De teller staat al op 45.343 euro! Dat is 90% van het bedrag dat we nodig hebben. Doet u ook mee met een riks? Dat kan op rekening NL66 INGB 0005 6592 67 van de Vrienden van Stadsherstel o.v.v. Politiebureau.
Het gaat heel goed met de crowdfunding
Bent u al langs geweest om de cel te bewonderen? Kom vooral een kijkje nemen! Meer informatie over de actie en allerlei leuke achtergrondverhalen leest u op de site www.mijnstadsherstel.nl.
De geschiedenis van het Slotense Politiebureautje, dat gebouwd is in 1866, gaat uiteraard ver terug. Thomas de Klerk (geboren 1892) was van 1921 tot 1947 veldwachter op Sloten. In die tijd ging de politie wel heel anders om met rotzooitrappers vertelde hij toen hij in 1982 geïnterviewd werd door Joop Offringa voor een artikel in het Amsterdams Stadsblad . De Slotense kroegen trokken veel lastig publiek. “Vooral de zaterdag- en zondagnachten waren rumoerig. Dronken boeren en arbeiders, die liepen te zwalken op straat, haalden regelmatig een nat pak.
Ze liepen letterlijk in zeven sloten tegelijk
Als de kroegen uitgingen, was het natuurlijk vechten om een meid. Toch heb ik nooit mijn pistool hoeve trekken. Ondanks het feit dat sommigen heel wat mans waren en ik twee keer wel degelijk met gewapenden te doen had. Je gummistok kon je zo pakken, dat was makkelijker. Of ik greep ze gewoon. Ik gaf ze als dat nodig was goed op de sodemieter.
Ik kende die grepen: de linker hand op de rug, dan effe heen en weer schudden en knijpen. Dan mochten ze in het ‘hok’ hun roes uitslapen of wat ‘afkoelen’ na een ruzie. Als ze op de brits lagen, sloot ik het hok af. Als het weer rustig was, ging ik thuis slapen. De volgende ochtend mochten ze dan met een waarschuwing meestal weer naar huis.”
Voor Slotenaren stond Thomas de Klerk gelijk aan een vertrouwensman. “Ik was net een Jantje van Alles”. Naast ordehandhaving hield De Klerk zich ook bezig met het in orde maken van rijbewijzen, trouwpapieren en de formaliteiten rond de Wegenbelasting. “Ik kende in Haarlem en Amsterdam wel een paar ‘kruiwagens’ die de zaken afdoende regelden.” Het handhaven van de openbare orde bleef uiteraard zijn belangrijkste bezigheid. Op een zondag waren er wel eens 40 tot 50 raddraaiers. Dan dacht ik: “Tooms, rotzooi op het dorp. Even het dure pak aan en met de lat er erover heen. Het waren vaak Jordanezen, die rotzooi kwamen trappen op het dorp.”
Tamar Frankfurther
Uit: de Westerpost van 16 augustus 2017.