Dodenherdenking aan de Osdorperweg

Afgelopen zondag, 4 mei, kwamen een honderdtal mensen en kinderen van scouting bijeen aan de Osdorperweg bij het herdenkingsmonument voor Petrus Bierman en Jan Kars. Zij staan symbool voor het onrecht en het lijden van de oorlog en bezetting. Om half acht werd het verkeer stilgezet, het viel op dat het toch al tamelijk rustig was op straat, waarna iedereen zich voor het monument opstelde.

Namens de Dorpsraad Sloten Oud-Osdorp hield Ray Kentie een persoonlijk getinte toespraak waarin hij benadrukt wat een blijvende last deze periode is geweest voor degenen die hem meegemaakt hebben. Zijn recent overleden vader droeg de herinnering mee in de vorm van een oorlogsfoto in zijn portefeuille.

Kinderen droegen eigen verzen voor over vrijheid en verdraagzaamheid.

Dominee Bakker sprak aangrijpend over het leed dat onze joodse stadsgenoten is aangedaan, en andere slachtoffers. Speciaal memoreerde hij het lot van de joodse kinderen, waar door dapper ingrijpen enkelen konden worden gered van vernietiging en ondergang. Sommigen zo klein dat ze in een boodschappentas ongezien konden ontsnappen aan vervolging. Hij benadrukte het belang van vrede en gelijkheid in Europa om herhaling van deze gruwelen te voorkomen, en riep op om met deze gedachte in het achterhoofd met trots een stem uit te brengen op 22 mei.

Besloten werd met een op trompet geblazen “last post”, waarna twee minuten stilte in acht werd genomen. Op deze bijzondere plek hoor je de merels zingen, vliegen de boerenzwaluwen in het rond, en dartelen lammetjes in de wei. Kijk je een beetje door de wimpers dan is Amsterdam ver weg.

Tot besluit werden twee coupletten van het Wilhelmus gezongen onder begeleiding van de trompet.

Naar aanleiding van de aankondiging vorige week ontving ik van een voorganger die deze rubriek verzorgd heeft, nadere informatie over de twee mannen die op het gedenkteken herdacht worden. Het is in 2006 al eens afgedrukt in de Westerpost, maar het is zoals in het gedicht van Leo Vroman wordt gesteld:

kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

Het kan best weer een keer verteld worden want het grijpt steeds aan.

Als u dan weer eens het monument aan de Osdorperweg passeert heeft u een beeld bij de namen van deze twee jonge mannen.

Piet ‘Bulletje’ Bierman

In een katholiek gezin, van 12 kinderen, wordt op 8 december 1914 Petrus Bierman geboren, die Piet wordt genoemd. Met de 85-jarige Thijs Bierman had ik in 2005 een gesprek. In 2006 komen hij en zijn vrouw de foto brengen die u bij dit artikel aantreft. Er zit 66 jaar tussen, maar de levende link met het verleden is 20 centimeter van mij verwijderd. “Mijn broer en ik hebben de lagere school afgemaakt, en daarna moesten we werken. Piet en ik hebben veel samen gewerkt, in de sloop. Op de fiets heen en terug naar Edam, een oud klooster slopen, dat was onze laatste klus. Mijn broer was heel sterk en stevig gebouwd, zijn bijnaam was Bulletje (stier). Hij had wel bij de marechaussee gewild, maar daar was hij een centimeter te klein voor. Toen kwam hij voor zijn nummer in het leger. Korporaal was hij. Gelegerd bij vliegveld Valkenburg, tussen Wassenaar en Katwijk, kwam hij vaak ’s avonds even thuis, op de motor. Dat mocht eigenlijk niet, maar ja, hij kwam toch even.

Op 9 mei was hij ’s avonds ook thuis, toen het gerucht door het dorp ging dat er wat ging gebeuren. Hij is meteen weer terug gegaan. In de vroege ochtend van 10 mei bombarderen de Duitsers het vliegveld, en mijn broer heeft een granaat in zijn gezicht gekregen, einde verhaal. Het was een leuke vent, harde werker, kon heel goed dansen, en was net een half jaar getrouwd. We hebben een sigarettenkoker en een horloge terug gekregen, dat was alles wat er nog was.”

‘Rooie’ Jan Kars

“Jan Kars woonde bij zijn opoe, ook op de Osdorperweg. Ze waren protestant, en dus een beetje een uitzondering daar. Het was een geweldige kerel, lang en mager, met vuurrood haar en blauwe ogen en altijd in voor een geintje. Een gouden vent, is bij de marechaussee gegaan.” Als de Duitsers op 10 mei Nederland binnen vallen, proberen ze de instellingen die Nederland besturen te nazificeren, overal Duitsland gezinde politieagenten, bij ministeries worden ambtenaren vervangen en ook de marechaussee komt aan de beurt. Vooral bij deze laatste groep lukt het nazificeren maar gedeeltelijk. Veel marechaussee in oorlogstijd dienden het Duitse gezag, terwijl ze zich in werkelijkheid bezig hielden met verzetsactiviteiten. Voor verzetsgroepen waren ze een belangrijke factor. De marechaussee had een wijd vertakt netwerk en wist de wegen om aan wapens te komen. Jan Kars zit in West-Zeeuws-Vlaanderen. Terwijl hij voor het oog meewerkt aan de Duitse overheersing, zit hij in werkelijkheid in het verzet. Hij begint met het rondbrengen van illegale bladen, en het ophalen van giften ter ondersteuning van het verzetswerk.

Hij doet dit werk vooral in KP verband, dat stond voor ‘Knok Ploeg’. In Zeeland is dan al langere tijd een knokploeg actief onder leiding van P. de Winde, alias ‘Gentil’. Deze aast op een overval van het distributiekantoor in Oostburg, een dankbaar doelwit. Er konden immers zowel identiteitspapieren als bonnen bemachtigd worden. Het overvallen van het distributiekantoor in Oostburg loopt echter steeds stuk op het niet hebben van hulp van binnen uit.

Dan komt het bericht dat een marechaussee, genaamd Jan Kars, wil meewerken. De overval is succesvol en daarna duikt Kars onder, met de schuilnaam ‘Simon’. De geallieerden rukken op, en Jan Kars is belast met het bewaken van de plaatsen waar wapens gedropt worden vanuit geallieerde vliegtuigen. In oktober 1944 wordt Zeeland door de Canadezen bevrijd. Op 20 oktober 1944 zit Jan Kars in een boerderij waar zich 80 evacués bevinden. De Duitsers en de Canadezen schieten over en weer zoveel geschut af, dat er gevreesd wordt voor het leven van de mensen in de boerderij. Jan Kars gaat met twee anderen op weg naar de geallieerden, om hen te waarschuwen dat ze de boerderij moeten sparen.

Op de weg tussen Waterlandkerkje en Oostburg wordt ook hij door een granaat gedood. De twee anderen overleven de aanval en ontdekken dat ze zich nog maar enkele meters van de Canadezen bevinden. Hij had het bijna gered. Zo gaf hij zijn leven niet alleen in het verzet, maar ook om 80 anderen te redden. Hij is 25 jaar als hij sterft en is herbegraven op het Ereveld in Loenen. In Oostburg is er een straat naar hem vernoemd.

Thera van Homeyer

Uit: de Westerpost van 7 mei 2014.