijk aantal, en dit aantal moet toch gelegd worden doordat de kerkuilen de omstandigheden in het gebied, de aanwezigheid van veel muizen, gunstig ingeschat hebben. Hun hormonen zorgen er dan voor dat er meer eieren worden gelegd.”

Te heet? Onervaren?
“Het kan ook zijn dat de vier kuikentjes het niet overleefd hebben doordat één van de ouders is doodgegaan. Of, zoals Nico Jansen dacht, dat de temperaturen toch te hoog zijn geweest: “Boven in de loods wordt het extra warm”. Dat zou kunnen, maar die extreme hitte is meer van de laatste tijd en er was al eerder een eerder een zeer hete periode. Wat ook kan, is dat de oudervogels nog te onervaren zijn. Dat was aanvankelijk ook het geval met de ooievaars in het Vondelpark en je leest dat wel eens vaker over vogels bij hun eerste broedsel. Het blijft allemaal speculeren want uiteindelijk is er ook volgens de ervaren mensen van de Kerkuilenwerkgroep niets van te zeggen. Het staat wèl vast dat de mislukking in ieder geval niet veroorzaakt is doordat de Kerkuilenwerkgroep eind juni in de nestkast gekeken heeft: De eieren zijn immers wel uitgekomen.”

Nog een naleg eind dit jaar?
“De kast werd leeggemaakt. Optimistisch werd gesteld dat het heel goed mogelijk is, dat er voor de winter nog een naleg komt. Eind november zullen Ellen en Ricardo van de Kerkuilenwerkgroep opnieuw langskomen om in de nestkast te kijken. Er werden nog zo’n 20 tot 30 braakballen verzameld die zoals gebruikelijk aan de Pluiswerkgroep van de KNNV zullen worden gegeven. Die kunnen uit de braakballen vaststellen wat de uilen zoal hebben gegeten.

Iedereen is natuurlijk teleurgesteld, maar we zijn er wel trots op dat er toch sprake was van een broedgeval. Het is dus in principe mogelijk dat hier kerkuiltjes geboren gaan worden. We denken erover na om een tweede kast aan de achterkant van de loods te maken. Dat is misschien een betere locatie. Het is daar ook wat rustiger, al weet ik niet of dat veel uit zal maken. Misschien kunnen we ook een soort van pijp voor het vlieggat van de kast bevestigen. Dat verkleint de kans op verstoring. Want ook andere vogels kunnen voor onrust gezorgd hebben. Ik zou niet weten of de kraaien voor verstoring kunnen zorgen. Die hebben we het afgelopen jaar toch regelmatig op het depot zien rondscharrelen,” aldus Hans Bootsma in zijn levendige verslag.

Tamar Frankfurther; 22 augustus 2022.

Reusachtig nieuw elektriciteitsstation naast De Oeverlanden?

Liander en Tennet dienden voor het perceel aan de Anderlechtlaan tussen de A4 en de Oude Haagseweg (waar vroeger een McDonald’s restaurant was en nu een kleiner transformatorstation staat) een reusachtig bouwplan in.

De Vereniging ‘De Oeverlanden Blijven!’ is áltijd, ook in hete zomers, alert en diende een uitgebreide zienswijze in.

De voorgestelde twee Tennet GIS-hallen, nu nog zonder gevelontwerp, zouden een hoogte van 15 meter moeten krijgen, terwijl het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) slechts een maximale hoogte van 7 meter toestaat. Die maximale hoogte geldt wonderlijk genoeg wél voor de omliggende bomen en struiken… Afbeelding: Qirion.

Veel te hoog en te groot voor deze locatie
De uitgebreide zienswijze, opgesteld door bestuurslid Hans Bootsma, richt zich o.a. tegen de hoogte en omvang van de panden, die aan drie kanten tot aan de kavelgrenzen zouden moeten komen: “De beschikbare ruimte hier is veel te klein en ongeschikt voor dit enorme bouwplan. Bij de plannenmakerij is de blik puur naar binnen gericht en werd geen rekening gehouden met de omgeving. Je kunt bijvoorbeeld niet zomaar een deel van een sloot dempen en een wetering verbreden. Dan zou ecologisch essentiële oeverbegroeiing verloren gaan. Bovendien zou dan het zicht op de installaties niet langer gecamoufleerd worden. Dat moet je niet willen.”

Energietransitie mag niet ten koste van natuur gaan
De vereniging benadrukt uiteraard de energietransitie te ondersteunen, maar ook dat het ongewenst is om gelijktijdig de natuur en de biodiversiteit hiervoor aan te tasten: “Deze plannen blokkeren ook letterlijk de toegankelijkheid van het natuurgebied voor wandelaars en fietsers. Terwijl de gemeente zegt juist te willen inzetten op verbetering hiervan. Bovendien moet je rekening houden met wat voor geluidsbelasting deze installaties in de toekomst voor de natuur en de recreatie in De Oeverlanden zouden betekenen. De waardevolle natuur en de schaarse recreatiemogelijkheden aan de rand van het volle en stedelijke Nieuw-West mogen niet worden vernield.” De positief ingestelde vereniging denkt zelf mee met wat hier volgens hen wél mogelijk is en komt met zeven aanbevelingen die de bouw van een nieuw energiestation hier wél mogelijk zouden maken.

20 augustus 2022.

Grondige restauratie Slotense brandspuit afgerond

Na hard aanpoten onder tropische temperaturen zijn de vrijwilligers van Tuinpark V.A.T. er samen in geslaagd om alles op tijd gereed te hebben.

Portefeuillehouder ‘Monumenten’ Sandra Doevemans van stadsdeel Nieuw-West kan het historische brandblusapparaat en het beeld ‘De Wiedster’ op zondag 28 augustus 2022 om 11.00 uur komen onthullen.

Een jaar lang restaureren
De oude brandspuit uit 1880 werd begin jaren negentig, toen hij bij de Molen van Sloten kwam, voor het laatst onderworpen aan een grondige opknapbeurt. In de afgelopen 137 jaar stond het blusapparaat lange tijd beschut in afgesloten ruimten. Maar zijn leeftijd en de zestien jaar onder het bescheiden afdakje in de tuin van de Molen van Sloten eisten hun tol. De tuinders van de V.A.T. sloegen de handen ineen en begonnen ongeveer een jaar geleden aan deze grote restauratieklus. Het is onmogelijk om de hele opknapbeurt volledig te beschrijven. Hieronder treft u daarom helaas slechts een impressie van de vele werkzaamheden die de V.A.T.-ers in het afgelopen jaar hebben verricht.

De trekbomen
De houten delen van de brandspuit waren flink rot. Tuinder Hennie Koopmans heeft de trekbomen – waaraan de spuitgasten de spuit voorttrokken – daarom helemaal moeten vernieuwen.

De originele trekbomen verkeerden is te slechte staat om te kunnen opknappen. Op de voorgrond ziet u een van de mallen die Hennie zelf maakte. Aan de hand daarvan kon hij een kopie maken.

De pompstokken
Ook de pompstokken moesten worden vernieuwd. Dat zijn de stokken, waarmee de spuitgasten vroeger aan weerszijden van de pomp zorgden voor zuig- en spuitkracht. “De nieuwe stokken zijn met rubbers in de openingen bevestigd, zodat ze niet kunnen schuiven als er gepompt wordt”, legt parkvoorzitter Ko Plooy uit.

De nieuwe trekbomen zijn zo vakkundig gemaakt en mooi geschilderd dat niet te zien is dat ze nieuw zijn. Hoog op de foto (aan de onderzijde van de dakrand) is ook een van de nieuwe pompstokken zichtbaar.

De Wielen
Het hout in de ijzeren singels van de beide wielen was gedeeltelijk rot. Het wiel dat in de molentuin beschut aan de kant van de molen stond, en de spaken daarvan, vertoonde slechts op enkele plekken houtrot.

“Dat ene wiel kon vrij makkelijk worden hersteld”, zo vertelt vrijwilliger Eric in den Haak. “Ik heb het rotte hout verwijderd, met primer behandeld, laten drogen, opgevuld met houtvuller en afgewerkt. Op deze manier is het gelukt om zo veel mogelijk originele delen te behouden.”

Het wiel dat in de molentuin beschutting van de molen had, had slechts kleine plekken met houtrot. Hier kon daarom worden volstaan met herstelwerkzaamheden.

Helft andere wiel vernieuwd met beukenhout
Het andere wiel stond echter vele jaren aan de verkeerde kant in de buitenlucht. En – ondanks de beschutting van het pittoreske dakje – stond dat wiel volop bloot aan alle weersomstandigheden. “Dat kon je zien ook”, vertelt Eric. “De onderste helft van dat wiel was helemaal rot. Ik heb zoveel mogelijk originele onderdelen behouden, maar de helft van dit wiel moest ik van nieuw beukenhout maken. Dat moest ik natuurlijk kunnen buigen. Daarom heb ik het hout eerst een paar dagen in de sloot achter onze tuin laten weken. Met lijmtangen kon ik het hout daarna in de vorm buigen. Dan op hoogte gelijk schaven en dat herhaal je dan telkens per ontbrekend stuk van het wiel (per schenkel). Ik heb nieuwe slotbouten gekocht om het nieuwe hout goed te kunnen bevestigen aan het ijzer. De oude bouten waren namelijk helemaal verroest.”

Het gehavende wiel tijdens de restauratie: Links het deel dat behouden kon blijven. Op de voorgrond een stuk verrot hout en rechts daarnaast is te zien hoe de drie latten nat beukenhout worden gebogen in de ijzeren singel. Als ze droog zijn, worden ze verlijmd en daarna afgewerkt. Aan de andere kant van het wiel is een stuk wiel te zien dat al gereed is en hoe de nieuwe delen met dook-verbindingen aan elkaar worden verbonden. Stukje bij beetje wordt zo al het verrotte hout in het wiel vervangen.

Ook hier geldt weer: een staaltje degelijk vakwerk! De Schilderploeg van het tuinpark heeft alle onderdelen van de pomp die dat nodig hadden, geschilderd. De ploeg zorgde er ook voor dat ook de binnenkant van de pomp weer goed in de verf komt te staan.

Interieur van de brandspuit: de pompinstallatie.

Huisje: ruime beschutting
V.A.T.-tuinders en broers Henny en Robby Lamijo bouwden het onderkomen voor de brandspuit en het beeld. De maatvoering van het huisje is aangepast aan de grootte van de brandspuit.

Aan de buitenkant is het huisje open, zodat iedereen het brandblusapparaat goed kan zien. De overkapping is rondom echter flink groter. Vooral aan de westkant – waar toch het vaakst nat weer vandaar komt – helt het dak ver over. 

Dit opvallende en luxe onderkomen van de brandspuit ziet niemand over het hoofd.

Henny Lamijo: “Vermoedelijk biedt het dak zo voldoende bescherming tegen alle mogelijke vormen van nattigheid, zodat de spuit niet opnieuw te lijden krijgt van de Hollandse weersomstandigheden.” Maar, als dat nodig mocht zijn, dan staan de broers Lamijo ervoor open om bijvoorbeeld de west- en noordwand van het huisje met glas dicht te maken.

Beeld ‘De Wiedster’
Ook het beeld ‘De Wiedster’ van beeldhouwer J.H. IJdo (1928–1987) krijgt onderdak in het huisje van de brandspuit. Deze Amsterdamse beeldend kunstenaar won in 1953 de Prix de Rome met zijn beeld ‘De oogst’. Een vergelijkbaar beeld van een gebukte vrouw die het koren maait. Dat beeld lijkt qua stijl en onderwerp behoorlijk op ‘De Wiedster’.

Tuinder Nel Timmer heeft in de afgelopen periode met veel geduld en toewijding het beeld helemaal ontdaan van zijn grauwe groene aanslag en mos. Met zeep, water, schuursponsjes en allerhande borsteltjes (op een boormachine).

Als laatste heeft de Elektriciteitscommissie de verlichting in het huisje aangelegd. Zo staan zowel de brandspuit als het beeld ‘De Wiedster’ blijvend letterlijk in de spotlight.

Tamar Frankfurther, 18 augustus 2022.

De foto’s zijn gemaakt door Tamar.

Zie ook:

Zie ook:

Tuinpark V.A.T.: de zevende standplaats voor de Slotense brandspuit

Sinds zijn komst op Sloten in 1885 moest het brandblusapparaat telkens wegens ruimtegebrek verhuizen.

“Maar nu is-ie hopelijk ècht op zijn definitieve plek op het dorp gearriveerd”, zo laat tuinparkvoorzitter Ko Plooy enthousiast weten. “Hij is hier meer dan welkom!”

Standplaats lange tijd in de tramremise
De historische handspuit uit 1880 arriveerde waarschijnlijk in 1885 op Sloten. In het brandspuitreglement uit dat jaar wordt namelijk ook Sloten als standplaats vermeld.

Aanvankelijk stond de spuit jarenlang in de (in 1988 afgebroken) loods Sloterweg 1275 waarin ook de voormalige tramremise (1918-1925) van de Gemeentetram Sloten gevestigd was. Dat speelde zich allemaal af op het stuk grond achter en tussen het huidige perceel van Sloterweg 1277, waar de familie Van der Puij woonde, en naast de toenmalige garage Kuykhoven (Sloterweg 1269).

Het interieur van de voormalige tramremise van de Gemeentetram Sloten annex wagenmakerij Van der Puij (eerst van vader Piet en later van zoon Gerrit) werd in 1975 gefotografeerd door Ino Roël. Dit was – voor zover wij kunnen nagaan – tot 1942 de standplaats van de Slotense brandspuit. Op deze foto staat wonderlijk genoeg de brandspuit van de voormalige gemeente Weesperkarspel. Dit zou verklaard kunnen worden uit Gerrit van der Puij’s passie voor het behoud van het rollend erfgoed van de Brandweer. Hij zette zich hier – als voormalig tweede Brandmeester – hartstochtelijk voor in. Hij heeft er ook persoonlijk voor gezorgd dat ook de spuiten van Osdorp en Sloten beide tot op de dag behouden zijn. Die van Osdorp sinds 2005 tentoongesteld in de hal van de brandweerkazerne aan de Ookmeerweg. De Slotense brandspuit staat niet op de foto, want die stond in 1972 in het Spuithuis even verderop.
Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

De Slotense Rietje de Jong-Mol herinnert zich uit haar vroege kinderjaren nog goed dat als haar vader werd opgeroepen of moest oefenen met de brandploeg dat hij altijd naar de remise annex wagenmakerij ging. Dat was de standplaats van het blusapparaat.

Zij herinnert zich ook dat de afgedankte paarden- en later tractortramwagens links naast de loods buiten stonden en dat zij daar vaak verstoppertje speelde. De wagens die nog wel in gebruik waren, stonden binnen, links in de loods. Rechts daarvan stond allerlei apparatuur van Wagenmakerij Van der Puij.

De voorzijde van de voormalige tramremise van de Gemeentetram Sloten aan het adres Sloterweg 1275. Rechts het tuinhek van de familie Van der Puij met achter de boom zicht op het in 1942 speciaal voor de brandspuit gebouwde Spuithuis. Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam; 1975.

Eigen onderkomen vanaf 1942
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog werd de loods van Van der Puij gevorderd door de Duitsers en ging toen fungeren als onderkomen voor soldaten, die – zo herinnert Rietje zich – ook wel eens witbrood deelden met armlastige en hongerige kinderen uit het dorp. Waarschijnlijk is dat de reden waarom de Amsterdamse Brandweer in 1942 een nieuw Spuithuis tussen de tramremise en achter de tuin van Van der Puij liet bouwen. Hierdoor kon de brandploeg voortaan weer ieder moment vrijelijk zo nodig gebruik maken van de brandspuit.

Het Spuithuis werd het tweede onderkomen van de brandspuit op Sloten. Het huisje is tegenwoordig een gemeentelijk monument en staat nu op het erf van de bewoners van Sloterweg 1277. Foto: Erik Swierstra; 5 mei 2015.

Kort in het Dorpshuis Sloten
Nadat Gerrit van der Puij in 1988 was overleden, werd zijn huis gekocht door Arie en Ellen van Genderen. Zij maakten graag gebruik van het gemeentelijke aanbod om de erfpacht af te kopen en het Spuithuis als schuur bij hun tuin te trekken. Omdat het blusapparaat toen dakloos werd, mocht het tijdelijk in de entreegang staan van het Dorpshuis (Nieuwe Akerweg 14). Maar dat was natuurlijk geen ideale plek en ironisch gezien ook zeker niet brandveilig. De grote handspuit blokkeerde namelijk deels de vluchtroute in het pand. Zeker in die jaren werd het pand intensief voor optredens en feesten gebruikt door de jongerensoos SmoeS. De brandspuit kon daar dus niet blijven staan.

In Oud Osdorpse kas
Gelukkig was daar toen Wim Schelling uit Oud Osdorp. Hij bood aan om de Slotense en Osdorpse brandspuiten een plek in zijn kas te geven. Door dat genereuze aanbod kon de Slotense spuit voor Sloten-Oud Osdorp behouden blijven en was het niet nodig elders, bij een museum, aan te kloppen.

In de hal en de tuin van de Molen van Sloten
Vanaf het moment dat de Molen van Sloten in 1991 zijn deuren opende, bood voormalig dorpsraad- en molenvoorzitter Ko Kuiper de spuit meteen een nieuw onderkomen aan in de eentreehal van de molen. De klusploeg van de Molen van Sloten (Joop Kool, Herman Kuykhoven en Wim van de Water) heeft de spuit voor deze gelegenheid helemaal opgeknapt. “Deze drie vrijwilligers kregen zelfs de pomp weer aan de praat. Die spoot weer!”, weet de Oud Osdorpse Ko Kuiper te vertellen. “Later kregen we ruimtegebrek in de hal van de molen. We wilden de bezoekers daar welkom kunnen heten en daarvoor moesten we een balie installeren.

Dat was in de tijd van vóór het Kuiperijmuseum (tot 2005), toen de molen nog vrijstond, zonder aanbouw. In de kleine achtkantige hal was toen geen ruimte meer voor die toch wel omvangrijke brandspuit. Herman, Wim en Joop hebben toen een mooi afdakje voor de spuit gemaakt. De brandspuit kreeg een mooie plek in de molentuin, aan de beschutte oostkant van de molen en is sindsdien door al onze bezoekers met be- en verwondering bekeken.”

De zesde woonplek van de brandspuit: onder het afdakje in de tuin van de Molen van Sloten. Foto: Erik Swierstra; 1 februari 2013.

Tot in de zomer van 2021 konden alle molenbezoekers het brandblusapparaat hier bekijken. Op dat moment moest de spuit echter wegens ruimtegebrek opnieuw verhuizen. De Molen van Sloten ging het voormalige Kuiperijmuseum en een groot deel van de tuin verhuren aan de Democratische School Amsterdam. Nu de tuin veel kleiner zou worden, had de molen alle resterende tuinruimte zelf nodig. Voor de spuit moest dus wederom een nieuw onderkomen worden gevonden. Al snel kreeg Tamar Frankfurther van de Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp, formeel de eigenaar van het blusapparaat, daarom het verzoek om ‘even’ een andere plek voor de brandspuit te vinden. Tamar wilde persé dat dit stukje Slotense cultuurhistorie op Slotens grondgebied zou blijven en vond gelukkig al snel gehoor bij het bestuur van Tuinpark V.A.T.

Op 29 juli 2021 verhuisde de door regen, storm en wind gehavende brandspuit naar Tuinpark V.A.T. Foto: Eveline van Rijn.

Zevende en hopelijk laatste standplaats: Tuinpark V.A.T.
Niet alleen biedt het Slotense tuinpark voortaan onderdak aan de spuit: De tuinders gingen de brandspuit ook helemaal opknappen. Dat was wel nodig ook, omdat de spuit – ondanks het bescheiden afdakje – in de molentuin flink had geleden van de Hollandse weersomstandigheden. Tuinvrijwilligers en broers Henny en Robby Lamijo bouwden ook een royaal onderkomen voor het apparaat. De tuinders bedachten hiervoor een slimme bouwconstructie die aan de ene kant volop zicht op de historische spuit biedt en tegelijkertijd het apparaat goed beschermt tegen de weersinvloeden. Het dak is aan de westkant veel langer gemaakt en helt flink over. Hierdoor kunnen slagregens en sneeuwbuien de brandspuit waarschijnlijk niet raken.

Henny gaat straks voor de zekerheid wel in de gaten houden of dit huisje de spuit inderdaad afdoende beschermt: “Zo niet, dan kunnen we overwegen om aan de west- en noordkant de wanden met glas dicht te maken. Het natte weer komt meestal toch uit die hoek. En op deze manier kunnen we het zicht op de brandspuit aan de andere kanten open houden. We moeten maar zien hoe het loopt. Wat vooral telt is dat we de nu net gerestaureerde brandspuit nu zo goed mogelijk tegen alle weersomstandigheden moeten beschermen, zodat we hem hopelijk nooit meer zo grondig hoeven op te knappen als we het afgelopen jaar noodzakelijk was.”

Tijdens openingstijden kan iedereen de spuit voortaan meteen links naast de entree van Tuinpark V.A.T. komen bewonderen. Uitgaande van het warme welkom en de gedegen aanpak van de V.A.T.-ers verwacht en hoopt de Werkgroep Historie erop dat de spuit hier nog heel lang zal kunnen blijven staan. Zo draagt het tuinpark zijn waardevolle steentje bij aan het behoud en tentoonstellen van dit unieke stukje cultureel erfgoed van en op het dorp waar de spuit thuishoort.

Het zevende (en hopelijk laatste!) onderkomen van de Slotense brandspuit: Goed beschermd en meteen links naast de entree van Tuinpark V.A.T. Op een steenworpafstand van zijn oorspronkelijke standplaats in de voormalige tramremise. Het huisje was nog niet gereed en de brandspuit zal – als het andere wiel is gerestaureerd – worden omgedraaid. Foto: Tamar Frankfurther, 12 augustus 2022.

En daarmee nemen de Slotenaren anno 2022 het stokje over van voorgaande generaties, die zich ook iedere keer opnieuw hebben ingezet om dit – toch wat onhandig grote blusapparaat – steeds weer een plek op het kleine dorp te gunnen. Gelukkig bood Oud Osdorp – toen dat hard nodig was – een paar jaar opvang aan de Slotense brandspuit en zo zie je maar hoezeer de dorpen Oud Osdorp en Sloten er voor elkaar zijn als dat nodig is.

Tamar Frankfurther; 15 augustus 2022.

Zie ook:

*

* Slotense brandspuit verhuist van Molen naar Tuinpark V.A.T.

* De brandweer in de voormalige gemeente Sloten

* Brandspuiten uit Sloten en Oud Osdorp

Brandspuiten uit Sloten en Oud Osdorp

Van de brandweer uit de vroegere gemeente Sloten zijn twee brandspuiten bewaard gebleven: één in Sloten en één in Osdorp. Voor de algemene geschiedenis van de brandweer, zie het artikel: De brandweer in de voormalige gemeente Sloten.

De brandspuit van Sloten op zijn standplaats naast de Molen van Sloten; 29 mei 2011. Foto: Erik Swierstra.

Handspuit Otterbein (Sloten)
Eén van de gemeenten die in 1921 geheel geannexeerd werden bij Amsterdam, was het uitgestrekte Sloten. In het hoofddorp Sloten was een vrijwillige brandweer, die beschikte over een tweewielige handbrandspuit van het fabrikaat Otterbein. Deze spuit is tot 1945 in gebruik gebleven en toen vervangen door een aanhangmotorspuitje, afkomstig van de Luchtbeschermingsdienst. Hoewel officieel buiten dienst gesteld, bleef men in Sloten nog jarenlang het jaarlijkse brandspuitbeproeven met de handspuit volhouden. In 1972 werd het vrijwilligerskorps opgeheven, omdat de beroepskazerne aan de Poeldijkstraat in Slotervaart geopend werd. De spuit bleef vervolgens jarenlang bewaard bij de laatste brandmeester (Sloterweg 1277) en heeft ook jaren bij de Molen van Sloten gestaan. In 2021 verhuisde hij naar het Tuinpark V.A.T. en werd daar in 2022 gerestaureerd.

Zie ook: .

De brandspuit van Oud Osdorp in de nieuwe kazerne uit 2005
aan de Ookmeerweg 2 in Osdorp.

Handspuit Otterbein (Oud Osdorp)
Het langgerekte dorp Osdorp, dat bij de gemeente Sloten hoorde, werd ook in 1921 bij Amsterdam gevoegd, waarmee de vrijwillige brandweer daar ook geannexeerd werd. Er waren in Osdorp twee brandspuiten, waarvan er één al in 1922 werd afgevoerd. Die in het spuithuis, dat het verste van de stad lag, werd nog tot 1948 in gebruik gehouden, totdat ook daar een aanhangmotorspuit werd geplaatst. De Osdorpse spuit was – net als die in Sloten – van het fabrikaat Otterbein, maar geplaatst op een vierwielig onderstel en vrijwel gelijk aan die van de Groote IJpolder (eveneens voormalige gemeente Sloten). Na de opening van de nieuwe beroepskazerne aan de Ookmeerweg 2 in Osdorp in 2005 is de oude Osdorpse spuit daar weer in volle glorie te bezichtigen.

Erik Swierstra
Werkgroep Historie Sloten-Oud Osdorp