Ondanks de hotelstop is Amsterdam weer een hotel rijker. De zeventiende-eeuwse Herberg De Rode Leeuw geeft zich bloot aan de Sloterweg.
Dylan Van Eijkeren – Het Parool – 29 januari 2021
Wat hebben Indiana Jones en de ruïnes van Pompeï gemeen met de Sloterweg? Exact: een enkele schop in de grond en de historische oudheden openbaren zich als voorjaarsbloemen.
Archeologen van de gemeente spitten, graven en delven sinds maandagochtend 4 januari in de grond van twee percelen aan de Sloterweg, ter hoogte van de nummers 711-715. Daar bevond zich een zogeheten verwachtingsgebied, een plek waarvan de archeologen van de gemeentelijke afdeling Monumenten & Archeologie op basis van kaarten en tekeningen vermoeden dat er historische overblijfselen zijn. Onder het maaiveld aan de zuidkant van de Sloterweg, zo was het vermoeden al bij de gemeentelijke archeologen, zouden zich weleens de resten kunnen bevinden van een oude herberg.
Het onderzoek kon worden gedaan omdat daar nieuwbouw is gepland. Nadat een aantal negentiende-eeuwse landarbeidershuisjes het veld had geruimd, groeven de archeologen twee proefsleuven. En jawel: daar dook Herberg De Rode Leeuw op, een zeventiende-eeuws etablissement. Uit de proefsleuven bleek dat het terrein rond 1600 voor het eerst moet zijn bebouwd, in eerste instantie met hout, waartoe rietmatten over het natte veen werden uitgerold.
Ruim een eeuw later maakte de houten herberg plaats voor een eenvoudig stenen pand, gefundeerd op hergebruikte dakpannen. Beide funderingen worden gezien als ‘ontzaglijk zwak’, maar dat heeft een lang leven van de herberg klaarblijkelijk niet in de weg gestaan. De kenmerkende vorm van het gebouw is terug te vinden op zeventiende- en achttiende-eeuwse kaarten en prenten, waarop het pand is aangeduid als Herberg De Rode Leeuw.
Thijs Terhorst (34), een van de drie gemeentelijke archeologen die sinds begin deze maand ‘in het veld’ aan de Sloterweg aan het werk is, zegt: “In de middeleeuwen, omstreeks de twaalfde eeuw, was de Sloterweg een ontginningsweg, een veendijk. Boeren ontwaterden de grond, zodat ze er gewassen konden verbouwen en veen konden ontginnen. Twee eeuwen later werd de Sloterweg vanwege het Mirakel van Amsterdam een pelgrimsroute. Dat er aan de noordkant van de weg oude boerderijtjes en herbergen hebben gestaan, wisten we wel, maar van de zuidkant wisten we niet veel. We hadden een tekening van een herberg en we hadden een kaart waarop bebouwing te zien was, maar wat zich er in de loop der eeuwen had afgespeeld, was niet helder.”
Historische verkoopaktes
Waar de herberg had gelegen, dat wisten de archeologen wel. Terhorst: “De vragen lagen meer bij de ouderdom, de inrichting van het terrein door de eeuwen heen en het gebruik door de herbergier en de kroeggangers.”
Waar zulk onderzoek overigens niet per se baat bij heeft, is dat namen en spellingswijzen aan de lopende band wijzigden en inconsequent werden gebruikt (zie ook het kader: ‘De Rode of De Roode Leeuw?’). Zo zagen de archeologen – die evenzeer halve cartografen zijn als noeste grondwerkers – op historische verkoopaktes dat er sprake was van een ‘Huis te Halfweg’ dat ‘halfweg Sloten’ lag, van een ‘Rode Leeuw’, alsook van een ‘Dronkemanshuisje’.
Terhorst: “De locatie hadden we van tevoren vastgesteld door oude kaarten uit het stadsarchief digitaal over de huidige topografie te leggen. We beginnen aan een opgraving met een bepaalde verwachting. Die toetsen we door eerst een proefopgraving te doen: klopt onze verwachting, hoe oud is de vindplaats, hoe diep liggen de verschillende bouwfases? Toen we meteen de juiste hoek troffen, zeiden we: nu pakken we door.”
Nu liggen er allerhande zaken bloot (al staat van vrijwel alles nog niets helemaal vast): twee rechthoekige panden, een stal, een waterplaats voor paarden, een kuilput, een waterput. Het hart van de herberg lijkt te worden gevormd door twee haarden, die vandaag nog uit de bodem steken – na het weekeinde verdwijnen ze onder het metersdikke ophogingszand van de daar geplande zelfbouwwoningen.
Terhorst en collega’s zullen hun veldwerk vanaf volgende week op digitale wijze voortzetten, de zogeheten uitwerkingsfase, waarbij hun interesse vooral uitgaat naar de indeling van een herberg uit die tijd, want daarover is weinig bekend. Voor Terhorst is al wel duidelijk dat het een ‘geïmproviseerd bouwsel’ betreft: destijds gemeengoed, maar geen architectonisch-kunstig paleisje.
Pijpjes, dobbelstenen, munten
In de zandvloer rond de twee haarden vonden de archeologen pijpjes, dobbelstenen en munten, waardoor ze vermoeden dat zich daar de gelagkamer bevond. Opvallend vindt Terhorst dat amper glaswerk is aangetroffen, maar dat is verklaarbaar: glas was duur. Tot nu toe is er geen aardewerken drinkgerei gevonden, wat erop kan duiden dat de vuilstortplaats elders moet zijn geweest.
De strategische ligging van de herberg, halverwege de Sloterweg, is bepaald geen toeval, vermoeden de archeologen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Herberg De Rode Leeuw lag pal buiten het gebied waar Amsterdam accijnzen kon heffen op het tappen en schenken van bier en wijn.
Terhorst: “Oorspronkelijk reikte dit gebied tot aan de stadsmuren. Handige ondernemers zorgden ervoor dat passanten en buurtbewoners goedkoper konden drinken.” De stad Amsterdam liep zodoende inkomsten mis en breidde in 1539 het accijnsgebied uit tot ‘Halfweg Sloten’; De Rode Leeuw bevond zich net aan gene zijde van de alcoholaccijnsgrens.
Overigens is de term herberg wellicht wat misleidend voor wat De Rode Leeuw echt was: een dranklokaal waar reizigers en drinkers eventueel de nacht konden doorbrengen. Dat blijkt ook uit de latere naamswijziging van de nering: eind achttiende eeuw werd de kroeg overgenomen en herdoopt in het ‘Dronkemanshuisje’. In 1811 heette de uitspanning nog steeds zo; al met al heeft op deze plek aan de Sloterweg ruim tweehonderd jaar een herberg gestaan.
Wanneer volgende week zand zal worden gestort, duikt de herberg weer even schielijk onder als ze nu prudent is blootgelegd, maar dat staat verder onderzoek niet in de weg. Door middel van tekeningen en foto’s wordt de herberg in drie dimensies virtueel herbouwd, en gaat het onderzoek vanachter het bureau verder. Dat zal maximaal nog twee jaar in beslag nemen, zegt Terhorst. “We maken er echt een mooi verhaal van, van zo’n eindrapport.”
Nog even geduld dus, totdat we te weten komen hoe een herberg op het Amsterdamse platteland er vierhonderd jaar geleden uitzag, hoeveel gasten er konden overnachten, wat de drinkers dronken en wat de rokers rookten, welk dobbelspel de passanten beoefenden en hoeveel munten ze al doende in de zandvloer verloren.
De Rode of Roode Leeuw?
De deze maand aan de Sloterweg opgedoken Herberg De Rode Leeuw zal menig Amsterdammer even uit evenwicht hebben gebracht: ken ik niet al een Rode Leeuw? Dat zit er dik in: aan het Damrak huist sinds 1911 Brasserie De Roode Leeuw, dat in een of andere vorm, van herberg tot koffiehuis, zelfs al sedert 1454 bestaat – en dus in zekere zin ouder is dan de herberg in Sloten. Oprichter en eerste tapper was Simon Pietersz, die destijds het pand pachtte van priester Jan Damaesz.
Dat de nu gevonden, iets jongere Rode Leeuw met één o en niet twee o’s wordt gespeld, is te danken aan archeoloog Thijs Terhorst, die op oude kaarten onvolledige woorden aantrof, zoals Ro en Leeu. “Ook was de spelling indertijd nog niet zo consequent als nu.” Daarom houdt hij de hedendaagse spelling aan.
Van: www.parool.nl/ps/schatgraven-straks-verdwijnt-deze-17de-eeuwse-herberg-onder-nieuwbouw