Deze week verschijnt een boekje van Paul Kroes over de geschiedenis van zijn ouders op de boerderij Vrederust.
In 1955, een jaar voor zijn geboorte, werden zijn ouders op bruuske wijze weggestuurd van de boerderij, met 6 kinderen stonden ze op straat, ze zijn later komen te wonen aan de Osdorperweg 517, op het hoekje met het Laagte. Onmin met de eigenaar had gezorgd voor dit drama, dat zich afspeelt in de schaduw van de stadsuitbreiding. Het boekje is gebaseerd op gesprekken met zijn moeder, die, op hoge leeftijd, in Badhoevedorp woont.
Cornelis van Eesteren wilde de uitbreiding van Amsterdam in een strak patroon vormgeven, hetgeen, mijn inziens, tot uiterst saaie plattegronden en wijken heeft geleid, en waarbij voor de bestaande bebouwing, van grote cultuurhistorische- en belevingswaarde geen plaats was. Op deze wijze is onnodig veel schoonheid verloren gegaan, en onderscheidt Amsterdam zich nauwelijks van andere steden waar ook de stadsuitbreiding complete kaalslag van het omringende land betekende.
Wat de sloop van boerderijen extra wrang maakte, naast dat de woningnood van betrokkenen erdoor verergerde en acuut werd, dat de grond vaak nog tientallen jaren braak bleef liggen. Kom je nu op de Osdorperweg ter hoogte van Tussenmeer, dan zie je een brede groenstrook met karakterloze begroeiing, waar nog genoeg ruimte is overgebleven voor behoud van Vrederust, Hoogerwerf (Genève Hoeve) en De Batterij. Daar was de splitsing met de Uitweg die in een mooie boog naar de Haarlemmerweg liep, omzoomd met een tiental boerderijen waar bijna aan het einde een boerderij ‘Vredelust’ geheten was.
Hoeveel vormrijker was onze omgeving gebleven en hoe makkelijker was de geschiedenis nog af te lezen geweest. Zo’n batterij bijvoorbeeld, spreekt toch tot de verbeelding. Dichter bij Sloten lag er nog een, daar worden momenteel 4 huizen op gebouwd, en zie je aan de vorm en het verschil in waterpeil dat hier iets bijzonders moet zijn geweest. Hoe makkelijk was deze eigenaardigheid ook vlak geschoven en een dikke laag zand erover. Nu nog eens die brug naar het dorp, dat de organische gegroeide verbinding wordt hersteld.
Van Cornelis van Eesteren wordt verteld dat hij graag de natuur inging, elk voorjaar naar het Gein om de schoonheid van de bloei van de dotterbloemen te bekijken. Hem wordt een grote visie toegeschreven aangaande de uitbreidingsplannen van Amsterdam, maar geconstateerd moet worden dat hij ook een grote blinde vlek heeft gehad voor de schoonheid en troost van het oude cultuurlandschap van de voormalige gemeente Sloten. Het ergst is dat tot uiting gekomen ten aanzien van Sloterdijk, dat van een aantrekkelijk en bijzonder dijkdorp is veranderd in troosteloos kantoorlandschap met snelweg.
Een ernstige tekortkoming van degene die zoveel macht was toebedeeld om de toekomst vorm te geven. Hier deed zich juist de mogelijkheid voor om de kool en de geit te sparen, wat maar zelden kan. Er was ruim voldoende oppervlakte leeg polderland om de nieuwe stad te realiseren, terwijl de historische wegen en dorpen met de karakteristieke bebouwing bewaard konden worden.
Er was zoveel ruimte dat men zich er aan heeft vertild. Om wat van de oude schoonheid en rijkdom terug te winnen blijft herstelwerk, waar dat mogelijk is, dan ook geboden.
Informatie ontleend aan Het Parool 18/11/2014 en het boek Ruimzicht, Boerderijen onder het zand van Amsterdam Nieuw-West van Marja van der Veldt (2003).
Uit: de Westerpost van 26 november 2014.