Deze gedachte, door Potgieter verwoord, komt bij je op als je op de Sloterweg staat bij het Christoffel Plantijnpad en je ziet het witte huisje dat rondom in het groen staat.
Tegenover Zomerlust, de boerderij van Jan Rijnierse. Dit arbeidershuisje heeft uit drie woningen bestaan, respectievelijk nr. 711, 713 en 715.
Dat zal de bewoners niet al te veel woonruimte verschaft hebben, maar enigszins zal dit gecompenseerd zijn door een ruim achtererf op het zuiden. Dat ruime erf heeft bij de gemeente of het stadsdeel de gedachte doen postvatten dat hier wel een aantal zogenaamde vrije kavels te maken zouden zijn.
We kunnen nu langzaamaan zien wat dit betekent, nu de bebouwing van het terrein van de voormalige politieschool vorm begint te krijgen. Veel losstaande huisjes bij elkaar dat sterk de indruk van een vakantiepark maakt.
Meestal wil de projectontwikkelaar meer dan dat er ruimte is. Niet alleen de overheid, ook particulieren weten er weg mee. Een goed voorbeeld hiervan is natuurlijk ook het erf van boerderij Zomerlust waarop 7 woningen zijn gebouwd, waar 2 schuren en een hooiberg stonden. Op z’n Amsterdams gezegd wordt dat uitponden genoemd, een fenomeen waar deze stad goed mee bekend is.
Op de plek waar de politieschool stond kan je wel spreken van vooruitgang, er waren hier in het geheel geen cultuurhistorische waarden in het geding.
Maar het witte huis is nu juist een van de meest authentieke van de Sloterweg. De geschiedenis gaat hier ver terug. Als in 1636 de Riekerpolder wordt ontwikkeld wordt aan de zuidzijde van de Sloterweg een uitspanning genaamd De Roode Leeuw gebouwd. In die tijd was er alleen bebouwing aan de noordzijde van de Sloterweg.
Op een kaart van 1675 staat deze vermeld, en op een tekening van 1791 is de herberg goed te zien. Bescheiden van afmeting, direct gelegen aan de Sloterweg. De molensloot loopt juist achter het perceel om met een boog naar de Sloterweg, zodat hier geen wegsloot aanwezig is. Een kenmerkend detail dat op kaarten uit die tijd goed te zien is. Heden ten dage is die molensloot die in directe verbinding stond met de wetering van de Riekermolen, nog deels aanwezig, echter op vele buurpercelen gedempt om ruimte te winnen.
Na de Franse tijd vinden we geen vermeldingen van de herberg meer op kaarten. Ik meen wel eens gelezen te hebben dat dit etablissement niet bepaald gunstig bekend stond en dus wellicht na ruim een eeuw over z’n houdbaarheid heen was.
Volgens mondelinge overleveringen is er in het huidige huis een soort kelder die nog met de herberg De Rode Leeuw te maken heeft.
Duidelijk is dat het hier dus niet om zomaar een arbeidershuisje gaat, dat niet monumentaal geacht wordt, maar dat hier gaat om een waardevol cultuurhistorisch element van de historische Sloterweg. De Sloterweg is in de vorige eeuw schandalig en onnodig aangerand, nu moet eerst eens goed nagedacht worden alvorens er iets gebeurt. De gemeentelijke planologen denken vaak dat zij alles kunnen bedisselen en zich niets gelegen laten aan wat betrokken burgers vinden.
Navraag bij het kadaster naar de eigendomsakte liet evenwel zien dat nog allerminst duidelijk is of dit perceel Sloterweg 711-715 wel bezit van de gemeente is. Weliswaar is in de jaren dertig door de crisisomstandigheden door de gemeente veel grond opgekocht, voor weinig, dus dat zal hier ook wel het geval zijn, maar duidelijk bewijs van waaruit gemeentelijke eigendom blijkt is er nog niet zwart op wit.
Hopelijk treed de overheid in overleg met de dorpsraad om plannen met elkaar af te stemmen tot behoud van de belevingswaarde van de Sloterweg, waarbij niet geldelijk gewin voorop staat, maar de beste maatschappelijke waarde.
Nico Jansen
Uit: de Westerpost van 2 september 2015.