Toen de vier Vrije Geer-ooievaars ruim vijf weken jong waren, kregen ze in juni een ring rond hun poot. Nu kunnen zij alle vier hun leven lang gevolgd worden ten behoeve van onderzoek. De afgelopen tijd kreeg ik een paar vragen waar u wellicht ook mee rondloopt. Bij deze daarom nog even wat extra informatie.
“Hoe kon het dat de jonge ooievaars zo tam bleven liggen?”, was zo’n vraag. Antwoord: Het is hun overlevingsstrategie. Zodra er acuut gevaar is (lees: mens!) houden ze zich schijndood. Op die manier zijn ze voor hun jagers niet langer interessant, omdat je nu eenmaal niets hebt aan een ‘dooie’ ooievaar (denken ze). Dat dit voor ons mensen juist handig is, omdat ze zo gemakkelijk en zonder gedoe geringd kunnen worden, komt niet op in hun ooievaarsbrein!
Gewichten en maten
Ook zijn Westerpost-lezers geïnteresseerd in hoe groot die kleuterooievaars toen waren. Hier nog even bondig alle cijfers op een rijtje: Onze ooievaars kregen de ringnummers 4E/01 tot met 4E/04. Eén vogel was duidelijk kleiner dan zijn drie broers/zussen. Het geslacht van ooievaars wordt pas na twee jaar zichtbaar – eerder hebben ze die ‘ballast’ niet nodig… De vleugellengte van de vier varieerde tussen de 275 en 365 mm; de snavels tussen 78 en 98 mm; de kop-snavellengte tussen 145 en 179 mm en de tarsus tussen de 151 en 192 mm. De kleinste woog 2650 gram en de zwaarste bijna een kilo meer: 3620 gram!
Beheergroep Natuurpark Vrije Geer, Tamar Frankfurther
Uit: de Westerpost van 13 juli 2016.